Transport in en uit de cel
Een cel heeft ook stoffen nodig uit de eigen omgeving en geeft ook stoffen af. De omgeving buiten de
cel word extracellulaire ruimte genoemd. De omgeving binnenin de cel wordt intracellulaire ruimte
genoemd. Water en gassen kunnen ongehinderd de cel binnen komen, je noemt dit dan passief
transport. Stoffen die niet zomaar binnen kunnen komen, moeten worden getransporteerd. Dit
noem je actief transport.
Passief transport
Passief transport is gebaseerd op twee natuurkundige processen: diffusie en osmose. Diffusie is de
beweging van deeltjes van een plaats waar de deeltjes in hoge concentratie voorkomen, naar een
plaats waar de concentratie laag is. Osmose houd in dat wanneer moleculen groter zijn dan de
gaatjes waar ze doorheen kunnen achterblijven en andere, kleinere, moleculen wel doorlaten. Alles
binnenin de cel kan je beschouwen als half doorlaatbare vliezen, alleen hele kleine moleculen
kunnen er doorheen. hoe snel stoffen de cel in en uit gaan heeft te maken met de concentratie van
de stoffen, als het concentratieverschil hoger is verloopt het transport ook sneller. Via de
membraanporiën kunnen ook bepaalde stoffen binnen komen, eigen stoffen.
Actief transport
Er bestaan verschillende typen actief transport: de enzymatische pomp en het blaasjestransport.
Enzymatische pomp: hierbij wordt het te vervoeren deeltje met behulp van een enzym door de
celmembraan gebracht, wanneer het deeltje door de celmembraan is gebracht word hij losgelaten.
Het enzym blijft op dezelfde plek, maar laat alleen deeltjes door.
Blaasjestransport: hierbij stulpt de celmembraan om de te vervoeren stof heen en vormt een blaasje.
Hierdoor kunnen de deeltjes naar binnen. Dit type blaasjestransport wordt endocytose genoemd.
Wanneer het om een vaste stof gaat die vervoert moet worden wordt het fagocytose genoemd en
wanneer het een vloeistof is wordt het pinocytose genoemd. Wanneer er stoffen van binnen de cel
naar buiten moeten worden gebracht word het exocytose genoemd.
Een cel heeft ook stoffen nodig uit de eigen omgeving en geeft ook stoffen af. De omgeving buiten de
cel word extracellulaire ruimte genoemd. De omgeving binnenin de cel wordt intracellulaire ruimte
genoemd. Water en gassen kunnen ongehinderd de cel binnen komen, je noemt dit dan passief
transport. Stoffen die niet zomaar binnen kunnen komen, moeten worden getransporteerd. Dit
noem je actief transport.
Passief transport
Passief transport is gebaseerd op twee natuurkundige processen: diffusie en osmose. Diffusie is de
beweging van deeltjes van een plaats waar de deeltjes in hoge concentratie voorkomen, naar een
plaats waar de concentratie laag is. Osmose houd in dat wanneer moleculen groter zijn dan de
gaatjes waar ze doorheen kunnen achterblijven en andere, kleinere, moleculen wel doorlaten. Alles
binnenin de cel kan je beschouwen als half doorlaatbare vliezen, alleen hele kleine moleculen
kunnen er doorheen. hoe snel stoffen de cel in en uit gaan heeft te maken met de concentratie van
de stoffen, als het concentratieverschil hoger is verloopt het transport ook sneller. Via de
membraanporiën kunnen ook bepaalde stoffen binnen komen, eigen stoffen.
Actief transport
Er bestaan verschillende typen actief transport: de enzymatische pomp en het blaasjestransport.
Enzymatische pomp: hierbij wordt het te vervoeren deeltje met behulp van een enzym door de
celmembraan gebracht, wanneer het deeltje door de celmembraan is gebracht word hij losgelaten.
Het enzym blijft op dezelfde plek, maar laat alleen deeltjes door.
Blaasjestransport: hierbij stulpt de celmembraan om de te vervoeren stof heen en vormt een blaasje.
Hierdoor kunnen de deeltjes naar binnen. Dit type blaasjestransport wordt endocytose genoemd.
Wanneer het om een vaste stof gaat die vervoert moet worden wordt het fagocytose genoemd en
wanneer het een vloeistof is wordt het pinocytose genoemd. Wanneer er stoffen van binnen de cel
naar buiten moeten worden gebracht word het exocytose genoemd.