100% tevredenheidsgarantie Direct beschikbaar na je betaling Lees online óf als PDF Geen vaste maandelijkse kosten 4.2 TrustPilot
logo-home
Tentamen (uitwerkingen)

Brandbeveiliging: Mogelijke Examenvragen

Beoordeling
-
Verkocht
-
Pagina's
31
Cijfer
A
Geüpload op
13-12-2025
Geschreven in
2024/2025

Alle examenvragen die vaak terug komen opgelijst met uitgebreid antwoord.












Oeps! We kunnen je document nu niet laden. Probeer het nog eens of neem contact op met support.

Documentinformatie

Geüpload op
13 december 2025
Aantal pagina's
31
Geschreven in
2024/2025
Type
Tentamen (uitwerkingen)
Bevat
Vragen en antwoorden

Voorbeeld van de inhoud

BRANDVEILIGHEID VAN GEBOUWEN_EXAMENVRAGEN


1. Over voortschrijdende instorting. Wat is het verschil tussen type 1 en 2? Waarom is dat belangrijk in
brandbescherming (strengere eisen voor type 1)? Waarom geen eigenschap van het structureel element zelf
(als links windverband faalt, faalt rest van structuur ook => type 1)?

Bijvraag: waarom zou je compartimentering doen bij industriebouw (kosten beperken, milieuschade,
bedrijfscontinuïteit) ?

= les regelgeving JDS 1 dia 75

Voortschrijdende instorting = indien het bezwijken van een constructie-onderdeel aanleiding geeft tot bezwijken
van onderdelen van het gebouw die zich niet bevinden in de onmiddellijke omgeving van het beschouwde
onderdeel EN indien de draagkracht van het overblijvende bouwwerk onvoldoende is om de optredende
belasting te dragen.

In gebouwen zoals kantoren, scholen etc. gebruiken we allemaal dezelfde definitie van structurele elementen.
Voor industriegebouwen gaan we de structurele elementen nog verder opsplitsen in twee categorieën.

- Type 1: Voortschrijdende instorting die zich kan uitstrekken over de compartimentsgrenzen heen of die
aanleiding geeft tot beschadiging van de compartimentswanden.
- Type 2: elementen die bij bezwijken aanleiding geven tot een voortschrijdende instorting beperkt tot het
compartiment.

Strengere eisen voor type 1 voor brandveiligheid: R60 en R120. Type 2 concept van equivalente tijdsduur (zwaarte
vertalen in een standaard temperatuurtijdskromme).

Geen eigenschap van het structureel element zelf maar hangt af samen met belastingen, robuustheid,
verbindingen… Bijvoorbeeld: winderverband om horizontale krachten op te nemen. In dit geval heb je twee
compartimenten. De brand kan dus links of rechts zijn. Als de brand rechts is dan kunnen die gordingen instorten
maar in principe zal de algemene stabiliteit van het gebouw bewaard blijven. Stel dat de brand links ontstaat dan
gaan ook de stalen windverbanden gaan opwarmen en verliezen ze hun sterkte. Dus stel dat je op een bepaald
moment die horizontale lasten niet meer kun opvangen (de windverbanden zorgen voor de algemene stabiliteit
van de hele structuur), dan is het een element van type 1 want als de krachten wegvallen dan kan je gebouw
instorten. Stel nu dat je het ander aanpakt en zegt ik ga de helft van de winderverbanden in het ene compartiment
zetten en de andere helft in het andere dan zullen de windverbanden aan de kant van de brand geen krachten
meer kunnen opnemen maar nu heb je wel nog een compartiment waar de temperatuur nog oké is en waar de
winderbanden dus hun werking nog kunnen doen. Het gebouw zal nog horizontale lasten kunnen opvangen
doordat je de windverbanden hebt ontdubbelt. De winderverbanden zijn dan type 2.

,2. Leg invloed van NOVEC1230 op brand uit a.d.h.v. de branddriehoek, Wanneer bij brand? Wat moet je extra
voorzien? Waar moet je mee oppassen bij gebruik van NOVAC1230?

