BEGINSELEN VAN HET RECHT EN HET BOUWRECHT
Lesnota’s 2024-2025 – prof J. Laverge
,Les 2: Contractenrecht
Locke
Vorige week hebben we het gehad over het ontstaan van ons rechtssysteem, waarbij we hebben gezegd dat de
basisprincipes daarvan grotendeels teruggaan op een aantal ideeën uit de Verlichting. Daarbij kwamen Hobbes en
Rousseau aan bod. Vandaag kom ik terug op Locke. Van Locke hebben we gezegd dat hij, samen met Hobbes en
Rousseau, behoort tot de traditie van de sociaal contracttheorie, waarvan Rawls in de twintigste eeuw een
belangrijke exponent is. Locke's versie van deze theorie is bijzonder omdat hij een contract voorstelt tussen het volk
en de heersers, waarbij de sociale orde gewaarborgd moet worden. Locke's theorie is dat de basis voor het sociale
systeem ligt in individuele besluitvorming, waarbij mensen hun individuele rechten kunnen uitoefenen.
Locke stelt dat mensen vrij zijn en het recht hebben om hun eigen keuzes te maken. Deze vrijheidbes is gekoppeld
aan eigendom, een concept dat we later nog uitgebreider zullen behandelen. Volgens Locke hebben mensen het
recht op de vruchten van hun arbeid. Bijvoorbeeld, als je een appel plukt en een boom plant, zijn de appels die
daaruit voortkomen van jou, omdat je er zelf voor gewerkt hebt. Dit idee is fundamenteel voor de "pursuit of
happiness," oftewel het nastreven van geluk, wat een belangrijk recht is volgens Locke. Daarnaast is het belangrijk
dat mensen samenwerken om hun doelen te bereiken. Samenwerking leidt tot afspraken, en het is cruciaal dat
mensen op die afspraken kunnen vertrouwen.
Locke ziet de taak van de overheid als het creëren van een kader waarin mensen erop kunnen rekenen dat gemaakte
afspraken worden nagekomen. De overheid moet veiligheid garanderen en een systeem opzetten waarin het naleven
van afspraken kan worden afgedwongen. Dit systeem leidt tot wat we nu het "monopolie van geweld" noemen, wat
betekent dat alleen de staat het recht heeft om geweld te gebruiken om de naleving van afspraken af te dwingen. Het
is dus niet toegestaan om zelf met geweld afspraken af te dwingen; dat is een taak voor de staat.
Deze filosofie is de basis van ons burgerlijk recht, dat verdeeld is in verschillende takken. Enerzijds is er het burgerlijk
recht, dat afspraken tussen individuen regelt, en anderzijds het strafrecht, dat de orde en veiligheid in de
samenleving handhaaft. Over strafrecht zullen we het in een latere les hebben. Het contractenrecht valt volledig
binnen het burgerlijk recht en is een van de belangrijkste onderdelen ervan, naast andere zaken zoals het
huwelijksrecht en erfrecht. Het Burgerlijk Wetboek, en met name het Nieuw Burgerlijk Wetboek, bevat regels over
hoe mensen onderling afspraken kunnen maken en hoe deze worden nageleefd.
Naast de juridische basis voor contracten bestaat er ook een economische theorie over het belang van vrije
afspraken tussen mensen. Adam Smith is hierin een bekende figuur. In zijn werken, "Theory of Moral Sentiments" en
"An Inquiry into the Nature and Causes of the Wealth of Nations," beschrijft hij hoe zelfzuchtige eigenschappen zoals
gierigheid en eigenbelang toch kunnen leiden tot positieve economische uitkomsten voor de hele samenleving.
Volgens Smith leidt de vrijheid om contracten te sluiten tot economische groei, omdat mensen daardoor hun eigen
belangen kunnen nastreven en zo bijdragen aan de welvaart van de maatschappij. Dit idee van een vrije markt en
een minimale staat vormt nog steeds de basis van veel politieke stromingen.
Het is belangrijk om te begrijpen dat het rechtssysteem waarmee wij werken, voortkomt uit deze filosofische en
politieke geschiedenis. Je moet de onderliggende redenering kennen om te begrijpen waarom bepaalde regels zijn
zoals ze zijn, vooral als het gaat om het contractenrecht.
