Een mens bestaat uit ➟ Stelsels ➟ Organen ➟ Weefsel ➟ Cellen
Een cel heeft een celmembraan en een celkern, in een cel zit celvocht en daarin zitten
organellen. ( de organen van de cel ).
De celmembraan:
De celmembraan is de grens tussen de vloeistof binnen de cel en de vloeistof buiten de cel,
de celmembraan heeft een dubbele wand, dit heet halfdoorlatend.
Op en in de celmembraan zitten eiwitten met 2 verschillende functies:
- Transportfunctie: het doorlaten van stofjes
- Signaalfunctie: zorgt ervoor dat het eigen afweersysteem niet wordt aangevallen.
Het transport loopt van plekken met een hoge concentratie naar plekken met een lage
concentratie.
- Passief transport: Kost de cel geen energie ( Osmose & Diffusie)
- Actief transport: Kost de cel wel energie
Osmose: Verplaatsing van water door een halfdoorlaatbaar
celmembraan.
Diffusie: Verplaatsing van zuurstof of koolstofdioxide door de
celmembraan.
Membraaneiwitten zijn betrokken bij actief transport, ze vormen
een soort poortwachters voor het stofje dat aldoor niet de cel in
kan.
De celkern:
Kenmerken:
- Dubbelwandig
- Bevat erfelijk materiaal
- 23 paar chromosomen
Dna is de naam van het stofje waarvan chromosomen zijn gemaakt.
Een chromosoom bestaat uit verschillende genen, een gen is een soort recept voor een
bepaalde eigenschap.
Celorganellen:
- Geven stevigheid aan de cel
- Helpen bij vertering en vervoeren
Celvocht:
- Bestaat uit water, eiwitten en zouten
- alle celorganellen drijven in celvocht
Anatomie cellen 2
Celdeling (mitose) is nodig om:
, - te groeien
- voor een goede ontwikkeling
- om te herstellen
- bij voortplanting
Het is nodig dat een cel zich kan reproduceren (kopiëren).
Moedercel = de oorspronkelijke cel
De dochtercel moet in vorm en taak exact hetzelfde zijn als de moedercel.
Hoe deelt een cel zich?
1. De moedercel bereidt zich voor
2. Het dna rolt zich op ( dit bespaart ruimte in de celkern)
3. Het membraan lost op en de chromosomen verplaatsen zich door de cel heen
4. Via speciale draadjes worden alle chromosomen naar het midden geleid
5. De draadjes trekken gelijksoortige chromosomen elk naar één kant
6. Er vindt insnoering plaats en er zijn nu 2 cellen
Celcyclus = het proces van celdeling / levensloop van
de cellen
Eerste groeifase:
★ Cel wordt groter
★ Cel krijgt de taak om uit te groeien of om te
delen
Tweede groeifase:
★ Cel checkt de kopie
★ Cel maakt zich op voor het delen
Synthesefase (kopieer fase):
★ Dna wordt gedubbeld
5 algemene celfuncties:
- Om te bedekken ➟ dekcel
- Om te steunen ➟ steuncel
- Om te bewegen ➟ spiercel
- Om te reageren ➟ zenuwcel
- Om te vervoeren ➟ bloedcel
Anatomie weefsels - dekweefsel
Een weefsel is een groep cellen met dezelfde bouw en functie.