Spaans grammatica
Hoofdstuk 1, 2 en 3
Capítulo 1 - ¡Vamos de rebajas!
Los pronombres personales de complemento directo e indirecto
(Persoonlijk voornaamwoord als lijdend voorwerk en meewerkend voorwerp)
Onderwerp Lijdend voorwerp Meewerkend voorwerp
Yo Me Me
Tú Te Te
Él/ ella/ usted Lo/ le/ la Le
Nosotros Nos Os
Vosotros Os Os
Ellos/ ellas/ ustedes Los/ las Les
Lijdend voorwerp
De mannelijke vorm van het persoonlijk naamwoord als lijdend voorwerp in de derde
persoon is Lo. Bij personen wordt ook vaak le gebruikt.
Meewerkend voorwerp
Het meewerkend voorwerp gebruik je ook bij werkwoorden als:
- Gustar (leuk vinden, houden van)
- Doler (pijn hebben)
- Parecer (lijken)
Plaats van het persoonlijk voornaamwoord:
De persoonlijke voornaamwoorden van het lijdend en meewerkend voorwerp zet je direct
voor de persoonsvorm. Als er in de zin een infinitief of een gerundio staat, dan mag je het
persoonlijk voornaamwoord ook achter de infinitief of het gerundio plakken.
Bij een combinatie van meewerkend voorwerp en lijdend voorwerp staat het meewerkend
voorwerp vooraan. Het meewerkend voorwerp le(s) verandert dan in se.
Herhaling van het persoonlijk voornaamwoord:
Als het lijdend voorwerp direct vóór de persoonsvorm staat, herhaal je het bijpassende
persoonlijk voornaamwoord.
Als het meewerkend voorwerp een zelfstandig naamwoord of eigennaam bevat, voeg je
altijd het persoonlijk naamwoord toe. Het persoonlijk naamwoord zet je altijd voor de
persoonsvorm.
1
Hoofdstuk 1, 2 en 3
Capítulo 1 - ¡Vamos de rebajas!
Los pronombres personales de complemento directo e indirecto
(Persoonlijk voornaamwoord als lijdend voorwerk en meewerkend voorwerp)
Onderwerp Lijdend voorwerp Meewerkend voorwerp
Yo Me Me
Tú Te Te
Él/ ella/ usted Lo/ le/ la Le
Nosotros Nos Os
Vosotros Os Os
Ellos/ ellas/ ustedes Los/ las Les
Lijdend voorwerp
De mannelijke vorm van het persoonlijk naamwoord als lijdend voorwerp in de derde
persoon is Lo. Bij personen wordt ook vaak le gebruikt.
Meewerkend voorwerp
Het meewerkend voorwerp gebruik je ook bij werkwoorden als:
- Gustar (leuk vinden, houden van)
- Doler (pijn hebben)
- Parecer (lijken)
Plaats van het persoonlijk voornaamwoord:
De persoonlijke voornaamwoorden van het lijdend en meewerkend voorwerp zet je direct
voor de persoonsvorm. Als er in de zin een infinitief of een gerundio staat, dan mag je het
persoonlijk voornaamwoord ook achter de infinitief of het gerundio plakken.
Bij een combinatie van meewerkend voorwerp en lijdend voorwerp staat het meewerkend
voorwerp vooraan. Het meewerkend voorwerp le(s) verandert dan in se.
Herhaling van het persoonlijk voornaamwoord:
Als het lijdend voorwerp direct vóór de persoonsvorm staat, herhaal je het bijpassende
persoonlijk voornaamwoord.
Als het meewerkend voorwerp een zelfstandig naamwoord of eigennaam bevat, voeg je
altijd het persoonlijk naamwoord toe. Het persoonlijk naamwoord zet je altijd voor de
persoonsvorm.
1