100% tevredenheidsgarantie Direct beschikbaar na je betaling Lees online óf als PDF Geen vaste maandelijkse kosten 4.2 TrustPilot
logo-home
Samenvatting

Samenvatting Alle theorie voor je eindexamen AK!

Beoordeling
-
Verkocht
2
Pagina's
23
Geüpload op
06-05-2021
Geschreven in
2020/2021

Ik heb alle theorie samengevat van eXamengevat, kort maar te begrijpen. In plaats van 173 blz. 23 blz.











Oeps! We kunnen je document nu niet laden. Probeer het nog eens of neem contact op met support.

Geschreven voor

Instelling
Middelbare school
School jaar
6

Documentinformatie

Heel boek samengevat?
Ja
Geüpload op
6 mei 2021
Aantal pagina's
23
Geschreven in
2020/2021
Type
Samenvatting

Onderwerpen

Voorbeeld van de inhoud

Domein B: Wereld
2.1: Globalisering:
• Globalisering: Het figuurlijk kleiner worden van de wereld, door verbindingen die dichterbij elkaar
komen te liggen.
 Hoeveelheid vliegtuigen treinen etc. Deze verbindingen ontwikkelen zich.
• Global village: de wereld wordt een soort dorp, iedereen kent elkaar en je weet waar alles is.

Economische globalisering:
Door handel (export en import) is de wereld economisch met elkaar verbonden.
• Kapitaalstromen: bewegingen van geld tussen landen, ontstaat door handel.
• Internationale arbeidsverdeling: landen specialiseren zich op een deel van de productieketen.

• Wereldtriade: tot 1970 hielden Europa, Noord-Amerika en Japan de wereldeconomie draaiende, hier
vond de meeste handel plaats.
 Het exportpakket van de wereldtriade bestaat uit waardevollere producten dan tussen armere landen.
 Landen buiten de triade hadden weinig kans op economisch te bloeien door, kennis en geld ontbrak
waardoor grondstoffen minder waard zijn, ze zijn minder goed bewerkt.

Verandering: exportwaarde van de industriële goederen nam toe.
- Er worden meer aardolieproducten verwerkt, bijv. voor telefoons.
- Triadelanden verplaatsten hun fabrieken naar lagelonenlanden.
 Zie je vooral in de BRICS-landen, (Brazilië, Rusland, India, China, Zuid-Afrika). Dit zijn nieuwe de
industrielanden.

De Europese landen hadden de belangrijkste handelsstromen, hadden vroeger kolonies die werden
gebruikt voor grondstoffen. Na de onafhankelijkheid moesten ze zichzelf ontwikkelen.

Vooral op Noordelijk halfrond waren de landen verder ontwikkeld.
• Zuid-Zuidinvesteringen: landen op het Zuidelijk halfrond investeren in elkaar, daar hebben zij de
Noordelijke landen niet meer voor nodig.
• Unie van Zuid-Amerikaanse Naties (UZAN): voorbeeld.

• Wereldhandelsorganisatie (WTO): stimuleert handel in de wereld en zorgt ervoor dat alle landen mee
kunnen doen aan de wereldhandel.

• Multipolaire wereld: veel verschillende gebieden in de wereld zijn bepalend voor de wereldeconomie.

Culturele globalisering:
• Culturele globalisering: in aanraking komen met verschillende culturele invloeden uit andere delen van
de wereld. Het verbonden raken van verschillende culturen.
• Cultuurgebieden: gebieden waar de inwoners allemaal dezelfde/vergelijkbare cultuur hebben.
 Bepaald door religie, taal.

• Identiteit: bepaald door plek waar je geboren bent, taal die je spreekt, plaatsen en mensen waarmee je
in aanraking komt.

Door globalisering komen cultuurgebieden en regionale identiteit in gevaar.
• Amerikanisering: Amerikaanse invloeden zichtbaar over de hele wereld. (Vorm van diffusie)
• Diffusie: het verspreiden van cultuurelementen over de hele wereld.
• Lingua franca: een dominante taal in de wereld.
• Europeanisering: verspreiding van Europeaanse cultuurelementen over de wereld, tijdens het
kolonialisme.

,Politieke globalisering:
• Geopolitiek: de rol van landen in de politieke situatie van de wereld.
 Tegenover elkaar zetten van de belangen laat de geopolitieke situatie zien.

• Kolonialisme: overheersing van voornamelijk Europese landen in de wereld.
 Werd aangedreven door imperialisme: de wil om landen te veroveren voor een sterkere machtspositie
• Dekolonisatie: het proces waarbij landen onafhankelijk werden.

Eerst was de politiek voor binnen een staat en erkende grenzen, maar door globalisering werken
staten/landen samen in bijv. EU of VN.
• Burger: mensen die onderdeel uitmaken van een samenleving.
 Door globalisering komen mensen in aanraking met andere invloeden en voelen mensen zich niet per
se burger van een land, maar misschien een wereldburger.
- Toenemende wereldhandel.
- Toenemende migratiestromen.

• Transnationaal netwerk: een samenwerking van meerdere landen
• Mondiaal netwerk: als er mondiale afspraken worden gemaakt.

• Blokvorming: als landen zoveel samenwerken dat ze een soort blok vormen.
 Kan economisch (EU), militair (koude oorlog)

• Anders-globalisten: zijn tegen globalisering, omdat het voor ongelijkheid zorgt.
 Alleen landen die meedoen met globalisering hebben profijt, de rest wordt armer.
 Een beslissing mag alleen gemaakt worden als het niet ten koste gaat van de natuur, economie mag
niet centraal staan.
 Regionalisme: gebieden die hun eigen culturele identiteit willen laten bestaan, niet in aanraking
komen met wereldwijde invloeden. (Brexit is ook een roep naar regionalisme.)