= les active fire protection systems_Gryspeert dia 31

Vuurdriehoek: zuurstof, brandstof en warmte/energie.

Vrij recent is men op een molecule gekomen, de NOVEC molecule en dat bleek een goed alternatief te zijn voor
halogenen. Waarom? De concentratie dat je nodig hebt van NOVEC is ongeveer in dezelfde grootteorde als de
halogenen. Dit is geen gas maar een vloeistof. Het kookpunt is 49°C maar het heeft een zeer lage
verdampingswaarde dus het gaat zeer snel om van de vloeistof een gas te maken. Wat is het grote voordeel; van
zodra het gasvormig is, heeft het een zeer grote warmtecapaciteit. In het begin van de les zagen we dat de
warmtecapaciteit van het gas belangrijk is om te bepalen hoeveel procent je nodig hebt van een gas om de vlam
te doven. Hier is dat dus positief. Vanaf je 6-7% NOVEC in de lucht brengt dan is de warmtecapaciteit zo groot
dat de vlam niet meer kan bestaan. NOVEC is eigenlijk een vervanger van de chemische blusmiddelen maar de
blus werking is gelijk aan de inerte gassen.

Het werkt ook op het principe van thermische ballast toevoegen aan de vlam en niet op het principe van radicale
reacties te gaan onderbreken. Vlam verspilt veel energie aan het gas op te warmen. Gas met grote
warmtecapaciteit minder gas nodig.

Het is noodzakelijk om NOVEC binnen de 10sec in de ruimte te injecteren. Die 10 sec = halonblussers. Die 10sec,
betekent dat je dat enkel gaat gebruiken in ruimtes waar je absoluut geen vlam wilt hebben.

Wanneer: zo vroeg mogelijk. NOVEC moet kunnen verdampen; het is een vloeistof die moet verdampen dus je
kan het niet gebruiken in ruimtes waar dit niet kan. Daarom is NOVEC beperkt tot niet vriesomstandigheden.
Idem voor halogenen. Andere inerte gassen hebben hier geen last van. Eens de brand ventilatie gecontroleerd is,
is het niet meer nuttig; een grotere brand duwt gaspartikels weg (zoals bij watermist).

Wat voorzien: overdruksystemen. verluchting naar buiten of ander lokaal (moet groter zijn) om gas naartoe te
sturen. (aparte detectiesystemen, impact leidingen, waarschuwingsknoppen).

Oppassen: De CF verbinding zit erin. In de brandwereld zal het dus geen succes worden. milieuschade: natuur
breekt dit niet af. NOVEC moet kunnen verdampen; het is een vloeistof die moet verdampen dus je kan het niet
gebruiken in ruimtes waar dit niet kan. Daarom is NOVEC beperkt tot niet vriesomstandigheden. Idem voor
halogenen. Andere inerte gassen hebben hier geen last van.

,3. Leg principe compartimentering uit. Wat betekent B-s1,d2. Hoe wordt dit bepaald. Wat zegt dit over reactie
bij een werkelijke brand?

= les 2 passieve brandbeveiliging

Compartimenteren; je probeert om de gevolgen van een brand gedurende een bepaalde periode beperkt te
houden tot een bepaald gedeelte van een gebouw. Er zijn twee aspecten heel belangrijk hierin. Enerzijds heb je
reactie bij brand en anderzijds brandweerstand.

Reactie bij brand is voornamelijk van belang in de groeifase van de brand. Het geeft weer hoe reageert een
bepaalt materiaal wanneer het plots geconfronteerd wordt met een brand. De bedoeling van de ontwikkeling van
materialen die gunstig zijn in de context van compartimentering zullen materialen zijn die niet of nauwelijks
bijdragen tot de ontwikkeling van de brand. Als ze toch bijdragen tot de brand, dan is de bijdrage beperkt en is er
niet te veel rookvorming en is er misschien ook best geen smeltgedrag.

