WPL 2 (2024 – 2025) Juna Denoulet
EVALUATIE: 90% examen + 10% WPL-map
Indienen WEK + zWEK is voorwaarde om geëvalueerd te worden
EX: vraagstelling is gelijkaardig aan Ontwikkeling Stimuleren (begrippen, MC-vragen, open vragen …)
INHOUDSTAFEL
HOOFDSTUK 1. Inzichten uit de wetenschap .................................................................................. 1
1.1. Het werkgeheugen heeft een beperkte capaciteit ................................................................ 1
1.1.1. Cognitieve architectuur .................................................................................................. 1
1.1.2. Cognitieve belasting ...................................................................................................... 1
1.2. De expert denkt anders dan de beginner.............................................................................. 2
1.3. Generieke vaardigheden vereisen domeinkennis ................................................................. 2
1.4. Leren is niet hetzelfde als presteren .................................................................................... 3
1.5. Wat de meeste leraren doen is … gewoon goed les geven ..................................................... 3
HOOFDSTUK 2. Bouwstenen voor effectieve didactiek .................................................................... 4
2.1. Activeer relatieve voorkennis .............................................................................................. 4
2.1.1. Waarom? ...................................................................................................................... 4
2.1.2. Hoe? ............................................................................................................................. 4
2.1.3. Krachtige elementen ...................................................................................................... 5
2.2. Geef duidelijke, gestructureerde en uitdagende instructie .................................................... 5
2.2.1. Duidelijke instructie ....................................................................................................... 5
2.2.2. Structuur....................................................................................................................... 6
2.2.3. Uitdaging ...................................................................................................................... 6
2.2.4. Klasklimaat en -routines ................................................................................................ 6
2.3. Gebruik voorbeelden.......................................................................................................... 6
2.3.1. Soorten voorbeelden ..................................................................................................... 6
2.3.2. Differentiatie ................................................................................................................. 7
2.4. Combineer woord en beeld ................................................................................................ 8
2.5. Laat leerstof actief verwerken ............................................................................................. 8
2.6. Controle van begrip............................................................................................................ 9
2.7. Ondersteun bij moeilijke opdrachten ................................................................................ 10
2.8. Spreid oefening met leerstof in de tijd ............................................................................... 10
2.9. Zorg voor afwisseling in oefentypes ................................................................................... 11
2.10. Gebruik toetsing als leer- en oefenstrategie ....................................................................... 11
2.11. Geef feedback die leerlingen aan het denken zet ............................................................... 11
2.12. Leer je leerlingen effectief leren ........................................................................................ 11
HOOFDSTUK 3. Wat maakt een leraar tot een expert-leraar? ......................................................... 12
HOOFDSTUK 4. Oefeningen ......................................................................................................... 13
HOOFDSTUK 5. Oplossingen ....................................................................................................... 15