We beginnen met enkele kernbegrippen. In het recht hebben woorden een specifieke betekenis. Dit is essentieel
omdat het recht een systeem is van afspraken tussen mensen, en niet over objectieve waarheden gaat. Woorden in
juridische context moeten dus nauwkeurig gebruikt worden, omdat verschillende woorden vaak verschillende
juridische consequenties hebben.
Een van de belangrijkste begrippen in het contractenrecht is de "verbintenis." Een verbintenis wordt in het Nieuw
Burgerlijk Wetboek gedefinieerd als een rechtsband op grond waarvan een schuldeiser van een schuldenaar de
uitvoering van een prestatie mag eisen. Dit betekent dat als er een afspraak is gemaakt, de schuldeiser het recht
heeft om de uitvoering van die afspraak te eisen, indien nodig via de rechtbank. De verbintenis is dus een juridisch
beschermde afspraak die tot stand komt tussen minstens 2 personen, die kan worden afgedwongen, indien nodig
met behulp van de staat en haar instrumenten, zoals geweld.
,Verbintenissen kunnen op verschillende manieren ontstaan. Artikel 5.3 van het Burgerlijk Wetboek stelt dat
verbintenissen ontstaan uit een rechtshandeling, een oneigenlijk contract, buitencontractuele aansprakelijkheid of
uit de wet. De wet kan bijvoorbeeld bepaalde verplichtingen opleggen. Buitencontractuele aansprakelijkheid ontstaat
wanneer er geen contract is, maar toch een situatie ontstaat waarin iemand verplicht is om de schade die hij
veroorzaakt te vergoeden. Dit bespreken we later bij het onderwerp aansprakelijkheid. Het oneigenlijk contract is
een situatie waarin geen contract is afgesloten, maar waarbij de wet toch een regeling biedt die lijkt op die van een
contract. De belangrijkste manier waarop verbintenissen ontstaan, is echter door een rechtshandeling. Dit betekent
dat iemand bewust een handeling verricht die rechtsgevolgen met zich meebrengt, zoals het aangaan van een
verbintenis. Een contract is een voorbeeld van zo'n rechtshandeling.
Contract
Een contract of overeenkomst is niets anders dan een wilsovereenstemming tussen twee of meer personen met de
bedoeling om rechtsgevolgen te doen ontstaan, zoals verbintenissen. Deze wilsovereenstemming is cruciaal; het
loutere feit dat partijen overeenstemming hebben bereikt, is voldoende om een contract te doen ontstaan. Een
contract hoeft dus niet schriftelijk te zijn. Mondelinge afspraken, of zelfs stilzwijgende overeenkomsten, kunnen ook
tot een contract leiden, zolang er maar sprake is van wilsovereenstemming.
Contractvrijheid
Contractvrijheid is een belangrijk principe in ons rechtssysteem. Iedereen staat vrij om al dan niet een contract te
sluiten en om te kiezen met wie hij dat contract aangaat. Dit betekent dat mensen vrij zijn om hun eigen afspraken te
maken, tenzij de wet anders bepaalt. Het nieuwe Burgerlijk Wetboek is op sommige punten nog niet volledig
aangepast aan genderneutrale termen, maar de regels gelden natuurlijk voor iedereen, ongeacht geslacht. Dit maakt
het recht niet minder van toepassing op verschillende personen.
In principe kan je alles afspreken wat je wil, behalve in de gevallen waarin de wet iets anders bepaalt. Dit is in lijn met
het basisprincipe van ons rechtssysteem: mensen hebben de vrijheid om afspraken te maken met elkaar, terwijl de
rol van de staat daarbij relatief beperkt is. De staat moet er voornamelijk voor zorgen dat rechten kunnen worden
afgedwongen en dat er een bepaalde mate van veiligheid heerst. De staat hoeft zich liever niet te mengen in de
concrete afspraken die mensen onderling maken, tenzij deze afspraken in strijd zijn met fundamentele principes,
zoals de aantasting van individuele vrijheden of de openbare veiligheid.
Een voorbeeld van zulke beperkingen kan betrekking hebben op openbare zeden. Hier gaat het om situaties waarin
de manier waarop iemand zijn rechten uitoefent de rechten van anderen schaadt. In dergelijke gevallen moet de wet
optreden om schade aan de openbare orde te voorkomen. Dit brengt ons bij het principe van contractvrijheid,
waarbij mensen vrij zijn om te kiezen met wie ze contracten aangaan, en met wie ze dat juist niet doen. Dit is een
belangrijk uitgangspunt: je bent vrij om geen contract te sluiten als je dat niet wilt. Dit principe geldt echter niet voor
overheidsopdrachten. Omdat overheidsopdrachten worden uitgevoerd met publiek geld, moet de overheid ervoor
zorgen dat contracten worden gesloten op basis van economische voordelen, in plaats van absolute vrijheid om
contracten naar eigen voorkeur aan te gaan.
