NLT: Hersenen en Leren
Hoofdstuk 2: Psychologie van het leren
Paragraaf 1
Informatie verzamelen uit omgeving Informatie verwerken Reactie
receptor conductor effector
Licht,geluid, aanraking,beweging etc.
We noemen de input ook wel de prikkel. Zintuigen nemen deze prikkels waar en versturen deze info
maar de hersenen die weer berekent welke reactie moet komen. De output wordt naar effectoren
zoals spieren gestuurd en uitgevoerd (de reactie). Als er sprake is van een lerend systeem beschikt
het informatie-verwerkende systeem (hersenen) over een geheugenfunctie.
Het epxliciete geheugen is het geheugen waar moeite voor wordt gedaan, door onze aandacht
hebben de hersenen het vermogen om prikkels actief te selecteren. Aandacht kun je bewust sturen
maar ook getrokken worden door een betekenisvolle input, bijvoorbeeld als je naam wordt genoemd
in een gesprek waar je niet aan meedoet. Afleiding en multitasking zorgen ervoor dat je minder kunt
onthouden, bijvoorbeeld als je je telefoon pakt tijdens de les, dan verlies je de aandacht aan de
leraar.
Je kunt ook dingen onbewust onthouden: impliciete geheugen. De informatie die je automatisch
opneemt wordt later weer vanzelf gewist. Een voorbeeld is het leren fietsen, je kunt het leren maar
niet vertellen welke spieren je moet gebruiken.
De periode waarin je iets optimaal leert, noemen we de gevoelige periode. Daarmee wordt bedoeld
dat er een specifieke periode is in de ontwikkeling waarin het aanleren van bepaald gedrag het beste
gaat. Bijvoorbeeld een nieuwe taal leren, kinderen kunnen dat beter en sneller dan volwassene
omdat die hun gevoelige periode al voorbij zijn. Bij dieren heet dat inprenten.
Paragraaf 2
Vormen van leren:
Vormen van leren Wat is het Voorbeeld
Imitatie Nadoen
Trial and error Proberen tot iets lukt Een kat die vrijkomt uit een
hokje als hij de goede knop
indrukt.
Gewenning Aan bepaalde prikkels gewend Je alarm als die te lang afgaat
raken
Klassieke conditioneren Als een prikkel A herhaaldelijk Als een hond een bel hoort
voorafgaat aan prikkel B welke krijgt hij voer, na verloop van
, een bepaalde reactie oplevert tijd gaat hij al automatisch
zal A ook zonder B die reactie speeksel produceren alleen bij
opleveren. de bel.
Operant conditioneren Een bepaald gedrag belonen of Als de rat op de goede knop
straffen. drukt krijgt hij voer, een
verkeerde knop een schok.
Inzichtelijk leren Problemen oplossen door Een chimpanzee dozen laten
eerdere ervaringen op een opstapelen om bij eten in de
nieuwe manier toe te passen. boom te komen.
Paragraaf 3
er zijn 3 typen geheugen: 1. Zintuigelijk geheugen, kortetermijn- of werkgeheugen, en
langetermijngeheugen.
Kortetermijn- of werkgeheugen: dit is het geheugen waar informatie uit alle richtingen verzameld
wordt voor denkprocessen. De informatie in dit geheugen
VB: kortetermijngeheugen is net een
blijft maar korte tijd beschikbaar, als het belangrijke info is
schoolbord, je schrijft het op, en wist de
wordt het opgeslagen voor de lange termijn.
onnodige dingen uit om plaats te maken
Langetermijngeheugen: herinneringen hierin kun je voor andere informatie.
jarenlang opslaan, dingen die minder belangrijk zijn of een
kleine betekenis voor je hebben onthoudt je minderlang. Het langetermeingeheugen kan je ook weer
verdelen in andere soorten geheugen:
Episodisch Persoonlijke gebeurtenissen
Semantisch Betekenissen, feiten, begrippen
motorisch Hoe je dingen moet bewegen
Decalaratieve geheugen: het declaratieve geheugen is het langetermijngeheugen dat we bewust
kunnen raadplegen en gebruiken. Bijvoorbeeld het herinneren van klasgenoten van de basisschool
alleen door naar de klassenfoto te kijken. Het episodische geheugen is het verbinden van
gebeurtenissen en je tijdlijn, bijvoorbeeld je weet niet alleen wie het WK won maar ook nog eens
waar je was op dat moment. Semantische geheugen zijn herinneringen waarvan je niet weet hoe je
ze kent, bijvoorbeeld het feit dat Ajax uit Amsterdam komt. Het procedurele geheugen of motorische
geheugen wordt gebruikt bij fysieke activiteiten, bijvoorbeeld beter worden in voetbal.