1
,WPL 2 (2024 – 2025) Juna Denoulet
OVERZICHT
INZICHTEN
1. Het werkgeheugen heeft een beperkte capaciteit
2. De expert denkt anders dan de beginner
3. Generieke vaardigheden vereisen domeinkennis
4. Leren is niet hetzelfde als presteren
5. Wat een leraar doet is … gewoon goed lesgeven
BOUWSTENEN
1. Activeer relevante voorkennis
2. Geef duidelijke, gestructureerde en uitdagende instructie
3. Gebruik voorbeelden
4. Combineer woord en beeld
5. Laat leerstof actief verwerken
6. Controle van begrip
7. Ondersteun bij moeilijke opdrachten
8. Spreid oefening met leerstof in de tijd
9. Zorg voor afwisseling in oefentypes
10. Gebruik toetsing als leer- en oefenstrategie
11. Geef feedback die leerlingen aan het denken zet
12. Leer je leerlingen effectief leren
2
,WPL 2 (2024 – 2025) Juna Denoulet
Werkplekleren 2
HOOFDSTUK 1. Inzichten uit de wetenschap
2 velden in deze inzichten:
Cognitieve psychologie = menselijk denken (vb: leren, onthouden, vergeten, toepassen)
Lerareneffectiviteitsstudies = proces + product
EX: inzichten vanbuiten kennen + kunnen uitleggen
1.1. Het werkgeheugen heeft een beperkte capaciteit
1.1.1. Cognitieve architectuur
= hoe wij leren
herinneren
organiseren &
integreren
1. Ervaringen/prikkels uit omgeving opnemen + registreren in zintuigelijk geheugen
Enkel meest relevante info wordt verwerkt en naar werkgeheugen gestuurd
Wordt beïnvloed door interesse, aandacht, nieuwsgierigheid, ervaringen, emoties, stoorzenders …
Leraar moet dus aandacht op juiste prikkels vestigen
2. Werkgeheugen = mentale werkplaats, denken en bewustzijn vindt hier plaats
Beperkte capaciteit ~ flessenhals/trechter
Rekening houden met limiet bij (aan)leren
Ontvangt sensorische prikkels uit omgeving, maar ook info uit LT-geheugen
3. LT-geheugen = verzameling kennisschema’s
Heeft onbeperkte duur en capaciteit
Nieuwe info wordt georganiseerd en geïntegreerd in bestaande kennis
Info in LT-geheugen = middel om beperking werkgeheugen te overwinnen → voorkennis activeren
EX: goed weten hoe deze figuur werkt
1.1.2. Cognitieve belasting
Cognitieve belastingstheorie (John Sweller) = cognitive load theory = bandbreedte optimaal benutten
Mentale bandbreedte = capaciteit om na te denken
Als deze overschreden wordt → cognitieve overbelasting: werkgeheugen stopt
Maar werkgeheugen te weinig benutten verhoogt ook kans op afleiding
1
, WPL 2 (2024 – 2025) Juna Denoulet
Intrinsieke belasting: complexiteit van het onderwerp zelf, inherent aan de taak
Vb: aantal treden van een trap, fitheid van de klimmer
Extrinsieke belasting: toegevoegde belasting, los van de inhoud van de leerstof
Vb: aantal treden tegelijk, binnen bepaalde tijd, rugzak met gewicht, mensen die in de weg lopen …
Vb: filmpje met veel afleidingen tonen aan lln
Doel = cognitieve belasting optimaliseren
Hoge intrinsieke belasting
Geen overschot!
1.2. De expert denkt anders dan de beginner
“Wat je weet bepaalt wat je ziet en niet omgekeerd”
= aanwezige kennis bepaalt hoe we de wereld zien, begrijpen, interpreteren
Vb: kleuter ziet partituur als blad met lijntjes en bolletjes – expert ziet noten en evt. welk lied het is
Curse of knowledge = het zelf makkelijker zien, omdat je het al kent/begrijpt
Zich in het hoofd van de lln verplaatsen
Leren = kennis/vaardigheden verwerven
Biologisch primair leren = iets impliciet leren, doen we al sinds oertijd, gaat natuurlijk
Vb: leren stappen, praten …
Biologisch secundair leren = ook impliciet, maar kwam doorheen de tijd, onderwijs is noodzakelijk
Vb: leren schrijven, zwemmen, rekenen, vertalen …
Soorten kennis waarover leerkracht moet beschikken
Vakkennis: je kan geen wiskunde aanleren als je het zelf niet snapt
Vakdidactische kennis: voor specifieke vakken
Pedagogisch-didactische kennis: algemene didactiek, voor alle vakken
Pedagogisch-opvoedkundige kennis: kinderen motiveren, leergebiedoverschrijdende pedagogiek
Let op: kennis ≠ informatie
Kennis = verwerkte informatie
1.3. Generieke vaardigheden vereisen domeinkennis
Ook wel gezegd: het doel is niet altijd het middel
Generieke vaardigheden = 21e-eeuwse vaardigheden
Vb: kritisch denken, problemen oplossen, communiceren, samenwerken
Vaardigheden zijn moeilijk over te brengen naar een andere context als je geen kennis hebt van die
andere context
Kennis is nog belangrijker dan vroeger
Nu wereldwijde web: veel onbetrouwbare bronnen
Ook kennis nodig bij samenwerking met andere personen/sectoren
