Samenvatting Algemene Economie
College 1 - HFST 3 en 4
Hoofdstuk 3 – Markten, aanbod, vraag en elasticiteit
Markt: de markt voor ieder goed bestaat uit alle kopers en verkopers van dat product
Waarom zijn sommige goederen goedkoop en andere duur?
Menige economen wisten hier het antwoord niet op. Het antwoord op dit ‘probleem’ is dat zowel de
productiekosten als de waarde voor gebruiker meetellen.
Alfred Marshall liet zien dat kosten en de waarde voor gebruiker tezamen de marktprijs voor een goed
bepalen.
De 2 hoofdcomponenten van zijn theorie bestaan uit de vraaglijn (demand curve) en aanbodlijn
(supply curve).
De vraagcurve
Vraaglijn (demand curve): is een schema of grafiek die de hoeveelheid goederen toont die kopers
bij elke prijs willen kopen. Een fundamentele eigenschap van de vraagcurve is dat deze naar
beneden toe hellend is met inachtneming van de prijs, indien de prijs voor een goed daalt, zal
men meer goederen kopen. => Voorbeeld vraaglijn voor pizza:
De vraagcurve kan om meerdere redenen afnemen, dit heeft met de volgende effecten te maken:
- Substitutie effect (substitution effect):
De verandering in de gevraagde hoeveelheid van een goed dat het gevolg is, omdat kopers naar
substituten overschakelen wanneer de prijs van het ene goed verandert.
- Inkomenseffect (income effect): = koopkrachtverandering
Bij een vraagcurve houdt dit in dat door de prijsdaling de consument een reële inkomensverbetering
ervaart, en dat hierdoor de gevraagde hoeveelheid verandert.
- Reserveringsprijs voor de koper (buyer’ s reservation price):
Het grootste geldbedrag dat de koper zou willen betalen voor het goed. Verschilt per persoon.
‘Horizontal interpretation = -’ van de vraaglijn: We starten met de prijs op de verticale as en lezen
daarbij de bijbehorende aantallen op de horizontale as. Dus bij een prijs van 4€, zal de afname van
het product 8.000 stuks zijn.
‘Vertical interpretation = I’ van de vraaglijn: We starten met de hoeveelheid van het product op de
horizontale as en lezen daarbij het bijbehorende prijs op de verticale as. Dus bij een hoeveel van
16.000 stuks per dag, behoort een reserveringsprijs van €2 per pizzastuk. Het vertelt ons wat de
marktprijs zal zijn als ieder gegeven prijs beschikbaar zou zijn.
College 1 - HFST 3 en 4
Hoofdstuk 3 – Markten, aanbod, vraag en elasticiteit
Markt: de markt voor ieder goed bestaat uit alle kopers en verkopers van dat product
Waarom zijn sommige goederen goedkoop en andere duur?
Menige economen wisten hier het antwoord niet op. Het antwoord op dit ‘probleem’ is dat zowel de
productiekosten als de waarde voor gebruiker meetellen.
Alfred Marshall liet zien dat kosten en de waarde voor gebruiker tezamen de marktprijs voor een goed
bepalen.
De 2 hoofdcomponenten van zijn theorie bestaan uit de vraaglijn (demand curve) en aanbodlijn
(supply curve).
De vraagcurve
Vraaglijn (demand curve): is een schema of grafiek die de hoeveelheid goederen toont die kopers
bij elke prijs willen kopen. Een fundamentele eigenschap van de vraagcurve is dat deze naar
beneden toe hellend is met inachtneming van de prijs, indien de prijs voor een goed daalt, zal
men meer goederen kopen. => Voorbeeld vraaglijn voor pizza:
De vraagcurve kan om meerdere redenen afnemen, dit heeft met de volgende effecten te maken:
- Substitutie effect (substitution effect):
De verandering in de gevraagde hoeveelheid van een goed dat het gevolg is, omdat kopers naar
substituten overschakelen wanneer de prijs van het ene goed verandert.
- Inkomenseffect (income effect): = koopkrachtverandering
Bij een vraagcurve houdt dit in dat door de prijsdaling de consument een reële inkomensverbetering
ervaart, en dat hierdoor de gevraagde hoeveelheid verandert.
- Reserveringsprijs voor de koper (buyer’ s reservation price):
Het grootste geldbedrag dat de koper zou willen betalen voor het goed. Verschilt per persoon.
‘Horizontal interpretation = -’ van de vraaglijn: We starten met de prijs op de verticale as en lezen
daarbij de bijbehorende aantallen op de horizontale as. Dus bij een prijs van 4€, zal de afname van
het product 8.000 stuks zijn.
‘Vertical interpretation = I’ van de vraaglijn: We starten met de hoeveelheid van het product op de
horizontale as en lezen daarbij het bijbehorende prijs op de verticale as. Dus bij een hoeveel van
16.000 stuks per dag, behoort een reserveringsprijs van €2 per pizzastuk. Het vertelt ons wat de
marktprijs zal zijn als ieder gegeven prijs beschikbaar zou zijn.