Hoofdstuk 2: Psychologie van het leren
Paragraaf 1
Informatie verzamelen uit omgeving Informatie verwerken Reactie
receptor conductor effector
Licht,geluid, aanraking,beweging etc.
We noemen de input ook wel de prikkel. Zintuigen nemen deze prikkels waar en versturen deze info
maar de hersenen die weer berekent welke reactie moet komen. De output wordt naar effectoren
zoals spieren gestuurd en uitgevoerd (de reactie). Als er sprake is van een lerend systeem beschikt
het informatie-verwerkende systeem (hersenen) over een geheugenfunctie.
Het epxliciete geheugen is het geheugen waar moeite voor wordt gedaan, door onze aandacht
hebben de hersenen het vermogen om prikkels actief te selecteren. Aandacht kun je bewust sturen
maar ook getrokken worden door een betekenisvolle input, bijvoorbeeld als je naam wordt genoemd
in een gesprek waar je niet aan meedoet. Afleiding en multitasking zorgen ervoor dat je minder kunt
onthouden, bijvoorbeeld als je je telefoon pakt tijdens de les, dan verlies je de aandacht aan de
leraar.
Je kunt ook dingen onbewust onthouden: impliciete geheugen. De informatie die je automatisch
opneemt wordt later weer vanzelf gewist. Een voorbeeld is het leren fietsen, je kunt het leren maar
niet vertellen welke spieren je moet gebruiken.
De periode waarin je iets optimaal leert, noemen we de gevoelige periode. Daarmee wordt bedoeld
dat er een specifieke periode is in de ontwikkeling waarin het aanleren van bepaald gedrag het beste
gaat. Bijvoorbeeld een nieuwe taal leren, kinderen kunnen dat beter en sneller dan volwassene
omdat die hun gevoelige periode al voorbij zijn. Bij dieren heet dat inprenten.
Paragraaf 2
Vormen van leren:
Vormen van leren Wat is het Voorbeeld
Imitatie Nadoen
Trial and error Proberen tot iets lukt Een kat die vrijkomt uit een
hokje als hij de goede knop
indrukt.
Gewenning Aan bepaalde prikkels gewend Je alarm als die te lang afgaat
raken
Klassieke conditioneren Als een prikkel A herhaaldelijk Als een hond een bel hoort
voorafgaat aan prikkel B welke krijgt hij voer, na verloop van
, een bepaalde reactie oplevert tijd gaat hij al automatisch
zal A ook zonder B die reactie speeksel produceren alleen bij
opleveren. de bel.
Operant conditioneren Een bepaald gedrag belonen of Als de rat op de goede knop
straffen. drukt krijgt hij voer, een
verkeerde knop een schok.
Inzichtelijk leren Problemen oplossen door Een chimpanzee dozen laten
eerdere ervaringen op een opstapelen om bij eten in de
nieuwe manier toe te passen. boom te komen.
Paragraaf 3
er zijn 3 typen geheugen: 1. Zintuigelijk geheugen, kortetermijn- of werkgeheugen, en
langetermijngeheugen.
Kortetermijn- of werkgeheugen: dit is het geheugen waar informatie uit alle richtingen verzameld
wordt voor denkprocessen. De informatie in dit geheugen
VB: kortetermijngeheugen is net een
blijft maar korte tijd beschikbaar, als het belangrijke info is
schoolbord, je schrijft het op, en wist de
wordt het opgeslagen voor de lange termijn.
onnodige dingen uit om plaats te maken
Langetermijngeheugen: herinneringen hierin kun je voor andere informatie.
jarenlang opslaan, dingen die minder belangrijk zijn of een
kleine betekenis voor je hebben onthoudt je minderlang. Het langetermeingeheugen kan je ook weer
verdelen in andere soorten geheugen:
Episodisch Persoonlijke gebeurtenissen
Semantisch Betekenissen, feiten, begrippen
motorisch Hoe je dingen moet bewegen
Decalaratieve geheugen: het declaratieve geheugen is het langetermijngeheugen dat we bewust
kunnen raadplegen en gebruiken. Bijvoorbeeld het herinneren van klasgenoten van de basisschool
alleen door naar de klassenfoto te kijken. Het episodische geheugen is het verbinden van
gebeurtenissen en je tijdlijn, bijvoorbeeld je weet niet alleen wie het WK won maar ook nog eens
waar je was op dat moment. Semantische geheugen zijn herinneringen waarvan je niet weet hoe je
ze kent, bijvoorbeeld het feit dat Ajax uit Amsterdam komt. Het procedurele geheugen of motorische
geheugen wordt gebruikt bij fysieke activiteiten, bijvoorbeeld beter worden in voetbal.