Vb: uitstap naar chemiebedrijf
2
EVALUATIE: 90% examen + 10% WPL-map
Indienen WEK + zWEK is voorwaarde om geëvalueerd te worden
EX: vraagstelling is gelijkaardig aan Ontwikkeling Stimuleren (begrippen, MC-vragen, open vragen …)
INHOUDSTAFEL
HOOFDSTUK 1. Inzichten uit de wetenschap .................................................................................. 1
1.1. Het werkgeheugen heeft een beperkte capaciteit ................................................................ 1
1.1.1. Cognitieve architectuur .................................................................................................. 1
1.1.2. Cognitieve belasting ...................................................................................................... 1
1.2. De expert denkt anders dan de beginner.............................................................................. 2
1.3. Generieke vaardigheden vereisen domeinkennis ................................................................. 2
1.4. Leren is niet hetzelfde als presteren .................................................................................... 3
1.5. Wat de meeste leraren doen is … gewoon goed les geven ..................................................... 3
HOOFDSTUK 2. Bouwstenen voor effectieve didactiek .................................................................... 4
2.1. Activeer relatieve voorkennis .............................................................................................. 4
2.1.1. Waarom? ...................................................................................................................... 4
2.1.2. Hoe? ............................................................................................................................. 4
2.1.3. Krachtige elementen ...................................................................................................... 5
2.2. Geef duidelijke, gestructureerde en uitdagende instructie .................................................... 5
2.2.1. Duidelijke instructie ....................................................................................................... 5
2.2.2. Structuur....................................................................................................................... 6
2.2.3. Uitdaging ...................................................................................................................... 6
2.2.4. Klasklimaat en -routines ................................................................................................ 6
2.3. Gebruik voorbeelden.......................................................................................................... 6
2.3.1. Soorten voorbeelden ..................................................................................................... 6
2.3.2. Differentiatie ................................................................................................................. 7
2.4. Combineer woord en beeld ................................................................................................ 8
2.5. Laat leerstof actief verwerken ............................................................................................. 8
2.6. Controle van begrip............................................................................................................ 9
2.7. Ondersteun bij moeilijke opdrachten ................................................................................ 10
2.8. Spreid oefening met leerstof in de tijd ............................................................................... 10
2.9. Zorg voor afwisseling in oefentypes ................................................................................... 11
2.10. Gebruik toetsing als leer- en oefenstrategie ....................................................................... 11
2.11. Geef feedback die leerlingen aan het denken zet ............................................................... 11
2.12. Leer je leerlingen effectief leren ........................................................................................ 11
HOOFDSTUK 3. Wat maakt een leraar tot een expert-leraar? ......................................................... 12
HOOFDSTUK 4. Oefeningen ......................................................................................................... 13
HOOFDSTUK 5. Oplossingen ....................................................................................................... 15