Classificatie:

- Brandgedrag zelf: A-F. In welke mate draagt het materiaal bij tot vermogen ontwikkeling van de brand.
A1 = onbrandbaar, A2 = bijna geen bijdrage tot brand, B = erg gelimiteerde bijdrage, C = gelimiteerde
bijdrage, D = belangrijke bijdrage (hout), E = erg belangrijke bijdrage, F = niet getest of vrijgegeven, niet
toelaatbaar.
- Rookontwikkeling: s1-s3 (geen 0 want altijd rook aanwezig bij brand). s1 = beperkte rookontwikkeling, s2
= gemiddeld, s3 = veel.
- Druppelvorming: d0-d2. Materiaal dat brand kan smelten en door zwaartekracht kunnen druppels naar
beneden vallen. d0 = geen druppelvorming (hout gaat direct naar gasfase), d1 = druppels die minder dan
10 sec branden (gestandaardiseerde reactie bij brandproef), d2 = als druppels nog min 10 sec branden.
Als druppels lang genoeg branden gaan ze intense warmteoverdracht hebben met de oppervlakte waarop
ze vallen en als dit brandbaar is kan genoeg energie vrijkomen om het pyrolyseproces in gang te zetten en
dan is er dus een groter risico op branduitbreiding.

Bepaling classificatie:

- Single Burning Item test (SBI): materiaal wordt in een hoekopstelling geplaatst (2 panelen 1,5 m hoog en
een 0.5 m en andere 1m breed). Er wordt een brandhaard gecreëerd van 30kW en we kijken wat er gebeurt
20 min lang. Men verzamelt de gassen die vrijkomen bij de brand en eventueel het deelnemende
materiaal. Die gassen gaan dan door een buissysteem waarna de samenstelling ervan wordt bekeken;
zuurstof en koolstofmonoxide en koolstofdioxide. Waarom? Om het vermogen te kunnen berekenen. Op
basis van de daling van de concentratie aan zuurstof kan je een inschatting maken van hoeveel warmte
er vrijgekomen is door verbranding per tijdseenheid. Het is niet gemakkelijk om een warmtevermogen op
te meten van een brand dus men doet dat indirect door zuurstofverbruik of door productie van
koolstofmonoxide of koolstofdioxide. Met deze berekeningen kan je dan de letter A tot E bepalen.
Afhankelijk van hoeveel bijkomend vermogen hier opgemeten wordt t.o.v. 30KW, dat is de bijdrage van het
materiaal. Er wordt ook een meting gedaan van de rookconcentratie via een optisch systeem. Men heeft
een bepaalde lichtbron en een bepaalde ontvanger. Naarmate het signaal sterker verzwakt bij de
ontvanger t.o.v. de zender heb je meer rookconcentratie en afhankelijk van die rookconcentratie heb je
dan s1, s2 of s3. De druppelvorming is hier enkel visueel. Dit kan bepaald worden met een andere proef.

- Room Corner Test (RC): idem maar alle wanden en plafond + brandhaard 100kW + hier
rooklaagontwikkeling. Kleine ruimte (2,4 x 2,4 x 3,6m) met een deuropening waarbij alle wanden en
plafond gaat bekleden met testmateriaal je laat dus toe dat een rooklaag zich ontwikkeld en deze wordt
afgevoerd buiten de ruimte. Gelijkaardige analyse van rookconcentratie. Brandhaard in hoek met
vermogen van 100 KW. Als de brand in de eerste 2 min al overslaat = klasse E. D = eerste 10 min (hout).
Als na 10 min geen flash over is, dan brand opdrijven tot 300 kW en dan flashover tussen de 10-20 min =
klasse C. als na 20 geen flash over is, dan klasse B of beter (bijkomende proef voor verdere classificatie).
Visueel gekeken naar vlamuitbreiding. Als vlammen door deuropening komen is flash over (1 MW).

, Als de brand verder doorgeroeid is, dan wordt het ook van belang om in te schatten hoe goed een bouwelement
weerstand kan bieden tegen de brand. Het heeft dus belang in de vol ontwikkelde fase en eventueel in de afname
fase. Je kijk hierbij dan enerzijds naar zaken zoals instorting die al dan niet volledig plaatsvind en anderzijds kijk
je naar de branduitbreiding waarbij we kijken naar compartimentering.