Wilsgebreken
In de kern is het contractenrecht gestoeld op een aantal fundamentele elementen. Het belangrijkste is de
wilsovereenstemming tussen de partijen. Zonder een dergelijke overeenstemming is er simpelweg geen sprake van
een geldig contract. Deze overeenstemming moet bovendien uit vrije wil tot stand zijn gekomen. Er zijn vier
expliciete redenen waarom toestemming niet geldig kan zijn, namelijk dwaling, bedrog, geweld en misbruik van
omstandigheden. Dwaling houdt in dat één van de partijen een foutieve voorstelling van de afspraak had, waardoor
er feitelijk geen wilsovereenstemming was. Bedrog is een variant daarvan, waarbij één van de partijen opzettelijk een
verkeerde voorstelling van zaken geeft om de ander te misleiden. Geweld is een nog duidelijker voorbeeld van een
situatie waarin toestemming niet vrij is gegeven: denk aan een scenario waarin iemand onder dwang akkoord gaat
met een afspraak die hij anders niet zou maken. Ten slotte is misbruik van omstandigheden een situatie waarin een
partij de kwetsbare positie van de ander uitbuit om een overeenkomst te forceren.
, Geldigheidsvereisten
Naast deze voorwaarden voor geldige toestemming zijn er nog andere vereisten voor de totstandkoming van een
contract. Zo moeten de partijen bekwaam zijn om een contract te sluiten. Dat betekent dat ze juridisch erkend
moeten zijn als handelingsbekwaam. Voorbeelden van mensen die niet bekwaam zijn om een contract te sluiten, zijn
minderjarigen of mensen die onder bewindvoering zijn geplaatst. Daarnaast moet het voorwerp van het contract
duidelijk en geoorloofd zijn. Dat wil zeggen dat de afspraken niet in strijd mogen zijn met de wet of de openbare
orde, zoals bij contracten die slavernij of criminele activiteiten regelen. Het voorwerp van het contract moet
bovendien bepaalbaar zijn. Dit betekent dat het contract in principe uitvoerbaar moet zijn, en dat het duidelijk moet
zijn wat er precies is afgesproken. Een contract waarvan de inhoud te vaag is om uit te voeren, kan niet worden
afgedwongen in rechte. Bijvoorbeeld, als iemand belooft "alles te leveren wat nodig is om een muur te bouwen",
maar het niet duidelijk is hoeveel bakstenen er precies nodig zijn, is het contract niet bepaalbaar. Naast het voorwerp
is ook de oorzaak van een contract belangrijk. De oorzaak verwijst naar de achterliggende reden waarom de partijen
het contract sluiten. Als deze oorzaak onwettig is, bijvoorbeeld wanneer iemand kunstmest koopt om explosieven te
maken, is het contract ongeldig omdat de oorzaak ingaat tegen de openbare orde.
Gevolgen overeenkomst
Een geldig contract krijgt binnen ons rechtssysteem dezelfde waarde als een wet. Dit betekent dat de afspraken
tussen partijen even afdwingbaar zijn als wettelijke verplichtingen.
Nietigheid
Als blijkt dat er gebreken zijn in de totstandkoming van een contract, bijvoorbeeld door een gebrek aan geldige
toestemming of een onwettige oorzaak, dan wordt het contract als nietig beschouwd. Dit betekent dat het contract
nooit heeft bestaan en de partijen moeten terugkeren naar de situatie van vóór het contract.
Er zijn twee soorten nietigheid: relatieve en absolute nietigheid. Relatieve nietigheid kan alleen worden ingeroepen
door de partijen die direct betrokken zijn bij het contract, terwijl absolute nietigheid door iedereen kan worden
ingeroepen, bijvoorbeeld wanneer het contract in strijd is met de openbare orde. Dit onderscheid is belangrijk in
situaties waarin de rechtsorde in gevaar komt.