1
,WPL 2 (2024 – 2025) Juna Denoulet
OVERZICHT
INZICHTEN
1. Het werkgeheugen heeft een beperkte capaciteit
2. De expert denkt anders dan de beginner
3. Generieke vaardigheden vereisen domeinkennis
4. Leren is niet hetzelfde als presteren
5. Wat een leraar doet is … gewoon goed lesgeven
BOUWSTENEN
1. Activeer relevante voorkennis
2. Geef duidelijke, gestructureerde en uitdagende instructie
3. Gebruik voorbeelden
4. Combineer woord en beeld
5. Laat leerstof actief verwerken
6. Controle van begrip
7. Ondersteun bij moeilijke opdrachten
8. Spreid oefening met leerstof in de tijd
9. Zorg voor afwisseling in oefentypes
10. Gebruik toetsing als leer- en oefenstrategie
11. Geef feedback die leerlingen aan het denken zet
12. Leer je leerlingen effectief leren
2
,WPL 2 (2024 – 2025) Juna Denoulet
Werkplekleren 2
HOOFDSTUK 1. Inzichten uit de wetenschap
2 velden in deze inzichten:
Cognitieve psychologie = menselijk denken (vb: leren, onthouden, vergeten, toepassen)
Lerareneffectiviteitsstudies = proces + product
EX: inzichten vanbuiten kennen + kunnen uitleggen
1.1. Het werkgeheugen heeft een beperkte capaciteit
1.1.1. Cognitieve architectuur
= hoe wij leren
herinneren
organiseren &
integreren
1. Ervaringen/prikkels uit omgeving opnemen + registreren in zintuigelijk geheugen
Enkel meest relevante info wordt verwerkt en naar werkgeheugen gestuurd
Wordt beïnvloed door interesse, aandacht, nieuwsgierigheid, ervaringen, emoties, stoorzenders …
Leraar moet dus aandacht op juiste prikkels vestigen
2. Werkgeheugen = mentale werkplaats, denken en bewustzijn vindt hier plaats
Beperkte capaciteit ~ flessenhals/trechter
Rekening houden met limiet bij (aan)leren
Ontvangt sensorische prikkels uit omgeving, maar ook info uit LT-geheugen
3. LT-geheugen = verzameling kennisschema’s
Heeft onbeperkte duur en capaciteit
Nieuwe info wordt georganiseerd en geïntegreerd in bestaande kennis
Info in LT-geheugen = middel om beperking werkgeheugen te overwinnen → voorkennis activeren
EX: goed weten hoe deze figuur werkt
1.1.2. Cognitieve belasting
Cognitieve belastingstheorie (John Sweller) = cognitive load theory = bandbreedte optimaal benutten
Mentale bandbreedte = capaciteit om na te denken
Als deze overschreden wordt → cognitieve overbelasting: werkgeheugen stopt
Maar werkgeheugen te weinig benutten verhoogt ook kans op afleiding
1
, WPL 2 (2024 – 2025) Juna Denoulet
Intrinsieke belasting: complexiteit van het onderwerp zelf, inherent aan de taak
Vb: aantal treden van een trap, fitheid van de klimmer
Extrinsieke belasting: toegevoegde belasting, los van de inhoud van de leerstof
Vb: aantal treden tegelijk, binnen bepaalde tijd, rugzak met gewicht, mensen die in de weg lopen …
Vb: filmpje met veel afleidingen tonen aan lln
Doel = cognitieve belasting optimaliseren
Hoge intrinsieke belasting
Geen overschot!
1.2. De expert denkt anders dan de beginner
“Wat je weet bepaalt wat je ziet en niet omgekeerd”
= aanwezige kennis bepaalt hoe we de wereld zien, begrijpen, interpreteren
Vb: kleuter ziet partituur als blad met lijntjes en bolletjes – expert ziet noten en evt. welk lied het is
Curse of knowledge = het zelf makkelijker zien, omdat je het al kent/begrijpt
Zich in het hoofd van de lln verplaatsen
Leren = kennis/vaardigheden verwerven
Biologisch primair leren = iets impliciet leren, doen we al sinds oertijd, gaat natuurlijk
Vb: leren stappen, praten …
Biologisch secundair leren = ook impliciet, maar kwam doorheen de tijd, onderwijs is noodzakelijk
Vb: leren schrijven, zwemmen, rekenen, vertalen …
Soorten kennis waarover leerkracht moet beschikken
Vakkennis: je kan geen wiskunde aanleren als je het zelf niet snapt
Vakdidactische kennis: voor specifieke vakken
Pedagogisch-didactische kennis: algemene didactiek, voor alle vakken
Pedagogisch-opvoedkundige kennis: kinderen motiveren, leergebiedoverschrijdende pedagogiek
Let op: kennis ≠ informatie
Kennis = verwerkte informatie
1.3. Generieke vaardigheden vereisen domeinkennis
Ook wel gezegd: het doel is niet altijd het middel
Generieke vaardigheden = 21e-eeuwse vaardigheden
Vb: kritisch denken, problemen oplossen, communiceren, samenwerken
Vaardigheden zijn moeilijk over te brengen naar een andere context als je geen kennis hebt van die
andere context
Kennis is nog belangrijker dan vroeger
Nu wereldwijde web: veel onbetrouwbare bronnen
Ook kennis nodig bij samenwerking met andere personen/sectoren
Vb: uitstap naar chemiebedrijf
2