Dit is een oefentoets taalvaardigheden Nederlands, waarmee de basiskennis en -vaardigheden van de
Nederlandse taal worden getoetst op het niveau van het eind van de havo (niveau 3F).
Deze toets bestaat uit 80 vragen, verdeeld over 4 blokken. Je hebt een voldoende als je 60 of meer
vragen goed hebt beantwoord.
Deel 1: Werkwoordspelling: 36 vragen, vr. 1-36 v/d 80
1. Kies de juiste schrijfwijze van het woord dat tussen haakjes staat.
Jij (halen) je propedeuse nooit binnen een jaar.
a. haald
b. haalt
c. haaldt
2. Kies de juiste schrijfwijze van het woord dat tussen haakjes staat.
(Handelen) jouw teamgenoot niet puur uit eigenbelang?
a. Handeld
b. Handelt
c. Handeldt
3. Kies de juiste schrijfwijze van het woord dat tussen haakjes staat.
Ik (worden) flauw van jouw kritiek.
a. word
b. wort
c. wordt
4. Kies de juiste schrijfwijze van het woord dat tussen haakjes staat.
Hij (begeleiden) zijn collega bij deze zware opdracht.
a. begeleid
b. begeleit
c. begeleidt
5. Kies de juiste schrijfwijze van het woord dat tussen haakjes staat.
Vorige week heb ik je per mail een vraag gesteld; (beantwoorden) je die nog?
a. beantwoordt
b. beantwoort
c. beantwoord
6. Kies de juiste schrijfwijze van het woord dat tussen haakjes staat.
Volgende week (worden) je tuin opgeknapt.
a. word
b. wort
c. wordt
,7. Kies de juiste schrijfwijze van het woord dat tussen haakjes staat.
Weet jij wat de professor met die tekening (bedoelen)?
a. bedoeld
b. bedoeldt
c. bedoelt
8. Kies de juiste schrijfwijze van het woord dat tussen haakjes staat.
Wie zong ook alweer dat zij in mij (geloven)?
a. geloofd
b. gelooft
c. geloofdt
9. Kies de juiste schrijfwijze van het woord dat tussen haakjes staat.
Wist je dat dit bedrijf een groot deel van zijn winst in duurzame projecten (beleggen)?
a. belegd
b. belegt
c. belegdt
10. Kies de juiste schrijfwijze van het woord dat tussen haakjes staat.
Zijn beste vriend, die moeite heeft met studeren, (verklaren) hem voor gek nu hij twee studies
doet.
a. verklaardt
b. verklaard
c. verklaart
11. Kies de juiste schrijfwijze van het woord dat tussen haakjes staat.
Zij (scrabbelen) vaak via internet.
a. scrabbelt
b. scrabbled
c. scrabble
12. Kies de juiste schrijfwijze van het woord dat tussen haakjes staat.
Tijdens het college Inleiding Recht hebben we erg gelachen. We (vermaken) ons enorm.
a. vermaakden
b. vermaakten
c. vermaaktten
13. Kies de juiste schrijfwijze van het woord dat tussen haakjes staat.
Iedereen raakte enthousiast toen hij zijn plannen (ontvouwen).
a. ontvouwde
b. ontvouwdde
c. ontvouwden
, 14. Kies de juiste schrijfwijze van het woord dat tussen haakjes staat.
De meeste werkgevers (vergoeden) in het verleden die reiskosten wel, maar nu niet meer.
a. vergoeden
b. vergoed
c. vergoedden
15. Kies de juiste schrijfwijze van het woord dat tussen haakjes staat.
De winkelier (verloten) een fiets onder de eerste honderd klanten.
a. verloote
b. verlootte
c. verlote
16. Kies de juiste schrijfwijze van het woord dat tussen haakjes staat.
Vroeger (bestraten) men alleen de hoofdwegen.
a. bestrate
b. bestraate
c. bestraatte
17. Kies de juiste schrijfwijze van het woord dat tussen haakjes staat.
Terwijl de oude pc zijn document (saven), dronk hij rustig een kop koffie.
a. savede
b. savete
c. saved
18. Kies de juiste schrijfwijze van het woord dat tussen haakjes staat.
Qua bezuinigingen staat het Nederlandse volk nog veel narigheid te (wachten).
a. wachten
b. wachtte
c. wachtten
19. Kies de juiste schrijfwijze van het woord dat tussen haakjes staat.
De grapjas heeft de hele avond (grijnzen).
a. gegrijnst
b. gegrijnsdt
c. gegrijnsd
20. Kies de juiste schrijfwijze van het woord dat tussen haakjes staat.
De meeste producten worden naar Engeland (exporteren).
a. geëxporteerd
b. geëporteerdt
c. geëporteert