In ons Burgerlijk Wetboek worden contracten op twee plaatsen besproken. Het eerste is in boek 5 over
verbintenissen, waar de algemene regels rond contracten worden behandeld. Het tweede is in boek 7 over
bijzondere overeenkomsten, waar specifieke soorten contracten worden besproken. Hoewel bijna het hele Burgerlijk
Wetboek is vernieuwd, moeten we voor boek 7 nog steeds terugvallen op de oude wetgeving. In deze sectie worden
bijzondere overeenkomsten, zoals huur- en koopcontracten, en de specifieke regels die daarbij horen, uitgelegd.
Aannemingsovereenkomst
We behandelen hier de verschillende soorten contracten die relevant zijn in de bouwsector. De meest voorkomende
contracten zijn koop, ruil, huur, lening en lastgeving. Wat opvallend afwezig is in deze lijst, is het
aannemingscontract, wat ironisch is gezien het belang ervan in de bouw. Het Burgerlijk Wetboek regelt dit niet
expliciet, maar we moeten ons realiseren dat dit Wetboek dateert uit de tijd van Napoleon, toen de agrarische sector
dominant was. Toch bestaat een aannemingsovereenkomst wel degelijk; het valt onder het huurstelsel van werk en
diensten.
In het Burgerlijk Wetboek wordt vanaf artikel 708 gesproken over twee soorten huur: huur van goederen en huur van
werk. Huur van werk en diensten wordt in artikel 1779 behandeld en omvat drie categorieën: werklieden die in
dienst treden (wat we tegenwoordig een arbeidsovereenkomst noemen), vervoerders, en aannemers die werken
uitvoeren volgens een bestek of aanneming.
Het verschil tussen deze categorieën zit vooral in de beslissingshiërarchie. In een arbeidsovereenkomst werkt iemand
in dienst van een ander, die bepaalt wat er moet gebeuren en hoe. Bij een aannemingsovereenkomst daarentegen, is
er een beschrijving van de werken die moeten worden uitgevoerd zonder dat er specifieke aanwijzingen worden
gegeven over hoe, wanneer en met hoeveel mensen dit moet gebeuren. De aannemer verbindt zich om het werk uit
te voeren tegen een overeengekomen prijs, mogelijk binnen een bepaalde tijd.
Bij de totstandkoming van een aannemingscontract is er meestal een proces van wilsovereenstemming. Een contract
kan consensueel tot stand komen, zonder schriftelijke documenten, maar in de praktijk wordt vaak gewerkt met
Lesnota’s 2024-2025 – prof J. Laverge
,Les 2: Contractenrecht
Locke
Vorige week hebben we het gehad over het ontstaan van ons rechtssysteem, waarbij we hebben gezegd dat de
basisprincipes daarvan grotendeels teruggaan op een aantal ideeën uit de Verlichting. Daarbij kwamen Hobbes en
Rousseau aan bod. Vandaag kom ik terug op Locke. Van Locke hebben we gezegd dat hij, samen met Hobbes en
Rousseau, behoort tot de traditie van de sociaal contracttheorie, waarvan Rawls in de twintigste eeuw een
belangrijke exponent is. Locke's versie van deze theorie is bijzonder omdat hij een contract voorstelt tussen het volk
en de heersers, waarbij de sociale orde gewaarborgd moet worden. Locke's theorie is dat de basis voor het sociale
systeem ligt in individuele besluitvorming, waarbij mensen hun individuele rechten kunnen uitoefenen.
Locke stelt dat mensen vrij zijn en het recht hebben om hun eigen keuzes te maken. Deze vrijheidbes is gekoppeld
aan eigendom, een concept dat we later nog uitgebreider zullen behandelen. Volgens Locke hebben mensen het
recht op de vruchten van hun arbeid. Bijvoorbeeld, als je een appel plukt en een boom plant, zijn de appels die
daaruit voortkomen van jou, omdat je er zelf voor gewerkt hebt. Dit idee is fundamenteel voor de "pursuit of
happiness," oftewel het nastreven van geluk, wat een belangrijk recht is volgens Locke. Daarnaast is het belangrijk
dat mensen samenwerken om hun doelen te bereiken. Samenwerking leidt tot afspraken, en het is cruciaal dat
mensen op die afspraken kunnen vertrouwen.
Locke ziet de taak van de overheid als het creëren van een kader waarin mensen erop kunnen rekenen dat gemaakte
afspraken worden nagekomen. De overheid moet veiligheid garanderen en een systeem opzetten waarin het naleven
van afspraken kan worden afgedwongen. Dit systeem leidt tot wat we nu het "monopolie van geweld" noemen, wat
betekent dat alleen de staat het recht heeft om geweld te gebruiken om de naleving van afspraken af te dwingen. Het
is dus niet toegestaan om zelf met geweld afspraken af te dwingen; dat is een taak voor de staat.
