Samenvatting Data-onderzoek
Inleiding
Wat is statistiek?
Het is de wetenschap van het verzamelen, verwerken en interpreteren van (numerieke) gegevens
over een bepaald onderwerp. Door het toepassen van statische methodes komt men tot conclusies
met bekende risico’s.
Waarom past men statistische methodes toe?
Ze worden bij het beschrijven en analyseren van verschijnselen dagelijks gebruikt. Kranten en
tijdschriften publiceren regelmatig resultaten van enquêtes en onderzoeken. Ze maken gebruik van
tabellen, grafieken en statische grootheden.
Overzicht stappen statistisch onderzoek
1) Gegevens observeren, verzamelen en kritiek uitoefenen op de verzameling.
2) De gegevens ordenen volgens bepaalde kenmerken.
3) De geordende gegevens voorstellen in grafieken.
4) De gegevens analyseren op basis van de grafiek.
5) De resultaten interpreteren en veralgemenen. (Hypothese)
Stap 1 tot 4 behoort tot de beschrijvende statistiek.
Het interpreteren en veralgemenen is de verklarende of inductieve (wiskundige) statistiek.
, Hoofdstuk 1: Verzamelen van gegevens
Populatie en steekproef
- Populatie: de volledige verzameling van (fysische, abstracte,…) objecten of individuen
waarover je in een onderzoek een uitspraak wenst te doen.
Een element uit de populatie moet heel duidelijk en ondubbelzinnig omschreven zijn wat
tijd, plaats en inhoud betreft. (zie voorbeeld pagina 22)
- Steekproef: Men kan onmogelijk gegevens verkrijgen van alle individuen van de populatie
(materieel, financieel,..) Daarom neemt men een steekproef (deel v/d populatie). Dit deel
moet zorgvuldig gekozen worden om een getrouw miniatuurbeeld van de populatie te
geven. Een goede steekproef moet voldoende groot zijn. De omvang hangt af van
nauwkeurigheid en betrouwbaarheid.
- Representatief: Elk element uit de populatie heeft evenveel kans om voor de steekproef
gekozen te worden.
Een nauwkeurige definitie van de populatie en steekproef is voor de gebruiker van het
onderzoek van groot belang. Anders kunnen de bekomen resultaten verkeerd gelezen en
geïnterpreteerd worden.
Statische variabelen en hun meetschaal
Alle eigenschappen van de elementen van de populatie die men in een onderzoek opneemt, noemt
men statische variabelen. Bv: geslacht v/e personeelslid. Deze variabelen noteren we met X, Y, Z.
Bij statistisch verwerken van gegevens worden de resultaten van statistische variabelen omgezet in
getallen gemakkelijker voor de computer. Bv. X= 1 als X een man is.
Statische variabelen verschillen in meetschaal of meetniveau. De getallen die gebruikt worden,
hebben niet altijd evenveel betekenis.
- Een kwalitatieve of niet-numerieke variabele: Het is een variabele waarbij de getalwaarde
weinig betekenis heeft. Je kan ze evengoed in letters uitdrukken. Je kan met deze getallen
geen zinvolle rekenkundige bewerkingen uitvoeren. Bv: haarkleur persoon, merknaam
frisdrank.
We onderscheiden ze nog in 2 niveaus.
1) Nominale variabele: als de getallen die gebruikt worden louter een code zijn. Bv: geslacht
van een man X = 1, het bestelnummer van een artikel.
2) Ordinale variabele: als de getallen die we gebruiken een natuurlijke volgorde van de
variabele weergeven ondanks dat ze symbolisch zijn. Je rangschikt de variabele als het
ware automatisch. Bv: scholingsgraad van een personeelslid, arbeidstevredenheid (pg
25-26)
- Een kwantitatieve of numerieke variabele: het is een variabele die wordt voorgesteld door
een getal dat een reële betekenis heeft, dat een hoeveelheid van iets weergeeft. Ze wordt in
een vaste eenheid uitgedrukt. Deze variabelen zijn het resultaat van een meting pof telling.
Bv: het aantal kinderen in een gezin, temperatuur op 1 oktober.
We onderscheiden ze nog in 2 niveaus.
1) Intervalschaal: als de variabele een vaste eenheid heeft maar de schaal waarop
gemeten wordt, geen vast nulpunt bezit. Verschillen tussen de waarnemingsgetallen
hebben dan wel zin, maar de verhoudingen niet. Bv: zie pagina 26
Inleiding
Wat is statistiek?