2.2: Globalisering in verschillende gebieden:
Tot eind 20ste eeuw alleen gesproken van rijke en arme gebieden.
- Rijk/centrum: hebben wereldsteden en hoogwaardige voorzieningen.
- Arm/periferie: geen wereldsteden en hoogwaardige voorzieningen.
 Door groeiende economieën is er een ontwikkeling van landen die van periferie naar centrum gaan:
semi-periferie.
 Arme landen hebben weinig te zeggen met eenzijdig exportpakket, als een land duur wordt gaat
centrum ergens anders heen. Rijke landen dumpen overschotten (goedkoop verkocht), concurreren lokale
boeren weg.

Binnen een land:
- Centrum: economische activiteiten (randstad).
- Periferie: noord-Friesland, achterhoek, Zuid-Limburg.

• Fragmentarische modernisering: effect waarbij enkele gebieden van een land profiteren van
vernieuwingen.
 Globalisering kan niet in alle gebieden van een land plaatsvinden, andere gebieden blijven achterlopen.
 Kan binnen een sector.
- Regionale ongelijkheid: ongelijkheid binnen regio’s in een land. De economische staat nu en
kansen om economisch te groeien.
- Sociale ongelijkheid: ongelijke verdeling over personen of groepen of ongelijke kansen, kan
tussen en binnen regio’s.

, • Backwash-effecten: verlies van kennis en investeringen vanuit de periferie aan het centrum.
 Hoogopgeleiden gaan naar het centrum, mensen met kennis vertrekken, negatief gevolg van
globalisering in periferie.
• Spread-effecten: wanneer periferie profiteert van de economische groei in het centrum.
 Meer geld kan geïnvesteerd worden in arme gebieden, bedrijven uti het centrum vestigen zich in
periferie.

2.3: De rol van technologische ontwikkeling:
• Tijd-ruimtecompressie: de tijd nodig om iets te verplaatsen.
• Relatieve afstand: afstand in tijd, door betere infrastructuur is de relatieve afstand afgenomen.
• Absolute afstand: uitgedrukt in kilometers, dit blijft hetzelfde.

• Absolute ligging: de precieze ligging van een plaats, uitgedrukt in het graadnet.
• Relatieve ligging: uitgedrukt ten opzichte van geografische locaties (steden, rivieren, gebergtes, zeeën).

• Transporttechnologie: alle vormen van infrastructuur die transport hebben verbeterd.
• Transportnetwerk: gebieden die goed met elkaar verbonden zijn door infrastructuur.

• Informatietechnologie: infrastructuur van een digitaal wegennet.
 Is de afgelopen jaren sterk verbeterd, de wereld wordt relatief kleiner.

2.4: De geschiedenis van de globalisering:
Globalisering tot 1970:
Eerste vorm van globalisering was kolonialisme.

Globalisering na 1970:
Er is een wereldeconomie, waar niet alleen meer de triade aan meedoet, maar ook de BRICS-landen.
• Pacific rim: veel steden aan de grote oceaan die veel economische groei hebben gehad.

• Uitschuiving: Producten worden gemaakt in lagelonenlanden  een nieuwe internationale
arbeidsverdeling.
• Productieketen: verdeling van onderdelen van een product  is internationaal geworden.
• Global shift: niet alleen West-Europa en de VS zijn de economische zwaartepunten er gaan telkens meer
gebieden meedoen.

2.5: Landen en regio’s in de wereld met elkaar vergelijken:
Nieuwe economieën groeien op jaarlijkse basis harder dan de triade. Ze worden nog niet ingehaald qua
positie van de economie.

Demografische dimensie:
Bevolkingskenmerken, wordt vaan uitgelegd aan de
hand van demografisch transitiemodel.

- Geboortecijfer: aantal geboortes per 1000
inwoners per jaar.
 Groter in armere landen door: weinig
voorbehoedsmiddelen, kindersterfte,
kinderen kunnen werken.
- Sterftecijfer: aantal sterfgevallen per 1000 inwoners.
 Hoger in arme landen: slechte gezondheidszorg.
- Bevolkingsgroei: Natuurlijk (geboortecijfer hoger dan sterftecijfer). Of migratie.
- Natuurlijke aanwas: natuurlijke bevolkingsgroei. (Geboortecijfer – sterftecijfer).
- Totale bevolking: emigratie en immigratie.
€5,48
Krijg toegang tot het volledige document:

100% tevredenheidsgarantie
Direct beschikbaar na je betaling
Lees online óf als PDF
Geen vaste maandelijkse kosten

Maak kennis met de verkoper
Seller avatar
caricekr

Maak kennis met de verkoper

Seller avatar
caricekr Universiteit Utrecht
Bekijk profiel
Volgen Je moet ingelogd zijn om studenten of vakken te kunnen volgen
Verkocht
2
Lid sinds
4 jaar
Aantal volgers
1
Documenten
4
Laatst verkocht
6 maanden geleden

0,0

0 beoordelingen

5
0
4
0
3
0
2
0
1
0

Waarom studenten kiezen voor Stuvia

Gemaakt door medestudenten, geverifieerd door reviews

Kwaliteit die je kunt vertrouwen: geschreven door studenten die slaagden en beoordeeld door anderen die dit document gebruikten.

Niet tevreden? Kies een ander document

Geen zorgen! Je kunt voor hetzelfde geld direct een ander document kiezen dat beter past bij wat je zoekt.

Betaal zoals je wilt, start meteen met leren

Geen abonnement, geen verplichtingen. Betaal zoals je gewend bent via iDeal of creditcard en download je PDF-document meteen.

Student with book image

“Gekocht, gedownload en geslaagd. Zo makkelijk kan het dus zijn.”

Alisha Student

Veelgestelde vragen