Samenvatting hoofdstuk 4
Boek: economie de gebruiksaanwijzing
Er zijn verschillende manieren waarop je over economie kunt nadenken of economie kunt
‘bedrijven’.
De scholen zijn niet elkaars vijanden. De grenzen tussen de scholen zijn zelfs erg vaag.
Geen enkele theorie kan alles verklaren.
Elke theorie bevat specifieke zwakke en sterke punten, afhankelijk van waar zij de nadruk op legt en
wat zij negeert, hoe zij dingen conceptualiseert en hoe zij de relatie tussen die dingen analyseert.
9 verschillende economische scholen:
1. Klassieke school
2. Neoklassieke school
3. Marxistische school
4. Ontwikkelingstraditie
5. Oostenrijkse school
6. De (neo) schumpeteriaanse school
7. Keynesiaanse school
8. Institutionele school
9. Behavioristische school
1
, Klassieke school
Eind 18e eeuw ontstaan bleef dominante denkmodel tot eind 19e eeuw.
Grondlegger: Adam Smith (1723-1790)
Klassen centraal
Productie centraal
Ideeën van Smith werden in 19e eeuw verder uitgewerkt door:
o David Ricardo (1772-1823)
o Jean Baptiste Say (1767-1832)
o Robert Malthus (1766-1834)
Wet van Say =
Elk aanbod schept zijn eigen vraag.
Redenering elke economische activiteit genereert inkomsten (lonen,winsten,etc.) die
gelijk zijn aan de waarde van de output.
Om die reden kan er nooit een recessie ontstaan door een gebrek aan vraag
Alleen door bijv. oorlog of failliet gaan van een bank.
De markt was van nature niet in staat om een recessie voort te brengen, daarom werd elke
poging van de overheid om die tegen te gaan, bijv. door creëren van een overheidstekort,
veroordeeld als het verstoren van de natuurlijke orde.
Recessies in deze tijd duurden daarom juist langer.
Vrije markt:
De overheid wilde de vrije markt aan banden leggen door bijv. protectionisme of regulering.
De klassieke school verwierp elke poging hiervan.
Comparatieve voordeel:
Ricardo ontwikkelde deze nieuwe theorie over internationale handel
Hij had hiermee extra argumenten voor de vrijhandel aangevoerd.
De theorie toonde aan dat:
Zelfs wanneer een land zijn producten niet goedkoper kan maken dan een ander
land, vrijhandel tussen beide landen hen allebei in staat stelt hun output te
maximaliseren.
Ze bereiken dit door zich te specialiseren in de export van producten waarbij zij het
comparatieve voordeel genieten – die met het grootste relatieve kostenvoordeel in
het geval van het efficiëntere land en die met het kleinste relatieve kostennadeel in
het geval van het minder efficiënte land.
Beperkingen:
- Statische theorie
- Ricardo gaat ervan uit dat technologie van een land op hetzelfde peil blijft
Werd vroeger de klassieke politieke economie genoemd.
Drie klassen in de samenleving:
2
Boek: economie de gebruiksaanwijzing
Er zijn verschillende manieren waarop je over economie kunt nadenken of economie kunt
‘bedrijven’.
De scholen zijn niet elkaars vijanden. De grenzen tussen de scholen zijn zelfs erg vaag.
Geen enkele theorie kan alles verklaren.
Elke theorie bevat specifieke zwakke en sterke punten, afhankelijk van waar zij de nadruk op legt en
wat zij negeert, hoe zij dingen conceptualiseert en hoe zij de relatie tussen die dingen analyseert.
9 verschillende economische scholen:
1. Klassieke school
2. Neoklassieke school
3. Marxistische school
4. Ontwikkelingstraditie
5. Oostenrijkse school
6. De (neo) schumpeteriaanse school
7. Keynesiaanse school
8. Institutionele school
9. Behavioristische school
1
, Klassieke school
Eind 18e eeuw ontstaan bleef dominante denkmodel tot eind 19e eeuw.
Grondlegger: Adam Smith (1723-1790)
Klassen centraal
Productie centraal
Ideeën van Smith werden in 19e eeuw verder uitgewerkt door:
o David Ricardo (1772-1823)
o Jean Baptiste Say (1767-1832)
o Robert Malthus (1766-1834)
Wet van Say =
Elk aanbod schept zijn eigen vraag.
Redenering elke economische activiteit genereert inkomsten (lonen,winsten,etc.) die
gelijk zijn aan de waarde van de output.
Om die reden kan er nooit een recessie ontstaan door een gebrek aan vraag
Alleen door bijv. oorlog of failliet gaan van een bank.
De markt was van nature niet in staat om een recessie voort te brengen, daarom werd elke
poging van de overheid om die tegen te gaan, bijv. door creëren van een overheidstekort,
veroordeeld als het verstoren van de natuurlijke orde.
Recessies in deze tijd duurden daarom juist langer.
Vrije markt:
De overheid wilde de vrije markt aan banden leggen door bijv. protectionisme of regulering.
De klassieke school verwierp elke poging hiervan.
Comparatieve voordeel:
Ricardo ontwikkelde deze nieuwe theorie over internationale handel
Hij had hiermee extra argumenten voor de vrijhandel aangevoerd.
De theorie toonde aan dat:
Zelfs wanneer een land zijn producten niet goedkoper kan maken dan een ander
land, vrijhandel tussen beide landen hen allebei in staat stelt hun output te
maximaliseren.
Ze bereiken dit door zich te specialiseren in de export van producten waarbij zij het
comparatieve voordeel genieten – die met het grootste relatieve kostenvoordeel in
het geval van het efficiëntere land en die met het kleinste relatieve kostennadeel in
het geval van het minder efficiënte land.
Beperkingen:
- Statische theorie
- Ricardo gaat ervan uit dat technologie van een land op hetzelfde peil blijft
Werd vroeger de klassieke politieke economie genoemd.
Drie klassen in de samenleving:
2