Samenvatting Kennisexamen 2
Werken in de marketing
Verkopersmarkt= Als de vraag groter is dan het aanbod, krijg je een hogere prijs. De verkopers
hebben in dat geval meer macht dan de kopers.
Kopersmarkt= Dat is een markt waarin het aanbod van de producten groter is dan de vraag, omdat
er meer concurrenten zijn en de prijs lager is.
Marktvorm= Het geheel van omstandigheden waaronder bedrijven met elkaar concurreren
Monopolie= Bij een monopolie is er slechts 1 aanbieder van een product. Daarom is er ook
automatisch sprake van een homogeen aanbod. Bij een monopolie is er sprake van een uniek
aanbod. Je moet op je hoede zijn voor nieuwe ontwikkelingen.
Homogeen oligopolie= Marktvorm waarbij sprake is van een homogeen aanbod door een beperkt
aantal aanbieders.
Heterogeen oligopolie= Marktvorm waarbij sprake is van een heterogeen aanbod door een beperkt
aantal aanbieders. Hier is meer mogelijkheid voor prijsverschil omdat er concurrentie is. Neem een
voorbeeld aan cocacola en pepsi.
Monopolistische concurrentie= Hier zijn veel aanbieders in combinatie met een heterogeen aanbod.
Voorbeelden zijn de kleding en cosmeticamarkt.
Volledige mededinging= hier heb je te maken met vergelijkbare producten (een homogeen aanbod),
maar zeer veel aanbieders. Hier is het aantal aanbieders zo groot dat het niet eens opvalt als er een
wegvalt. Je hebt nauwelijks invloed op de prijs.
Behoefteconcurrentie= concurrentie waarbij het gaat om de bevrediging van verschillende
behoeften van de afnemers. Hij staat bijvoorbeeld voor de keuze om te sparen, het huis te laten
schilderen of op vakantie te gaan.
Generieke concurrentie= gaat om concurrentie tussen verschillende producten die in dezelfde
behoefte voorzien. De behoefte aan vervoer kun je bijvoorbeeld bevredigen met de taxi, het
openbaar vervoer of de fiets.
Productvormconcurrentie= concurrentie tussen producten met vergelijkbare eigenschappen, maar
met technische verschillen. Als je een koffiezetapparaat zoekt, kun je bijvoorbeeld kiezen uit een
machine met pads, snelfilter, cups of volautomatische bonenmaling.
Merkenconcurrentie= concurrentie tussen verschillende merken van een bepaald product die voor
de consument een vervanger van elkaar zijn.
, Concurrentiegedrag
Marktleider= de dominante organisatie met het grootste marktaandeel die de toon aangeeft in de
markt. Het doel van de marktleider is om nummer 1 te zijn. Apple was jarenlang marktleider op het
gebied van smartphones.
Marktuitdager= probeert de marktleider van zijn positie te stoten. Dit kan door de marktleider aan te
vallen op zwakke punten.
Marktvolger= tevreden met het eigen marktaandeel en volgt de marktleider.
Marktnicher= richt zich op de behoeftebevrediging van een specifieke doelgroep. Doordat een
marktnicher zich specialiseert, is deze vaak moeilijk te imiteren door concurrenten.
Werken in de marketing
Verkopersmarkt= Als de vraag groter is dan het aanbod, krijg je een hogere prijs. De verkopers
hebben in dat geval meer macht dan de kopers.
Kopersmarkt= Dat is een markt waarin het aanbod van de producten groter is dan de vraag, omdat
er meer concurrenten zijn en de prijs lager is.
Marktvorm= Het geheel van omstandigheden waaronder bedrijven met elkaar concurreren
Monopolie= Bij een monopolie is er slechts 1 aanbieder van een product. Daarom is er ook
automatisch sprake van een homogeen aanbod. Bij een monopolie is er sprake van een uniek
aanbod. Je moet op je hoede zijn voor nieuwe ontwikkelingen.
Homogeen oligopolie= Marktvorm waarbij sprake is van een homogeen aanbod door een beperkt
aantal aanbieders.
Heterogeen oligopolie= Marktvorm waarbij sprake is van een heterogeen aanbod door een beperkt
aantal aanbieders. Hier is meer mogelijkheid voor prijsverschil omdat er concurrentie is. Neem een
voorbeeld aan cocacola en pepsi.
Monopolistische concurrentie= Hier zijn veel aanbieders in combinatie met een heterogeen aanbod.
Voorbeelden zijn de kleding en cosmeticamarkt.
Volledige mededinging= hier heb je te maken met vergelijkbare producten (een homogeen aanbod),
maar zeer veel aanbieders. Hier is het aantal aanbieders zo groot dat het niet eens opvalt als er een
wegvalt. Je hebt nauwelijks invloed op de prijs.
Behoefteconcurrentie= concurrentie waarbij het gaat om de bevrediging van verschillende
behoeften van de afnemers. Hij staat bijvoorbeeld voor de keuze om te sparen, het huis te laten
schilderen of op vakantie te gaan.
Generieke concurrentie= gaat om concurrentie tussen verschillende producten die in dezelfde
behoefte voorzien. De behoefte aan vervoer kun je bijvoorbeeld bevredigen met de taxi, het
openbaar vervoer of de fiets.
Productvormconcurrentie= concurrentie tussen producten met vergelijkbare eigenschappen, maar
met technische verschillen. Als je een koffiezetapparaat zoekt, kun je bijvoorbeeld kiezen uit een
machine met pads, snelfilter, cups of volautomatische bonenmaling.
Merkenconcurrentie= concurrentie tussen verschillende merken van een bepaald product die voor
de consument een vervanger van elkaar zijn.
, Concurrentiegedrag
Marktleider= de dominante organisatie met het grootste marktaandeel die de toon aangeeft in de
markt. Het doel van de marktleider is om nummer 1 te zijn. Apple was jarenlang marktleider op het
gebied van smartphones.
Marktuitdager= probeert de marktleider van zijn positie te stoten. Dit kan door de marktleider aan te
vallen op zwakke punten.
Marktvolger= tevreden met het eigen marktaandeel en volgt de marktleider.
Marktnicher= richt zich op de behoeftebevrediging van een specifieke doelgroep. Doordat een
marktnicher zich specialiseert, is deze vaak moeilijk te imiteren door concurrenten.