Deze filosofie is de basis van ons burgerlijk recht, dat verdeeld is in verschillende takken. Enerzijds is er het burgerlijk
recht, dat afspraken tussen individuen regelt, en anderzijds het strafrecht, dat de orde en veiligheid in de
samenleving handhaaft. Over strafrecht zullen we het in een latere les hebben. Het contractenrecht valt volledig
binnen het burgerlijk recht en is een van de belangrijkste onderdelen ervan, naast andere zaken zoals het
huwelijksrecht en erfrecht. Het Burgerlijk Wetboek, en met name het Nieuw Burgerlijk Wetboek, bevat regels over
hoe mensen onderling afspraken kunnen maken en hoe deze worden nageleefd.
Naast de juridische basis voor contracten bestaat er ook een economische theorie over het belang van vrije
afspraken tussen mensen. Adam Smith is hierin een bekende figuur. In zijn werken, "Theory of Moral Sentiments" en
"An Inquiry into the Nature and Causes of the Wealth of Nations," beschrijft hij hoe zelfzuchtige eigenschappen zoals
gierigheid en eigenbelang toch kunnen leiden tot positieve economische uitkomsten voor de hele samenleving.
Volgens Smith leidt de vrijheid om contracten te sluiten tot economische groei, omdat mensen daardoor hun eigen
belangen kunnen nastreven en zo bijdragen aan de welvaart van de maatschappij. Dit idee van een vrije markt en
een minimale staat vormt nog steeds de basis van veel politieke stromingen.
Het is belangrijk om te begrijpen dat het rechtssysteem waarmee wij werken, voortkomt uit deze filosofische en
politieke geschiedenis. Je moet de onderliggende redenering kennen om te begrijpen waarom bepaalde regels zijn
zoals ze zijn, vooral als het gaat om het contractenrecht.
We beginnen met enkele kernbegrippen. In het recht hebben woorden een specifieke betekenis. Dit is essentieel
omdat het recht een systeem is van afspraken tussen mensen, en niet over objectieve waarheden gaat. Woorden in
juridische context moeten dus nauwkeurig gebruikt worden, omdat verschillende woorden vaak verschillende
juridische consequenties hebben.
Een van de belangrijkste begrippen in het contractenrecht is de "verbintenis." Een verbintenis wordt in het Nieuw
Burgerlijk Wetboek gedefinieerd als een rechtsband op grond waarvan een schuldeiser van een schuldenaar de
uitvoering van een prestatie mag eisen. Dit betekent dat als er een afspraak is gemaakt, de schuldeiser het recht
heeft om de uitvoering van die afspraak te eisen, indien nodig via de rechtbank. De verbintenis is dus een juridisch
beschermde afspraak die tot stand komt tussen minstens 2 personen, die kan worden afgedwongen, indien nodig
met behulp van de staat en haar instrumenten, zoals geweld.
,Verbintenissen kunnen op verschillende manieren ontstaan. Artikel 5.3 van het Burgerlijk Wetboek stelt dat
verbintenissen ontstaan uit een rechtshandeling, een oneigenlijk contract, buitencontractuele aansprakelijkheid of
uit de wet. De wet kan bijvoorbeeld bepaalde verplichtingen opleggen. Buitencontractuele aansprakelijkheid ontstaat
wanneer er geen contract is, maar toch een situatie ontstaat waarin iemand verplicht is om de schade die hij
veroorzaakt te vergoeden. Dit bespreken we later bij het onderwerp aansprakelijkheid. Het oneigenlijk contract is
een situatie waarin geen contract is afgesloten, maar waarbij de wet toch een regeling biedt die lijkt op die van een
contract. De belangrijkste manier waarop verbintenissen ontstaan, is echter door een rechtshandeling. Dit betekent
dat iemand bewust een handeling verricht die rechtsgevolgen met zich meebrengt, zoals het aangaan van een
verbintenis. Een contract is een voorbeeld van zo'n rechtshandeling.
