H1 De Lage Landen bij de zee
1.1 Koffers pakken…
● Een groot deel van Nederland ligt onder het zeespiegel
○ Overstromingen te voorkomen
■ Primaire waterkering → onderhouden door de w aterschappen
■ Duin, dijk, dam of ander object dat inwoners beschermt tegen
buitenwater
○ Klimaatverandering zorgt voor zeespiegelstijging, grotere stormen (duinen
worden weggeslagen en zeewater wordt de rivier ingeblazen) en veel
neerslag in één keer (rivierwater staat hoog en kan de zee niet in)
(neerslagregiem verandert)
○ Bodemdaling
● Overstromingsrisico kan verkleind worden door het verhogen van dijken of duinen.
Het verbreden van het strand of het strand aanvullen met zand zorgt er ook voor dat
het overstromingsrisico verkleind kan worden.
● De voorwaarden voor het in stand houden van de kust
○ Zeebodem moet over een grote afstand van de kust flauw aflopen
○ Stromingen moeten voldoende zand aanvoeren
○ Getijdenverschil mag niet te groot zijn
○ De kust moet niet worden beschadigd door zware stormen
○ Niet een te snelle stijging van de zeespiegel
● Er is zandverlies aan de kust (westen), ook bij de Waddeneilanden is er sprake van
zandverlies (de eilanden verplaatsen naar het oosten)
● Deltawet (na de watersnoodramp) → Deltawerken
○ Ophogen van dijken op Deltahoogte
○ Aanleg van dammen
○ Aanleg van wegen
○ Aanleg van bruggen
○ Afsluiting van zeegaten
■ De natuurlijke overgang was weg, want het water werd zoet door de
afsluiting
■ Een grotere zoetwatervoorraad (voor de landbouw)
■ De scheepvaart profiteert van het wegvallen van het getijdenverschil
→ Om de natuurlijke overgang terug te brengen werden de sluizen aangelegd,
dammen geopend en de stormvloedkering aangelegd. In de zeegaten is er nu brak water
(zoet/zout), waardoor trekvissen terugkeerden en dus het ecosysteem.
1.2 Kust in beweging
● 3 kusttypen in Nederland
○ Wadden → eilanden en zeegaten
○ Gesloten kust → van Den Helder tot Hoek van Holland
○ Estuarium → trechtervormige riviermonding
■ Plaats waar zoet en zout water ment
■ Verschil tussen eb en vloed is groot, vooral in de Westerschelde
● Zachte kust is een natuurlijke kust
, ○ Duinen
○ Zandplaten
○ Stranden
○ Wadden
○ Kwelders/ schorren
● Harde kust is een kust die door de mens is aangelegd
○ (zee)dijk
○ Dammen
○ Strekdammen (breken de stroming/ golfslag)
○ Kust kan niet vrij bewegen
● Kustprocessen
○ Opbouw en afbraak van de kust
○ Wind (golven)
■ Golven in diep water gaan sneller (erosie) ze remmen af bij de kustlijn
(sedimentatie).
○ Getijdenstroming
■ Aantrekkingskracht van de maan (¾) en de zon (¼) plus de draaiing
van de aarde
■ Springtij → zon en maan aan één kant/ tegenovergesteld (in
combinatie met storm = gevaarlijk voor de kust)
■ Doodtij → weinig verschil tussen eb en vloed
○ Zeestroming van Zuidwest naar Noordoost
■ Hoe langzamer het water stroomt, des te minder zand er
meegenomen wordt.
1.3 Inspelen op de natuur
● Dynamische handhaving is een vorm van kustbescherming waarbij de kustlijn binnen
een bepaalde bandbreedte mag bewegen (basiskustlijn), zo hebben water en wind
vrij spel.
○ Zandsuppleties → opspuiten van zand om zandverlies tegen te gaan.
○ Zandmotor → manier van kustbescherming en kustonderhoud in de vorm van
een aangelegde zandvlakte voor de kust, waarbij de natuur helpt bij de
bescherming tegen de zee
■ Golven en wind
○ Slufter → zoute / brakke duinvallei die in open verbinding staat met de zee,
zodat zout water onder invloed van het getij kan binnenstromen.
