Biologie h4 samenvatting Sanne Valckx
Basisstof 1.
Menselijke lichaamscel:
- 23 paar chromosomen (2n= 26)
- Diploïde cel
Gameten (=geslachtscel)
- Haploïd
- Bevatten enkelvoudig stel chromosomen (n=23)
DNA:
- Bevat de informatie voor de erfelijke eigenschappen van een levende cel.
- Een nucleïnezuur dat is opgebouwd uit 2 ketens van aan elkaar gekoppelde nucleotiden.
Genoom: het geheel aan erfelijke informatie in een cel van een organisme. Alle cellen van een
organisme hebben hetzelfde genoom.
- Eukaryoten: kernDNA en DNA in mitochondriën (mtDNA) en DNA in chloroplasten.
- Prokaryoten: DNA ligt los in het
cytoplasma in een circulaire DNA-
streng en plasmide(n)
Plasmide: kort stukje cirkelvormig DNA
Chromosomen: bestaan uit DNA dat rondom
histonen (eiwitten) is gedraaid. Een enkel,
dubbelstrengs DNA-molecuul met eiwitten.
Nucleosoom: een aantal histonen met het
eromheen gewikkelde DNA.
KoppelingsDNA: DNA tussen 2 nucleosomen.
Dexoxyribose: heeft 5 C-atomen
- 1ste stikstofbase
- 5de fosfaatgroep
- Koppeling nucleotide tot enkelstrengs DNA-
molecuul 3de C-atoom ene nucleotide bindt
met de fosfaatgroep van het volgende
nucleotide.
,Enkelstrengs DNA-molecuul:
- 5’-uiteinde fosfaatgroep
- 3’-uiteinde OH-groep 3de C-atoom van desoxyribose
- DNA wordt van 3’-uiteinde naar 5’-uiteinde afgelezen en gekopieerd.
Basenparing: door stikstofbasen
- A met T
C met G
- Tussen basenparen komen waterstofbruggen voor.
Dubbelstrengs DNA-molecuul:
- De nucleotideketens hebben een helixstructuur.
- De ene keten loopt van 3’ naar 5’ en de andere van 5’ naar
3’.
DNA-sequentie:
- De volgrode waarin nucleotiden in een DNA-molecuul zijn
gerangschikt.
- De sequentie in een gen bevat de code waarmee
ribosomen een of meer eiwitten kunnen synthetiseren
basen zijn verantwoordelijk voor erfelijke informatie.
Niet-coderend DNA:
- Hierin zit geen code voor de vorming van eiwitten.
- Mens +- 98,5% van het genoom niet-coderend.
- Bevat de code voor andere moleculen dan eiwitten. Een regulerende functie bij de synthese
van eiwitten. Het heeft soms ook een regulerende functie bij de eiwitsynthese.
- Deel vormt repetitief DNA, een ander deel bestaat uit genen die hun functie hebben
verloren.
Repetitief DNA: herhalingen van korte nucleotidesequenties.
Basisstof 2.
DNA-replicatie: het kopiëren van DNA, wat plaats vindt tijdens de S-fase (voor de mitose) van de
celcyclus.
, Replicatie-startpunt: Replicatie begint bij eukaryoten op meerdere plekken tegelijk. Anders kan het
niet snel genoeg plaatsvinden.
Vrije nucleotiden:
- In het kernplasma
- dTTP, dGTP, dCTP en dATP
Bestaan uit desoxyribose (d), een base en drie fosfaatgroepen (TP)
- De binding tussen de fosfaatgroepen is energierijk. De afsplitsing van 2 fosfaatgroepen levert
energie.
Helicase: enzym dat de waterstofbruggen tussen de
basenparen verbreekt in twee richtingen, waardoor
een replicatiebel ontstaat.
Primer: een kort stukje van het nucleïnezuur RNA dat complementair is aan een deel van de DNA-
sequentie en wordt gesynthetiseerd door het enzym primase.