De brandweerstand wordt uitgedrukt in een aantal minuten die slaan op minuten tijdens een gestandaardiseerde
brandproef die gebaseerd is op de ISO-curve. De ISO curve waarbij een temperatuur wordt opgelegd in een oven
en die temperatuur loopt op met de tijd (hebben we al kort aangehaald). Het is de bedoeling om zo snel mogelijk
naar omstandigheden te gaan die een situatie nabootsen van een brand na flash over. Het is een scenario
waarvan wordt verwacht dat dat het meest belastende scenario is. Dat hoeft niet altijd waar te zijn; als je
bijvoorbeeld een open kantooroppervlakte hebt dan zijn er al scenario's bedacht die mechanisch veeleisender
zijn dan een uniforme thermische belasting.

We hebben 3 primaire basis vereisten:

- Een vereiste met betrekking tot de dragende functionaliteit van een compartimenteitsgrens, aangeduid
met de letter R.
- De branddichtheid of integriteit (vermijden dat vlammen van ene kant naar andere kant gaan), aangeduid
met de letter E
- Thermische isolatie waarbij geëist wordt dat de temperatuur aan de niet blootgestelde zijde van de
compartimenteitsgrens beneden een bepaalde waarde blijft, aangeduid met de letter I



We kunnen bepalen wat we willen, we kunnen materialen kiezen met de beste reactie tegen brand en
bouwelementen tekenen met hele goeie brandweerstand MAAR nog belangrijker is de uitvoering ervan. Het
heeft geen zin om een brandwerende deur te plaatsen als erboven een ruit aanwezig is etc. Heel vaak wordt ervan
uit gegaan dat wanneer men passieve brandbeveiliging geplaatst heeft dit voldoende is er niet meer naar gekeken
moet worden. Echter moet dit wel gecontroleerd worden. stel je hebt een brandwerende wand en als eigenaar
weet je dat niet en weet je niet hoe belangrijk dat is en je kiest ervoor om een doorboring te doen. Op dat moment
heb je een ernstige inbreuk op het oorspronkelijke concept.

Reactie bij werkelijke brand: test is niet hetzelfde als bij werkelijke brand dus reactie zal anders zijn maar hierdoor
kunnen we vergelijken tussen verschillende materialen en keuze maken.

SBI:

- Klein: Bv buitenschil aluminium: brandproeven op kleine schaal, kleine afmetingen en erg goed
verbonden dan zal dit goed aanhouden maar in werkelijke brand over hele gevel zal het vervormen,
spleten ontstaan.
- Wijkt ook sterk af door afvoering gassen en geen plafond. Rook w afgevoerd dus zal geen warmte
teruggeven aan het materiaal dat getest w. is dus minder belastende situatie. Niet conservatief.
€17,99
Krijg toegang tot het volledige document:

100% tevredenheidsgarantie
Direct beschikbaar na je betaling
Lees online óf als PDF
Geen vaste maandelijkse kosten

Maak kennis met de verkoper
Seller avatar
phebeversluys

Maak kennis met de verkoper

Seller avatar
phebeversluys Universiteit Gent
Bekijk profiel
Volgen Je moet ingelogd zijn om studenten of vakken te kunnen volgen
Verkocht
Nieuw op Stuvia
Lid sinds
4 uur
Aantal volgers
0
Documenten
4
Laatst verkocht
-

0,0

0 beoordelingen

5
0
4
0
3
0
2
0
1
0

Waarom studenten kiezen voor Stuvia

Gemaakt door medestudenten, geverifieerd door reviews

Kwaliteit die je kunt vertrouwen: geschreven door studenten die slaagden en beoordeeld door anderen die dit document gebruikten.

Niet tevreden? Kies een ander document

Geen zorgen! Je kunt voor hetzelfde geld direct een ander document kiezen dat beter past bij wat je zoekt.

Betaal zoals je wilt, start meteen met leren

Geen abonnement, geen verplichtingen. Betaal zoals je gewend bent via Bancontact, iDeal of creditcard en download je PDF-document meteen.

Student with book image

“Gekocht, gedownload en geslaagd. Zo eenvoudig kan het zijn.”

Alisha Student

Veelgestelde vragen