Civiele techniek 1.2
Civiele constructies:
Dit zijn bouwwerken die hoofdzakelijk bestaan uit beton en staal (combinatie). Denk hierbij aan
bijvoorbeeld Tunnels, Bruggen, Stuwen en Sluizen.
Bij de civiele techniek werkt men meestal met bouwputten of bouwkuipen.
Materialen (beton & staal):
De definitie van civieltechnische kunstwerken is: constructies bestaande uit andere materialen dan
zand en grond. Veel civieltechnische kunstwerken bestaan uit beton, staal of een combinatie ervan.
Bij het ontwerp van de kunstwerken is het dus van belang om kennis te hebben van deze materialen,
zodat het optimaal gebruikt kan worden.
Beton:
o Beton is een verhard mengsel van cement, water, toeslagmaterialen en eventuele
hulp en/of volstoffen. Wij noemen het geen beton maar CEMENTBETON.
Cement is het bindmiddel in beton.
Cement reageert met water (hydratie) en verhardt.
Na verharding behoudt het cement zijn sterkte en stabiliteit (ook
onder water).
In Nederland worden voornamelijk portlandcement en
hoogovencement toegepast.
Portland cement:
Wordt verkregen door portlandcementklinkers te vermalen.
Bestaat uit een mengsel van kalksteen en/of mergel, zand en klei dat
wordt gebrand bij ca. 1450 graden Celsius.
Hoogovencement:
Bestaat voor een groot deel uit gegranuleerde hoogovenslak.
Ontstaat in een hoogoven door het versmelten van steenachtige
bestanddelen van ijzererts.
Wordt plotseling afgekoeld met water en valt dartdoor uit elkaar in
kleine korrels.
Bestaat ook voor een deel uit portlandcementklinker.
Water:
Aanmaakwater zorgt voor de hydratie van cement.
o De verhouding water/cement heet de water-cementfactor
(wcf). Verhoging van de wcf heeft een nadelige invloed op de
sterkte-ontwikkeling.
Toeslagmaterialen:
Bestaat uit steenachtige materialen die door het cement aan elkaar
worden gelijmd.
o Vormt het dragende skelet van het beton.
o Cement bestaat ca. 75% uit toeslagmateriaal.
o Er wordt onderscheid gemaakt in fijn en grof
toeslagmateriaal.
Een verhard mengsel van cement, water en uitsluitend fijn
toeslagmateriaal wordt mortel genoemd.
, Fijn toeslagmateriaal:
Grof toeslagmateriaal:
grind steenslag
Bron: cementenbeton.nl
Hulpstoffen:
Beinvloeden een of meer eigenschappen van de betonspecie of het
verharde beton:
o Verwerkbaarheid (plastificeerders), binding en verharding
(vertragers en versnellers), weerstand tegen fysische invloeden,
kleurstoffen.
Vulstoffen:
Een fijne stof (meestal < 125 µm) die aan het beton wordt toegevoegd
ter aanvulling van de hoeveelheid fijn materiaal.
o Ze zorgen voor een hoge dichtheid en worden toegepast in
hogesterkbeton.
o Bestaan verschillende soorten zoals silica fume.
o Belangrijkste kenmerken:
Goede druksterkte, kleine treksterkte:
Aanbrengen wapening t.p.v. trekspanning.
Civiele constructies:
Dit zijn bouwwerken die hoofdzakelijk bestaan uit beton en staal (combinatie). Denk hierbij aan
bijvoorbeeld Tunnels, Bruggen, Stuwen en Sluizen.
Bij de civiele techniek werkt men meestal met bouwputten of bouwkuipen.
Materialen (beton & staal):
De definitie van civieltechnische kunstwerken is: constructies bestaande uit andere materialen dan
zand en grond. Veel civieltechnische kunstwerken bestaan uit beton, staal of een combinatie ervan.
Bij het ontwerp van de kunstwerken is het dus van belang om kennis te hebben van deze materialen,
zodat het optimaal gebruikt kan worden.
Beton:
o Beton is een verhard mengsel van cement, water, toeslagmaterialen en eventuele
hulp en/of volstoffen. Wij noemen het geen beton maar CEMENTBETON.
Cement is het bindmiddel in beton.
Cement reageert met water (hydratie) en verhardt.
Na verharding behoudt het cement zijn sterkte en stabiliteit (ook
onder water).
In Nederland worden voornamelijk portlandcement en
hoogovencement toegepast.
Portland cement:
Wordt verkregen door portlandcementklinkers te vermalen.
Bestaat uit een mengsel van kalksteen en/of mergel, zand en klei dat
wordt gebrand bij ca. 1450 graden Celsius.
Hoogovencement:
Bestaat voor een groot deel uit gegranuleerde hoogovenslak.
Ontstaat in een hoogoven door het versmelten van steenachtige
bestanddelen van ijzererts.
Wordt plotseling afgekoeld met water en valt dartdoor uit elkaar in
kleine korrels.
Bestaat ook voor een deel uit portlandcementklinker.
Water:
Aanmaakwater zorgt voor de hydratie van cement.
o De verhouding water/cement heet de water-cementfactor
(wcf). Verhoging van de wcf heeft een nadelige invloed op de
sterkte-ontwikkeling.
Toeslagmaterialen:
Bestaat uit steenachtige materialen die door het cement aan elkaar
worden gelijmd.
o Vormt het dragende skelet van het beton.
o Cement bestaat ca. 75% uit toeslagmateriaal.
o Er wordt onderscheid gemaakt in fijn en grof
toeslagmateriaal.
Een verhard mengsel van cement, water en uitsluitend fijn
toeslagmateriaal wordt mortel genoemd.
, Fijn toeslagmateriaal:
Grof toeslagmateriaal:
grind steenslag
Bron: cementenbeton.nl
Hulpstoffen:
Beinvloeden een of meer eigenschappen van de betonspecie of het
verharde beton:
o Verwerkbaarheid (plastificeerders), binding en verharding
(vertragers en versnellers), weerstand tegen fysische invloeden,
kleurstoffen.
Vulstoffen:
Een fijne stof (meestal < 125 µm) die aan het beton wordt toegevoegd
ter aanvulling van de hoeveelheid fijn materiaal.
o Ze zorgen voor een hoge dichtheid en worden toegepast in
hogesterkbeton.
o Bestaan verschillende soorten zoals silica fume.
o Belangrijkste kenmerken:
Goede druksterkte, kleine treksterkte:
Aanbrengen wapening t.p.v. trekspanning.