Contract
Een contract of overeenkomst is niets anders dan een wilsovereenstemming tussen twee of meer personen met de
bedoeling om rechtsgevolgen te doen ontstaan, zoals verbintenissen. Deze wilsovereenstemming is cruciaal; het
loutere feit dat partijen overeenstemming hebben bereikt, is voldoende om een contract te doen ontstaan. Een
contract hoeft dus niet schriftelijk te zijn. Mondelinge afspraken, of zelfs stilzwijgende overeenkomsten, kunnen ook
tot een contract leiden, zolang er maar sprake is van wilsovereenstemming.
Contractvrijheid
Contractvrijheid is een belangrijk principe in ons rechtssysteem. Iedereen staat vrij om al dan niet een contract te
sluiten en om te kiezen met wie hij dat contract aangaat. Dit betekent dat mensen vrij zijn om hun eigen afspraken te
maken, tenzij de wet anders bepaalt. Het nieuwe Burgerlijk Wetboek is op sommige punten nog niet volledig
aangepast aan genderneutrale termen, maar de regels gelden natuurlijk voor iedereen, ongeacht geslacht. Dit maakt
het recht niet minder van toepassing op verschillende personen.
In principe kan je alles afspreken wat je wil, behalve in de gevallen waarin de wet iets anders bepaalt. Dit is in lijn met
het basisprincipe van ons rechtssysteem: mensen hebben de vrijheid om afspraken te maken met elkaar, terwijl de
rol van de staat daarbij relatief beperkt is. De staat moet er voornamelijk voor zorgen dat rechten kunnen worden
afgedwongen en dat er een bepaalde mate van veiligheid heerst. De staat hoeft zich liever niet te mengen in de
concrete afspraken die mensen onderling maken, tenzij deze afspraken in strijd zijn met fundamentele principes,
zoals de aantasting van individuele vrijheden of de openbare veiligheid.
Een voorbeeld van zulke beperkingen kan betrekking hebben op openbare zeden. Hier gaat het om situaties waarin
de manier waarop iemand zijn rechten uitoefent de rechten van anderen schaadt. In dergelijke gevallen moet de wet
optreden om schade aan de openbare orde te voorkomen. Dit brengt ons bij het principe van contractvrijheid,
waarbij mensen vrij zijn om te kiezen met wie ze contracten aangaan, en met wie ze dat juist niet doen. Dit is een
belangrijk uitgangspunt: je bent vrij om geen contract te sluiten als je dat niet wilt. Dit principe geldt echter niet voor
overheidsopdrachten. Omdat overheidsopdrachten worden uitgevoerd met publiek geld, moet de overheid ervoor
zorgen dat contracten worden gesloten op basis van economische voordelen, in plaats van absolute vrijheid om
contracten naar eigen voorkeur aan te gaan.
Wilsgebreken
In de kern is het contractenrecht gestoeld op een aantal fundamentele elementen. Het belangrijkste is de
wilsovereenstemming tussen de partijen. Zonder een dergelijke overeenstemming is er simpelweg geen sprake van
een geldig contract. Deze overeenstemming moet bovendien uit vrije wil tot stand zijn gekomen. Er zijn vier
expliciete redenen waarom toestemming niet geldig kan zijn, namelijk dwaling, bedrog, geweld en misbruik van
omstandigheden. Dwaling houdt in dat één van de partijen een foutieve voorstelling van de afspraak had, waardoor
er feitelijk geen wilsovereenstemming was. Bedrog is een variant daarvan, waarbij één van de partijen opzettelijk een
verkeerde voorstelling van zaken geeft om de ander te misleiden. Geweld is een nog duidelijker voorbeeld van een
situatie waarin toestemming niet vrij is gegeven: denk aan een scenario waarin iemand onder dwang akkoord gaat
met een afspraak die hij anders niet zou maken. Ten slotte is misbruik van omstandigheden een situatie waarin een
partij de kwetsbare positie van de ander uitbuit om een overeenkomst te forceren.