Basisstof 1.
Menselijke lichaamscel:
- 23 paar chromosomen (2n= 26)
- Diploïde cel
Gameten (=geslachtscel)
- Haploïd
- Bevatten enkelvoudig stel chromosomen (n=23)
DNA:
- Bevat de informatie voor de erfelijke eigenschappen van een levende cel.
- Een nucleïnezuur dat is opgebouwd uit 2 ketens van aan elkaar gekoppelde nucleotiden.
Genoom: het geheel aan erfelijke informatie in een cel van een organisme. Alle cellen van een
organisme hebben hetzelfde genoom.
- Eukaryoten: kernDNA en DNA in mitochondriën (mtDNA) en DNA in chloroplasten.
- Prokaryoten: DNA ligt los in het
cytoplasma in een circulaire DNA-
streng en plasmide(n)
Plasmide: kort stukje cirkelvormig DNA
Chromosomen: bestaan uit DNA dat rondom
histonen (eiwitten) is gedraaid. Een enkel,
dubbelstrengs DNA-molecuul met eiwitten.
Nucleosoom: een aantal histonen met het
eromheen gewikkelde DNA.
KoppelingsDNA: DNA tussen 2 nucleosomen.
Dexoxyribose: heeft 5 C-atomen
- 1ste stikstofbase
- 5de fosfaatgroep
- Koppeling nucleotide tot enkelstrengs DNA-
molecuul 3de C-atoom ene nucleotide bindt
met de fosfaatgroep van het volgende
nucleotide.
,Enkelstrengs DNA-molecuul:
- 5’-uiteinde fosfaatgroep
- 3’-uiteinde OH-groep 3de C-atoom van desoxyribose
- DNA wordt van 3’-uiteinde naar 5’-uiteinde afgelezen en gekopieerd.
Basenparing: door stikstofbasen
- A met T
C met G
- Tussen basenparen komen waterstofbruggen voor.
Dubbelstrengs DNA-molecuul:
- De nucleotideketens hebben een helixstructuur.
- De ene keten loopt van 3’ naar 5’ en de andere van 5’ naar
3’.
DNA-sequentie:
- De volgrode waarin nucleotiden in een DNA-molecuul zijn
gerangschikt.
- De sequentie in een gen bevat de code waarmee
ribosomen een of meer eiwitten kunnen synthetiseren
basen zijn verantwoordelijk voor erfelijke informatie.
Niet-coderend DNA:
- Hierin zit geen code voor de vorming van eiwitten.
- Mens +- 98,5% van het genoom niet-coderend.
- Bevat de code voor andere moleculen dan eiwitten. Een regulerende functie bij de synthese
van eiwitten. Het heeft soms ook een regulerende functie bij de eiwitsynthese.
- Deel vormt repetitief DNA, een ander deel bestaat uit genen die hun functie hebben
verloren.
Repetitief DNA: herhalingen van korte nucleotidesequenties.
Basisstof 2.
DNA-replicatie: het kopiëren van DNA, wat plaats vindt tijdens de S-fase (voor de mitose) van de
celcyclus.
, Replicatie-startpunt: Replicatie begint bij eukaryoten op meerdere plekken tegelijk. Anders kan het
niet snel genoeg plaatsvinden.
Vrije nucleotiden:
- In het kernplasma
- dTTP, dGTP, dCTP en dATP
Bestaan uit desoxyribose (d), een base en drie fosfaatgroepen (TP)
- De binding tussen de fosfaatgroepen is energierijk. De afsplitsing van 2 fosfaatgroepen levert
energie.
Helicase: enzym dat de waterstofbruggen tussen de
basenparen verbreekt in twee richtingen, waardoor
een replicatiebel ontstaat.
Primer: een kort stukje van het nucleïnezuur RNA dat complementair is aan een deel van de DNA-
sequentie en wordt gesynthetiseerd door het enzym primase.