■ Gradiënt ( overgangen in de natuur )
● Zoet en zout water, hoog en laag en nat en droog
○ 4 factoren waar rekening mee gehouden wordt:
■ Veiligheid
■ Natuur
■ Economie
■ Recreatie
● Nationaal Waterplan is een uitwerking van het Deltaprogramma
○ Duurzame veiligheid tegen overstromingen en duurzame
zoetwatervoorzieningen
1.1 Koffers pakken…
● Een groot deel van Nederland ligt onder het zeespiegel
○ Overstromingen te voorkomen
■ Primaire waterkering → onderhouden door de w aterschappen
■ Duin, dijk, dam of ander object dat inwoners beschermt tegen
buitenwater
○ Klimaatverandering zorgt voor zeespiegelstijging, grotere stormen (duinen
worden weggeslagen en zeewater wordt de rivier ingeblazen) en veel
neerslag in één keer (rivierwater staat hoog en kan de zee niet in)
(neerslagregiem verandert)
○ Bodemdaling
● Overstromingsrisico kan verkleind worden door het verhogen van dijken of duinen.
Het verbreden van het strand of het strand aanvullen met zand zorgt er ook voor dat
het overstromingsrisico verkleind kan worden.
● De voorwaarden voor het in stand houden van de kust
○ Zeebodem moet over een grote afstand van de kust flauw aflopen
○ Stromingen moeten voldoende zand aanvoeren
○ Getijdenverschil mag niet te groot zijn
○ De kust moet niet worden beschadigd door zware stormen
○ Niet een te snelle stijging van de zeespiegel
● Er is zandverlies aan de kust (westen), ook bij de Waddeneilanden is er sprake van
zandverlies (de eilanden verplaatsen naar het oosten)
● Deltawet (na de watersnoodramp) → Deltawerken
○ Ophogen van dijken op Deltahoogte
○ Aanleg van dammen
○ Aanleg van wegen
○ Aanleg van bruggen
○ Afsluiting van zeegaten
■ De natuurlijke overgang was weg, want het water werd zoet door de
afsluiting
■ Een grotere zoetwatervoorraad (voor de landbouw)
■ De scheepvaart profiteert van het wegvallen van het getijdenverschil
→ Om de natuurlijke overgang terug te brengen werden de sluizen aangelegd,
dammen geopend en de stormvloedkering aangelegd. In de zeegaten is er nu brak water
(zoet/zout), waardoor trekvissen terugkeerden en dus het ecosysteem.
1.2 Kust in beweging
● 3 kusttypen in Nederland
○ Wadden → eilanden en zeegaten
○ Gesloten kust → van Den Helder tot Hoek van Holland
○ Estuarium → trechtervormige riviermonding
■ Plaats waar zoet en zout water ment
■ Verschil tussen eb en vloed is groot, vooral in de Westerschelde
● Zachte kust is een natuurlijke kust
, ○ Duinen
○ Zandplaten
○ Stranden
○ Wadden
○ Kwelders/ schorren
● Harde kust is een kust die door de mens is aangelegd
○ (zee)dijk
○ Dammen
○ Strekdammen (breken de stroming/ golfslag)
○ Kust kan niet vrij bewegen
● Kustprocessen
○ Opbouw en afbraak van de kust
○ Wind (golven)
■ Golven in diep water gaan sneller (erosie) ze remmen af bij de kustlijn
(sedimentatie).
○ Getijdenstroming
■ Aantrekkingskracht van de maan (¾) en de zon (¼) plus de draaiing
van de aarde
■ Springtij → zon en maan aan één kant/ tegenovergesteld (in
combinatie met storm = gevaarlijk voor de kust)
■ Doodtij → weinig verschil tussen eb en vloed
○ Zeestroming van Zuidwest naar Noordoost
■ Hoe langzamer het water stroomt, des te minder zand er
meegenomen wordt.
1.3 Inspelen op de natuur
● Dynamische handhaving is een vorm van kustbescherming waarbij de kustlijn binnen
een bepaalde bandbreedte mag bewegen (basiskustlijn), zo hebben water en wind
vrij spel.
○ Zandsuppleties → opspuiten van zand om zandverlies tegen te gaan.
○ Zandmotor → manier van kustbescherming en kustonderhoud in de vorm van
een aangelegde zandvlakte voor de kust, waarbij de natuur helpt bij de
bescherming tegen de zee
■ Golven en wind
○ Slufter → zoute / brakke duinvallei die in open verbinding staat met de zee,
zodat zout water onder invloed van het getij kan binnenstromen.
■ Gradiënt ( overgangen in de natuur )
● Zoet en zout water, hoog en laag en nat en droog
○ 4 factoren waar rekening mee gehouden wordt:
■ Veiligheid
■ Natuur
■ Economie
■ Recreatie
● Nationaal Waterplan is een uitwerking van het Deltaprogramma
○ Duurzame veiligheid tegen overstromingen en duurzame
zoetwatervoorzieningen