Economie
Economische crisis
H1 – H4
, H1. De grote recessie
Van kredietcrisis naar recessie
Krimpende economie: er worden minder goederen en diensten geproduceerd.
Recessie: als een krimp minstens 2 kwartalen aanhoudt.
Financiële markten
Vermogensmarkt
De vermogensmarkt is het geheel van de vraag naar en het aanbod van vermogen.
De rente is de prijs die op de vermogensmarkt tot stand komt.
Besparingen kunnen gedwongen of vrijwillig zijn.
Deelmarkten
Geldmarkt: hierop worden kortlopende kredieten verhandeld met een looptijd tot 2 jaar.
Kapitaalmarkt: hierbij gaat het om langlopend en soms zelfs permanent vermogen.
Risico’s van beleggen
De tijdsvoorkeur is nu positief, omdat de toekomst onzeker is.
Risico van wanbetaling/debiteurenrisico: de geldgever loopt het risico dat hij geen rente en
geen aflossing ontvangt.
Inflatierisico: door inflatie verliezen de rentes en aflossingen die de geldgever ontvangt een
deel van hun koopkracht.
Door inflatie daalt ook de reële waarde van de lening de kredietverstrekkers merken dat
de koopkracht kleiner is vergeleken met het moment waarop ze uitleenden voor de
schuldenaars is dit echter positief, omdat het zo makkelijker wordt om de schuld af te lossen.
Geldillusie: mensen die hun geld niet op de juiste waarde schatten inflatie oorzaak
hiervan.
Huizen en hypotheken
Prijsschommelingen op de woningmarkt ontstaan vooral door veranderingen in de vraag.
Selffulfilling prophecy: een voorspelling die uitkomt, omdat mensen zich er naar gaan
gedragen.
Van overwaarde naar onderwaterhypotheek
Als op een huis een hypotheek rust die gelijk is aan de waarde van het huis noemen we dat
een 100% hypotheek als een huis in waarde stijgt ontstaat er overwaarde.
Onderwaterhypotheek: de hypotheek van het huis is hoger dan de waarde van het huis.
Rendement
De koersen reageren op winstverwachtingen.
Het rendement van een belegging: het totaal van de opbrengsten in procenten van het
belegde bedrag.
Reële rendement: het nominale rendement gecorrigeerd door de inflatie.
Risico-aversie speelt een rol bij de keuze van beleggers tussen aandelen en obligaties.
Aandelen risico hoog obligatiehouders lopen niet zo veel risico en hebben recht op rente.
Staatsobligaties hebben in het algemeen een nog lager risico dan bedrijfsobligaties.
Hoe hoger het risico hoe hoger het rendement.
Hefboom
Bij een lage rente is het verleidelijk om met geleend geld te beleggen hefboomwerking.
Solvabiliteit
Economische crisis
H1 – H4
, H1. De grote recessie
Van kredietcrisis naar recessie
Krimpende economie: er worden minder goederen en diensten geproduceerd.
Recessie: als een krimp minstens 2 kwartalen aanhoudt.
Financiële markten
Vermogensmarkt
De vermogensmarkt is het geheel van de vraag naar en het aanbod van vermogen.
De rente is de prijs die op de vermogensmarkt tot stand komt.
Besparingen kunnen gedwongen of vrijwillig zijn.
Deelmarkten
Geldmarkt: hierop worden kortlopende kredieten verhandeld met een looptijd tot 2 jaar.
Kapitaalmarkt: hierbij gaat het om langlopend en soms zelfs permanent vermogen.
Risico’s van beleggen
De tijdsvoorkeur is nu positief, omdat de toekomst onzeker is.
Risico van wanbetaling/debiteurenrisico: de geldgever loopt het risico dat hij geen rente en
geen aflossing ontvangt.
Inflatierisico: door inflatie verliezen de rentes en aflossingen die de geldgever ontvangt een
deel van hun koopkracht.
Door inflatie daalt ook de reële waarde van de lening de kredietverstrekkers merken dat
de koopkracht kleiner is vergeleken met het moment waarop ze uitleenden voor de
schuldenaars is dit echter positief, omdat het zo makkelijker wordt om de schuld af te lossen.
Geldillusie: mensen die hun geld niet op de juiste waarde schatten inflatie oorzaak
hiervan.
Huizen en hypotheken
Prijsschommelingen op de woningmarkt ontstaan vooral door veranderingen in de vraag.
Selffulfilling prophecy: een voorspelling die uitkomt, omdat mensen zich er naar gaan
gedragen.
Van overwaarde naar onderwaterhypotheek
Als op een huis een hypotheek rust die gelijk is aan de waarde van het huis noemen we dat
een 100% hypotheek als een huis in waarde stijgt ontstaat er overwaarde.
Onderwaterhypotheek: de hypotheek van het huis is hoger dan de waarde van het huis.
Rendement
De koersen reageren op winstverwachtingen.
Het rendement van een belegging: het totaal van de opbrengsten in procenten van het
belegde bedrag.
Reële rendement: het nominale rendement gecorrigeerd door de inflatie.
Risico-aversie speelt een rol bij de keuze van beleggers tussen aandelen en obligaties.
Aandelen risico hoog obligatiehouders lopen niet zo veel risico en hebben recht op rente.
Staatsobligaties hebben in het algemeen een nog lager risico dan bedrijfsobligaties.
Hoe hoger het risico hoe hoger het rendement.
Hefboom
Bij een lage rente is het verleidelijk om met geleend geld te beleggen hefboomwerking.
Solvabiliteit