wetenschap
4.2 stromingen in de pedagogiek
Na de 2e wereldoorlog, jaren 50 en 60, ontstond een geseculariseerde pedagogiek, die aan
objectieve, wetenschappelijke criteria probeerde te voldoen. Spoedig daarna doet ook de
maatschappelijke en/of politieke oriëntatie haar intrede, bijvoorbeeld in de kritisch-
emancipatorische pedagogiek.
Discussie over het object van de pedagogiek en de toegankelijkheid daarvan voor echt
wetenschappelijk onderzoek en theorievorming (belangrijk omdat het om beïnvloeding van menselijk
gedrag gaat.
Personalistische of geesteswetenschappelijke stroming: legt nadruk op uniciteit en individualiteit
van het kind.
Empirisch-analytische stroming: is verwant aan empirische banderingen in de psychologie: het
behaviorisme en de cognitieve psychologie. Nadruk ligt op empirisch, kwantitatief onderzoek met
statistische onderbouwing.
Kritisch-emancipatorische stroming: gaat om het maatschappelijke karakter van de opvoeding en
waarin aandacht wordt besteed aan de rol van opvoeding in maatschappelijke onderdrukking, dan
wel emancipatie.
(Deze 3 stromingen: driestromenland van pedagogiek)
Ecologische pedagogiek: beïnvloed door het postmodernisme en sociaal-constructivisme als
filosofische stromingen en van groot belang voor het pedagogisch denken in onze tijd.
4.3 personalistische of geesteswetenschappelijke pedagogiek
Sings of safety: vermoeden kindermishandeling, tijdens een gesprek wordt gebruikt gemaakt van het
driehuizenmodel. Huis van zorgen, huis van leuke dingen en droomhuis. Kleine kinderen, een fee of
tovernaar met de toverstaf.
Indeling en plaatsbepaling
Wilhelm Dilthey, maakte principieel onderscheid tussen de natuurwetenschappen die de objectieve
natuur bestuderen met behulp van feitelijke, objectief waarneembare gegevens en de
geesteswetenschap die de mens zelf onderzoeken en op een heel andere manier te werk moeten
gaan.
Ph. Kohnstamm, oprichter Nutsseminari voor pedagogiek, legde in zijn werk, Persoonlijkheid in
wording, de basis voor de geesteswetenschappelijke of personalistische pedagogiek.
M.J. Langeveld, door hem is deze stroming uitgebouwd tot een geseculariseerde personalistische
pedagogiek.
Nadruk wordt gelegd op de uniciteit van het kind, het centraal stellen van de
opvoedingspraktijk en de pedagogische relatie tussen opvoeder en kind;
Verzet zich tegen het natuurwetenschappelijke denken;
Sprake van een wijsgerige of antropologische oriëntatie. Pedagogiek is een
ervaringswetenschap en geen wis- of natuurkunde.
, Kern van de theorie en de belangrijkste begrippen
Uitgangspunt is de opvoedingspraktijk, het handelen in de dagelijkse werkelijkheid van de opvoeding.
Begrijpen wat er precies gebeurt. Wat er omgaat in het kind en de opvoeder en hoe dat zich
verhoudt tot de opvoedingsrelatie. Men wil doordringen in de wereld van het kind en de opvoeding
om vandaaruit te komen tot een dieper inzicht in het opvoedingsproces. Beekman spreekt van
dienstbaar inzicht. Vanuit hier kan de pedagogiek niet neutraal zijn. Zij kiest voor normen en
waarden.
Langeveld: grondige kennis van en oriëntatie op de wijsgerige antropologie een onmisbare
voorwaarde voor beoefenen van de pedagogiek.
Wijsgerige antropologie is een tak van de filosofie die zich bezighoudt met de vraag naar zingeving,
waarden en normen van het menselijk bestaan, de mensbeelden.
Bildung (vorming): subjectieve en waarde gebondene van de opvoeder en opvoedeling. De waarden
en normen mogen niet de verhouding tussen opvoeder en kind eenzijdig bepalen. Pedagogische
relatie staat centraal en de opvoeder is de gids, vertaler en inleider in betekenissen en uiteindelijk
moeten kinderen zelfstandig en actief verantwoordelijkheid nemen en keuzes maken.
Opvoeding is curtureel en historisch bepaald.
Pedagogiek en pedagogische relatie: een autonome positie. Pedagogiek en opvoeding functioneren
los van maatschappelijke context en moeten op afstand blijven van maatschappelijke krachten. ‘kind
moet kind kunnen zijn’. (Pedagogisch eiland).
Door deze glazen-huisjespedagogiek wordt de geesteswetenschappelijke pedagogiek vaak
bekritiseerd. Vertegenwoordigers vaak verweten aan een politiek naieve houding.
Andere vertegenwoordigers (Lea Dasberg) besteden meer aandacht aan de historische context van
de opvoeding, het verband met de maatschappelijke ontwikkelingen en de invloed van de
samenleving op opvoeding.
Methoden
Beugelsdijk en Souverein noemen: de hermeneutiek, de dialectiek en de fenomenologie (ontleend
aan de filosofie).
Hermeneutiek: systematische, volgens bepaalde regels en methoden geleide, manier van
interpreteren van het menselijk handelen (de kunst van het interpreteren). Via de hermeneutische
cirkel:
1. Vorverstandnis, een voorbegrip of vermoeden van hoe een verschijnsel in elkaar zit.
2. Ordening dagelijkse ervaringen en plaatsen in breder perspectief.
3. Interpretatie van het oorspronkelijke verschijnsel.
Dialectiek: gebruikt om op het oog onverzoenlijke en tegenstrijdige inzichten met elkaar te
verzoenen en op een hoger plan van begrip te brengen
Fenomenologie: Edmund Husserl.
1. Als eerste stap wordt uitgegaan van het verschijnsel zelf zoals het zich in de werkelijkheid
voordoet. Daarbij dient men afstand te doen van allerlei interfererende kennis en
(voor)oordelen, die een helder verstaan van het fenomeen in de weg kunnen staan. Het