Het is de wetenschap van het verzamelen, verwerken en interpreteren van (numerieke) gegevens
over een bepaald onderwerp. Door het toepassen van statische methodes komt men tot conclusies
met bekende risico’s.
Waarom past men statistische methodes toe?
Ze worden bij het beschrijven en analyseren van verschijnselen dagelijks gebruikt. Kranten en
tijdschriften publiceren regelmatig resultaten van enquêtes en onderzoeken. Ze maken gebruik van
tabellen, grafieken en statische grootheden.
Overzicht stappen statistisch onderzoek
1) Gegevens observeren, verzamelen en kritiek uitoefenen op de verzameling.
2) De gegevens ordenen volgens bepaalde kenmerken.
3) De geordende gegevens voorstellen in grafieken.
4) De gegevens analyseren op basis van de grafiek.
5) De resultaten interpreteren en veralgemenen. (Hypothese)
Stap 1 tot 4 behoort tot de beschrijvende statistiek.
Het interpreteren en veralgemenen is de verklarende of inductieve (wiskundige) statistiek.
, Hoofdstuk 1: Verzamelen van gegevens
Populatie en steekproef
- Populatie: de volledige verzameling van (fysische, abstracte,…) objecten of individuen
waarover je in een onderzoek een uitspraak wenst te doen.
Een element uit de populatie moet heel duidelijk en ondubbelzinnig omschreven zijn wat
tijd, plaats en inhoud betreft. (zie voorbeeld pagina 22)
- Steekproef: Men kan onmogelijk gegevens verkrijgen van alle individuen van de populatie
(materieel, financieel,..) Daarom neemt men een steekproef (deel v/d populatie). Dit deel
moet zorgvuldig gekozen worden om een getrouw miniatuurbeeld van de populatie te
geven. Een goede steekproef moet voldoende groot zijn. De omvang hangt af van
nauwkeurigheid en betrouwbaarheid.
- Representatief: Elk element uit de populatie heeft evenveel kans om voor de steekproef
gekozen te worden.
Een nauwkeurige definitie van de populatie en steekproef is voor de gebruiker van het
onderzoek van groot belang. Anders kunnen de bekomen resultaten verkeerd gelezen en
geïnterpreteerd worden.
Statische variabelen en hun meetschaal
Alle eigenschappen van de elementen van de populatie die men in een onderzoek opneemt, noemt
men statische variabelen. Bv: geslacht v/e personeelslid. Deze variabelen noteren we met X, Y, Z.
Bij statistisch verwerken van gegevens worden de resultaten van statistische variabelen omgezet in
getallen gemakkelijker voor de computer. Bv. X= 1 als X een man is.
Statische variabelen verschillen in meetschaal of meetniveau. De getallen die gebruikt worden,
hebben niet altijd evenveel betekenis.
- Een kwalitatieve of niet-numerieke variabele: Het is een variabele waarbij de getalwaarde
weinig betekenis heeft. Je kan ze evengoed in letters uitdrukken. Je kan met deze getallen
geen zinvolle rekenkundige bewerkingen uitvoeren. Bv: haarkleur persoon, merknaam
frisdrank.
We onderscheiden ze nog in 2 niveaus.
1) Nominale variabele: als de getallen die gebruikt worden louter een code zijn. Bv: geslacht
van een man X = 1, het bestelnummer van een artikel.
2) Ordinale variabele: als de getallen die we gebruiken een natuurlijke volgorde van de
variabele weergeven ondanks dat ze symbolisch zijn. Je rangschikt de variabele als het
ware automatisch. Bv: scholingsgraad van een personeelslid, arbeidstevredenheid (pg
25-26)
- Een kwantitatieve of numerieke variabele: het is een variabele die wordt voorgesteld door
een getal dat een reële betekenis heeft, dat een hoeveelheid van iets weergeeft. Ze wordt in
een vaste eenheid uitgedrukt. Deze variabelen zijn het resultaat van een meting pof telling.
Bv: het aantal kinderen in een gezin, temperatuur op 1 oktober.
We onderscheiden ze nog in 2 niveaus.
1) Intervalschaal: als de variabele een vaste eenheid heeft maar de schaal waarop
gemeten wordt, geen vast nulpunt bezit. Verschillen tussen de waarnemingsgetallen
hebben dan wel zin, maar de verhoudingen niet. Bv: zie pagina 26
