ONTWIKKELINGS
PSYCHOPATHOLOGIE
3de Bachelor Psychologie: K&J
Patricia Bijtebier
,1
, Thema 1: Conceptueel Referen4ekader
DEFINITIE ONTWIKKELINGSPSYCHOPATHOLOGIE
• "Ontwikkelingspsychopathologie is een zich ontwikkelend interdisciplinair wetenschappelijk vakgebied
dat stree9 naar het verhelderen van de wisselwerking tussen de biologische, psychologische en sociaal-
contextuele aspecten van normale en abnormale ontwikkeling gedurende de levensloop”
• “Ontwikkelingspsychopathologie is de studie van ontwikkelingsprocessen die bijdragen aan
psychopathologie of er bescherming tegen bieden.”
• Brede focus:
o Zowel typische als atypische ontwikkeling
o Biologische, psychologische en sociaal-contextuele invloeden
o Risico verhogende en beschermende factoren
• Daardoor noodzakelijkerwijze interdisciplinair
o Verschillende wetenschapsgebieden
o Verschillende theorieën binnen elk gebied
o ‘Macroparadigma’
HISTORIEK
1.1 Basisprincipes
TYPISCHE EN ATYPISCHE ONTWIKKELING IN ELKAARS VERLENGDE
• Ondersteund door de vaststelling dat de meeste psychiatrische problemaVeken dimensioneel zijn
o Typische en atypische ontwikkeling zijn geen kwalitaVef verschillende dingen en zijn gerelateerd
aan elkaar
o ConVnuüm van “normaal” tot diagnosVseerbare stoornissen
AANDACHT VOOR CONTINUÏTEIT EN DISCONTINUÏTEIT
• Absolute con2nuïteit = 'mean-level' conVnuïteit
o Gemiddeld niveau van een fenomeen in een bevolkingsgroep blij_ gelijk over de Vjd
o In sommige ontwikkelingsfasen zijn er normaVeve 'mean-level' veranderingen (grafiek = piek van
gemiddelde niveau van anHsociaal gedrag in adolescenHe)
o Mate van conVnuïteit kan verschillend zijn voor subgroepen (er kunnen
subgroepen zijn met verschillende soorten ontwikkelingstrajecten)
2
, • Rela2eve con2nuïteit = rangordeconVnuïteit
o Individuen behouden over de Vjd hun posiVe in de groep
o Er wordt niet gekeken hoe hoog er wordt gescoord, maar waar men zich in de groep bevindt
o Als we over de Vjd kijken, een paar keer over jaren heen meten en als je dan dezelfde plek in de
groep behoud is er relaVeve conVnuïteit
• Bij psychopathologie onderscheid tussen:
o Homotypische con2nuïteit : rangorde én manifestaVe blijven gelijk
o Heterotypische con2nuïteit : rangorde blij_ gelijk, manifestaVe verandert
à Homotypisch/heterotypisch kan op verschillende niveaus bekeken worden
• Studie:
o Cohortstudie met >6000 kinderen
o MeVng psychopathologische symptomen op 7,5 en 14 jaar
o Internaliseren/vrees: specifieke fobie, sociale fobie
o Internaliseren/distress: posmraumaVsche stress, gegeneraliseerde angst, depressie
o Externaliseren: ADHD, ODD, CD
o Vergelijking drie modellen van mogelijke conVnuïteit
o Bevindingen:
§ Voor alle soorten symptomen homotypische conVnuïteit
§ Tussen een aantal soorten symptomen (20/56 combinaVes) ook heterotypische conVnuïteit, en
dit zowel binnen als over de hogere orde dimensies
ONTWIKKELING OP MEERDERE NIVEAUS VAN ANALYSE
• Ontwikkeling gebeurt in een context
• Context hee_ verschillende niveaus
• Niveaus interageren met elkaar op elk moment en over de Vjd
• Bio-ecologisch model Urie Bronfenbrenner
• Ook binnen individu verschillende niveaus van analyse
1.2 Kernconcepten