, Geldigheidsvereisten
Naast deze voorwaarden voor geldige toestemming zijn er nog andere vereisten voor de totstandkoming van een
contract. Zo moeten de partijen bekwaam zijn om een contract te sluiten. Dat betekent dat ze juridisch erkend
moeten zijn als handelingsbekwaam. Voorbeelden van mensen die niet bekwaam zijn om een contract te sluiten, zijn
minderjarigen of mensen die onder bewindvoering zijn geplaatst. Daarnaast moet het voorwerp van het contract
duidelijk en geoorloofd zijn. Dat wil zeggen dat de afspraken niet in strijd mogen zijn met de wet of de openbare
orde, zoals bij contracten die slavernij of criminele activiteiten regelen. Het voorwerp van het contract moet
bovendien bepaalbaar zijn. Dit betekent dat het contract in principe uitvoerbaar moet zijn, en dat het duidelijk moet
zijn wat er precies is afgesproken. Een contract waarvan de inhoud te vaag is om uit te voeren, kan niet worden
afgedwongen in rechte. Bijvoorbeeld, als iemand belooft "alles te leveren wat nodig is om een muur te bouwen",
maar het niet duidelijk is hoeveel bakstenen er precies nodig zijn, is het contract niet bepaalbaar. Naast het voorwerp
is ook de oorzaak van een contract belangrijk. De oorzaak verwijst naar de achterliggende reden waarom de partijen
het contract sluiten. Als deze oorzaak onwettig is, bijvoorbeeld wanneer iemand kunstmest koopt om explosieven te
maken, is het contract ongeldig omdat de oorzaak ingaat tegen de openbare orde.
Gevolgen overeenkomst
Een geldig contract krijgt binnen ons rechtssysteem dezelfde waarde als een wet. Dit betekent dat de afspraken
tussen partijen even afdwingbaar zijn als wettelijke verplichtingen.
Nietigheid
Als blijkt dat er gebreken zijn in de totstandkoming van een contract, bijvoorbeeld door een gebrek aan geldige
toestemming of een onwettige oorzaak, dan wordt het contract als nietig beschouwd. Dit betekent dat het contract
nooit heeft bestaan en de partijen moeten terugkeren naar de situatie van vóór het contract.
Er zijn twee soorten nietigheid: relatieve en absolute nietigheid. Relatieve nietigheid kan alleen worden ingeroepen
door de partijen die direct betrokken zijn bij het contract, terwijl absolute nietigheid door iedereen kan worden
ingeroepen, bijvoorbeeld wanneer het contract in strijd is met de openbare orde. Dit onderscheid is belangrijk in
situaties waarin de rechtsorde in gevaar komt.
In ons Burgerlijk Wetboek worden contracten op twee plaatsen besproken. Het eerste is in boek 5 over
verbintenissen, waar de algemene regels rond contracten worden behandeld. Het tweede is in boek 7 over
bijzondere overeenkomsten, waar specifieke soorten contracten worden besproken. Hoewel bijna het hele Burgerlijk
Wetboek is vernieuwd, moeten we voor boek 7 nog steeds terugvallen op de oude wetgeving. In deze sectie worden
bijzondere overeenkomsten, zoals huur- en koopcontracten, en de specifieke regels die daarbij horen, uitgelegd.
Aannemingsovereenkomst
We behandelen hier de verschillende soorten contracten die relevant zijn in de bouwsector. De meest voorkomende
contracten zijn koop, ruil, huur, lening en lastgeving. Wat opvallend afwezig is in deze lijst, is het
aannemingscontract, wat ironisch is gezien het belang ervan in de bouw. Het Burgerlijk Wetboek regelt dit niet
expliciet, maar we moeten ons realiseren dat dit Wetboek dateert uit de tijd van Napoleon, toen de agrarische sector
dominant was. Toch bestaat een aannemingsovereenkomst wel degelijk; het valt onder het huurstelsel van werk en
diensten.
In het Burgerlijk Wetboek wordt vanaf artikel 708 gesproken over twee soorten huur: huur van goederen en huur van
werk. Huur van werk en diensten wordt in artikel 1779 behandeld en omvat drie categorieën: werklieden die in
dienst treden (wat we tegenwoordig een arbeidsovereenkomst noemen), vervoerders, en aannemers die werken
uitvoeren volgens een bestek of aanneming.
Het verschil tussen deze categorieën zit vooral in de beslissingshiërarchie. In een arbeidsovereenkomst werkt iemand
in dienst van een ander, die bepaalt wat er moet gebeuren en hoe. Bij een aannemingsovereenkomst daarentegen, is
er een beschrijving van de werken die moeten worden uitgevoerd zonder dat er specifieke aanwijzingen worden
gegeven over hoe, wanneer en met hoeveel mensen dit moet gebeuren. De aannemer verbindt zich om het werk uit
te voeren tegen een overeengekomen prijs, mogelijk binnen een bepaalde tijd.
Bij de totstandkoming van een aannemingscontract is er meestal een proces van wilsovereenstemming. Een contract
kan consensueel tot stand komen, zonder schriftelijke documenten, maar in de praktijk wordt vaak gewerkt met