Samenvatting frans examen
Le système de la conjugaison (pp. 1–2)
1. Wat is het systeem van de Franse werkwoordvervoeging?
In het Frans heeft elke werkwoordsvorm twee kenmerken:
A. Het mode (de wijs)
Het mode geeft aan hoe de spreker de actie voorstelt.
De 6 modes zijn:
Mode Betekenis
Indicatif mededelende wijs (feiten)
Conditionnel voorwaardelijke wijs (zou…)
Subjonctif aanvoegende wijs (wens, twijfel, noodzaak)
Infinitif onbepaalde wijs (hele werkwoord)
Participe deelwoord
Impératif gebiedende wijs (bevel)
B. Het temps (de tijd)
Het temps geeft aan wanneer de actie gebeurt:
Présent → heden
Passé → verleden
Futur → toekomst
2. Twee soorten tijden: temps simples & temps composés
A. Temps simples (eenvoudige tijden)
Deze bestaan uit één woord.
Voorbeelden:
Indicatif présent → je joue
Imparfait → je jouais
Futur simple → je jouerai
B. Temps composés (samengestelde tijden)
Deze bestaan uit 2 woorden:
auxiliaire (être/avoir) + participe passé
,Voorbeelden:
Passé composé → j’ai mangé
Plus-que-parfait → j’avais mangé
Futur antérieur → j’aurai mangé
3. Indicatif présent – basisvorming
De tegenwoordige tijd wordt gevormd met:
radical (stam) + terminaison (uitgang)
Voorbeelden:
je parle
tu finis
nous rendons
vous joignez
ils reçoivent
4. Indicatif présent – regelmatige werkwoorden
A. Groepen
Groep Voorbeeld Kenmerk
-ER parler meest regelmatig
-RE entendre stam + s, s, -, ons, ez, ent
-IR (type finir) finir stam + is, is, it, issons, issez, issent
-IR (type sentir) sentir stam + s, s, t, ons, ez, ent
-OIR recevoir onregelmatig
5. Belangrijke uitzonderingen binnen -ER
A. -GER en -CER
Bij nous verandert de spelling:
nous mangeons
nous commençons
B. Verandering voor stomme -e
Sommige werkwoorden veranderen hun klinker of medeklinker:
Werkwoord Verandering Voorbeeld
acheter e→è j’achète
, Werkwoord Verandering Voorbeeld
répéter é→è je répète
appeler l → ll j’appelle
jeter t → tt je jette
employer y→i j’emploie
6. Verbes pronominaux (wederkerende werkwoorden)
Altijd met me, te, se, nous, vous, se:
je me lave
tu te laves
il se lave
nous nous lavons
vous vous lavez
ils se lavent
7. Onregelmatige werkwoorden in de présent
→ Deze moet je vanbuiten leren. Voorbeelden: être, avoir, aller, faire, venir, pouvoir, vouloir…
Les pronoms personnels et adverbiaux (pp.
3–4)
1. De vormen van de persoonlijke voornaamwoorden
Op pp. 3–4 krijg je een overzicht van vier soorten voornaamwoorden:
1. onderwerp (sujet)
2. lijdend voorwerp (COD)
3. meewerkend voorwerp (COI)
4. beklemtoonde vorm (forme tonique)
5. plus: pronom réfléchi, Y en EN
Hieronder vind je een volledige uitleg met voorbeelden en aandachtspunten.
2. SUJET – onderwerp
Dit zijn de gewone persoonlijke voornaamwoorden die het onderwerp van de zin zijn.
je – tu – il/elle/on – nous – vous – ils/elles
Voorbeelden Je parle. Ils arrivent. Nous comprenons.
Geen uitzonderingen. Let wel op: on betekent vaak wij in spreektaal.
Le système de la conjugaison (pp. 1–2)
1. Wat is het systeem van de Franse werkwoordvervoeging?
In het Frans heeft elke werkwoordsvorm twee kenmerken:
A. Het mode (de wijs)
Het mode geeft aan hoe de spreker de actie voorstelt.
De 6 modes zijn:
Mode Betekenis
Indicatif mededelende wijs (feiten)
Conditionnel voorwaardelijke wijs (zou…)
Subjonctif aanvoegende wijs (wens, twijfel, noodzaak)
Infinitif onbepaalde wijs (hele werkwoord)
Participe deelwoord
Impératif gebiedende wijs (bevel)
B. Het temps (de tijd)
Het temps geeft aan wanneer de actie gebeurt:
Présent → heden
Passé → verleden
Futur → toekomst
2. Twee soorten tijden: temps simples & temps composés
A. Temps simples (eenvoudige tijden)
Deze bestaan uit één woord.
Voorbeelden:
Indicatif présent → je joue
Imparfait → je jouais
Futur simple → je jouerai
B. Temps composés (samengestelde tijden)
Deze bestaan uit 2 woorden:
auxiliaire (être/avoir) + participe passé
,Voorbeelden:
Passé composé → j’ai mangé
Plus-que-parfait → j’avais mangé
Futur antérieur → j’aurai mangé
3. Indicatif présent – basisvorming
De tegenwoordige tijd wordt gevormd met:
radical (stam) + terminaison (uitgang)
Voorbeelden:
je parle
tu finis
nous rendons
vous joignez
ils reçoivent
4. Indicatif présent – regelmatige werkwoorden
A. Groepen
Groep Voorbeeld Kenmerk
-ER parler meest regelmatig
-RE entendre stam + s, s, -, ons, ez, ent
-IR (type finir) finir stam + is, is, it, issons, issez, issent
-IR (type sentir) sentir stam + s, s, t, ons, ez, ent
-OIR recevoir onregelmatig
5. Belangrijke uitzonderingen binnen -ER
A. -GER en -CER
Bij nous verandert de spelling:
nous mangeons
nous commençons
B. Verandering voor stomme -e
Sommige werkwoorden veranderen hun klinker of medeklinker:
Werkwoord Verandering Voorbeeld
acheter e→è j’achète
, Werkwoord Verandering Voorbeeld
répéter é→è je répète
appeler l → ll j’appelle
jeter t → tt je jette
employer y→i j’emploie
6. Verbes pronominaux (wederkerende werkwoorden)
Altijd met me, te, se, nous, vous, se:
je me lave
tu te laves
il se lave
nous nous lavons
vous vous lavez
ils se lavent
7. Onregelmatige werkwoorden in de présent
→ Deze moet je vanbuiten leren. Voorbeelden: être, avoir, aller, faire, venir, pouvoir, vouloir…
Les pronoms personnels et adverbiaux (pp.
3–4)
1. De vormen van de persoonlijke voornaamwoorden
Op pp. 3–4 krijg je een overzicht van vier soorten voornaamwoorden:
1. onderwerp (sujet)
2. lijdend voorwerp (COD)
3. meewerkend voorwerp (COI)
4. beklemtoonde vorm (forme tonique)
5. plus: pronom réfléchi, Y en EN
Hieronder vind je een volledige uitleg met voorbeelden en aandachtspunten.
2. SUJET – onderwerp
Dit zijn de gewone persoonlijke voornaamwoorden die het onderwerp van de zin zijn.
je – tu – il/elle/on – nous – vous – ils/elles
Voorbeelden Je parle. Ils arrivent. Nous comprenons.
Geen uitzonderingen. Let wel op: on betekent vaak wij in spreektaal.