Inhoudsopgave
Incidenten prematuriteit ......................................................................................................................... 2
Basis pathofysiologie van het respiratoir systeem in relatie tot de fysiologie van de respiratoire
ondersteuning ......................................................................................................................................... 6
Verpleegkundige zorg en observatie bij een pasgeborene aan de beademing .................................... 17
,Incidenten prematuriteit
Observatie respiratie
Ademhaling
- Frequentie (40-60 p/min à terme)
- Tachypnoe >60 p/min
- Bradypnoe <25 p/min
- Periodieke ademhaling
- Hypopneu
- Apneu, ademstop van 15 – 20 sec vaak in combinatie met een saturatiedaling en bradycardie
Ademritme en -diepte
- Normoventilatie: ademhaling in overeenstemming met de behoefte.
- Hyperventilatie: versnelde/verdiepte ademhaling
- Hypoventilatie: oppervlakkige ademhaling (dreigende uitputting)
Ademarbeid:
- Neusvleugelen: Een van de eerste tekenen van dyspnoe. Door neusvleugelen probeert hij de
weerstand in de hogere luchtwegen tijdens de inspiratie te verlagen.
- Thorax-excursies: Bij een normale ademhaling bewegen de thoraxhelften symmetrisch.
Pasgeborenen hebben een buikademhaling en de thoraxwand is slap en rond van vorm.
Hierdoor staat de thorax als het ware in inspiratiestand. Hierdoor kan de pasgeborene bij
dyspnoe nauwelijks de longinhoud vergroten. Bij ernstige dyspnoe worden tijdens de
inspiratie de onderste ribben zijwaarts uitgezet en is de buik bol. Tijdens de inademing
ontstaat er een onderdruk waardoor de thoraxwand naar binnen wordt gezogen. Dit gaat
dan gepaard met intrekkingen.
- Hulpademhalingsspieren
- Paradoxale ademhaling Belangrijkste oorzaak is stugheid van de longen (lage compliance). De
stugge longen kunnen de beweging van de ademhaling niet volgen. Of paralyse diafragma.
Hoorbaar ademen
- Kreunen: Geforceerde expiratie door een gedeeltelijk gesloten glottis. Hierdoor verlengd de
uitademingduur en bouwt het kind auto PEEP op. Hierdoor probeert de pasgeborene collaps
van de longblaasjes te voorkomen.
- Stridor: Duidt op een vernauwing van de luchtwegen.
• Inspiratoire stridor: obstructie van de bovenste luchtwegen (boven de stembanden)
• Expiratoire stridor: obstructie van de onderste luchtwegen. Wheezing bij uitademing,
snel, verlengde en oppervlakkige AH met gebruik van hulpademhalingsspieren en c-
cyanose.
- Auscultatie: waarnemen en beoordelen van de kwaliteit van ademgeruis in beiden
longhelften. Zoals bijvoorbeeld of er rhonchi of crepetaties (bij inspiratie) aanwezig zijn.
2
, Ademhalingsregulatiestoornissen
- Incidenten: SpO2 > 85 en < 95 → prematuren < 29
weken.
- Prematuur niet te heftig opvangen.
- Rondom dag 10 toename van incidenten (top week
4 – 6 weken met 100 per dag).
- Incidenten zijn frequenter bij lage basis Fio2. Meer
uitgesproken wanneer basis SpO2 lager is. Bij een
krappere saturatie is een verminderde
ademhalingsprikkel wat zorg voor AH-problemen.
- Frequente incidenten geeft een risico op een
slechtere ontwikkeling. De resulterende hypoxie is
het probleem. Desaturatie < 80 (langer dan 10 sec)
meer kans op ROP, NEC, BPD, ernstige handicap en overlijden.
Oppervlakkig ademhaling:
- PaO2 drempel is gevoeliger
- CO2 drempel is laag
- Geef de patiënt 1 – 2 % extra Fio2.
- Indien minuutvolume voldoende → geen
gaswisselingsstoornis en geen invloed op vitale functies
(longen/hart).
- Toch opp AH maar geen hypopneu.
De perfecte storm:
- < 28 weken frequent desaturaties waarvan 95% is
geassocieerd met een AH-regulatiestoornis (chronic
intermittent hypoxia). Combinatie van AH-
regulatiestoornis, frequente verlaging fRC, lager basis
Fio2 destabiliseert AH, verstoorde longarchitectuur met
hypo-alveolarisatie, hypovascularisatie en
longinflammatie/ontsteking.
- Zorgt voor een ‘perfecte’ combinatie voor desaturatie met hypoxie tot gevolg.
Apneu
De apneu van prematuriteit wordt gedefinieerd als het ophouden van de ademhaling gedurende 15 -
20 seconden, vaak begeleid door een saturatiedaling (<85%) en/of bradycardie (<100 bpm).
- Primair ademhalingsregulatiestoornis (bv. onrijpheid).
- Secundair als symptoom van onderliggend probleem (infectie, IRDS, IVH).
- Apneus komen het meeste voor bij preterme pasgeborenen. Algemeen alle pasgeborenen
<28 weken AD hebben apneu-aanvallen. Beginnen 1 à 2 dagen na de geboorte. Kunnen
aanhouden tot à terme leeftijd of postmenstruele leeftijd van 43 à 44 weken.
- Bij à terme pasgeborenen zijn apneu-aanvallen altijd geassocieerd met een duidelijk
aanwijsbare oorzaak zoals hypoxie, intracraniële bloeding, convulsies of medicatiegebruik
moeder.
- Apneu’s worden onderverdeeld in drie categorieën.
3