Hoofdstuk 5 reacties en energie
5.1 verbranding
Er zijn 3 voorwaarde voor het verlopen van een verbrandingsreactie:
Þ Er moet een brandbare stof zijn
Þ Er moet voldoende zuurstof zijn
Þ De ontbrandingstempratuur moet bereikt zijn
Je kan een brand blussen door 1 van deze dingen weg te nemen.
Bij een verbrandingsreactie is er altijd zuurstof nodig. Als de brandstof bestaat uit 1 element
ontstaat er altijd een oxide (bij het verbranden van magnesium ontstaat er magnesuim-
oxide).
Oxide: een verbinding die uit twee atoomsoorten bestaat: de atoomsoort zuurstof en de
atoomsoort van het element dat is verbrand.
Bij het verbranden van niet-metalen kunnen er ook meerdere oxide ontstaan. De naam geeft
dan de verhouding tussen het element en de zuurstof aan (zie tabelletje)
Metaaloxiden Niet-metaaloxiden Voorvoegsels
Naam Formule naam Formule 1 Mono
Koper(ll)oxide CuO Diwaterstofmon- H2O 2 Di
oxide 3 Tri
Natriumoxide Na2O Koolstofdioxide CO2 4 tetra
magnesiumoxide MgO Zwafeldioxide SO2 5 Penta
Aluminiumoxide Al2O3 Difosforoxide P2O3
Difosforpentaoxide P2O5
De moleculen van een verbinding bestaan uit verschillende atoomsoorten. Bij de
verbranding van een verbinding zal iedere atoomsoort van de verbinding zijn eigen oxide
vormen. Voorbeeld:
4 C2H5S + 17 O2 -> 8 CO2 + 10 H2O + 4 SO2
Volledige verbranding: er is voldoende zuurstof aanwezig, dus uit de verbinding koolstof
ontstaat koolstofdioxide.
Onvolledige verbranding: er is te weinig zuurstof voor een verbranding, er ontstaat dus
koolstof (roet) en er kan koolstofmono-oxide ontstaan.
Zie in de tabel de atoomsoorten in de brandstof en de reactieproducten van een volledige en
onvolledige verbranding.
Atoomsoort in verbinding Volledige verbranding Onvolledige verbranding
C CO2 CO (koolstofmono-oxide), C
(koolstof)
H H2O H2O
S SO2 SO2
5.1 verbranding
Er zijn 3 voorwaarde voor het verlopen van een verbrandingsreactie:
Þ Er moet een brandbare stof zijn
Þ Er moet voldoende zuurstof zijn
Þ De ontbrandingstempratuur moet bereikt zijn
Je kan een brand blussen door 1 van deze dingen weg te nemen.
Bij een verbrandingsreactie is er altijd zuurstof nodig. Als de brandstof bestaat uit 1 element
ontstaat er altijd een oxide (bij het verbranden van magnesium ontstaat er magnesuim-
oxide).
Oxide: een verbinding die uit twee atoomsoorten bestaat: de atoomsoort zuurstof en de
atoomsoort van het element dat is verbrand.
Bij het verbranden van niet-metalen kunnen er ook meerdere oxide ontstaan. De naam geeft
dan de verhouding tussen het element en de zuurstof aan (zie tabelletje)
Metaaloxiden Niet-metaaloxiden Voorvoegsels
Naam Formule naam Formule 1 Mono
Koper(ll)oxide CuO Diwaterstofmon- H2O 2 Di
oxide 3 Tri
Natriumoxide Na2O Koolstofdioxide CO2 4 tetra
magnesiumoxide MgO Zwafeldioxide SO2 5 Penta
Aluminiumoxide Al2O3 Difosforoxide P2O3
Difosforpentaoxide P2O5
De moleculen van een verbinding bestaan uit verschillende atoomsoorten. Bij de
verbranding van een verbinding zal iedere atoomsoort van de verbinding zijn eigen oxide
vormen. Voorbeeld:
4 C2H5S + 17 O2 -> 8 CO2 + 10 H2O + 4 SO2
Volledige verbranding: er is voldoende zuurstof aanwezig, dus uit de verbinding koolstof
ontstaat koolstofdioxide.
Onvolledige verbranding: er is te weinig zuurstof voor een verbranding, er ontstaat dus
koolstof (roet) en er kan koolstofmono-oxide ontstaan.
Zie in de tabel de atoomsoorten in de brandstof en de reactieproducten van een volledige en
onvolledige verbranding.
Atoomsoort in verbinding Volledige verbranding Onvolledige verbranding
C CO2 CO (koolstofmono-oxide), C
(koolstof)
H H2O H2O
S SO2 SO2