Risicofactor = factoren die een meer
onguns2ge ontwikkeling
voorspellen
Bevorderende factor = factoren die een meer
guns2ge ontwikkeling
voorspellen
Risicoproces = als er vastgesteld wordt dat
een risicofactor voorspellend is
voor een bepaalde
ontwikkelingsuitkomst, is de
vraag welk(e) mechanisme(n)
daarvoor verantwoordelijk
is/zijn
3
,Protec2eve factor = Factoren die de associaVe
tussen risicofactoren en
ontwikkelingsuitkomsten
afzwakken
Kwetsbaarheidsfactor of = Factoren die de associaVe
poten2ërende factor tussen risicofactoren en
ontwikkelingsuitkomsten
versterken
• In de meeste studies gaat het om louter om het vaststellen van een staVsVsche associaVe tussen de
factor en de ontwikkelingsuitkomst
o Uitspraak op groepsniveau
o Geen conclusies over causaliteit mogelijk
o Indien tegelijk gemeten, ook geen uitspraken over Vjdssequens mogelijk
• Veelheid van factoren op verschillende niveaus van analyse binnen individu en context spelen een rol in
ontwikkeling
• Impact van die verschillende factoren hangt samen met:
o Moment in de ontwikkeling waarop de factor optreedt (hoe vroeger hoe impactvoller)
o Specifieke ontwikkelingsfase waarin het individu zich bevindt
§ Ontwikkelingstaken
§ SensiVeve periodes
o “Dosis”: duur en/of mate van blootstelling aan de factor) (hoe hoger dosis hoe impactvoller)
o Onderlinge samenspel van verschillende factoren over de Vjd
§ Dynamische transacHes: factoren die elk een rol spelen maar niet los van elkaar
o Door dynamische transacVes versterken factoren elkaar over de Vjd
§ Impact sVjgt niet addiVef, maar mul2plica2ef (= sterker dan optelling)
• Studie bij adopVekinderen naar de rol van geneVsche en omgevingsfactoren in de predicVe van kleine
criminaliteit
o Aanwezigheid crimineel gedrag bij biologische vs adopVevaders als indicator van geneVsch vs
omgevingsrisico
o Vergelijking % kleine criminaliteit naar gelang van aanwezigheid van 0, 1 of 2 risicofactoren
4
, • TransacVonele processen kunnen tot escalaVe van problemen leiden
• Maar omgekeerd kunnen ze ontwikkeling ook in gunsVge zin sturen
Equifinaliteit = verschillende oorzaken of ontwikkelingspaden kunnen leiden
tot hetzelfde resultaat
Mul2finaliteit = dezelfde oorzaak of beginpunt kan leiden tot verschillende
uitkomsten
5
, Thema 2: Methodologisch referen4ekader
2.1 Typische onderzoeksdesigns
OBSERVATIONEEL ONDERZOEK
• Onderzoeker grijpt niet in, hij/zij “kijkt” gewoon
• Geen poging om de aard of het verloop van de ontwikkeling te veranderen
• Centraal = monitoren of vaststellen wat gebeurt in het leven van individuen, hoe ze zich ontwikkelen en
veranderen over de Vjd
• Veel onderzoek in de ontwikkelingspsychopathologie is observaVoneel, niet alles kan zomaar
gemanipuleerd worden
• Er zijn wel manieren om alternaVeve verklaringen maximaal uit te sluiten en zo dicht bij ‘causaliteit’ te
komen
EXPERIMENTEEL ONDERZOEK
• Onderzoeker voert een manipulaVe uit
• Deelnemers at random aan condiVes toegewezen (bijv. klinische trials)
• Causale inferenVe mogelijk (wel risico op beperkte generaliseerbaarheid)
• Studie:
o Geboortecohort van 1116 tweelingen (56% monozygote tweelingen)
o Risicofactor in omgeving = blootstelling aan verschillende soorten geweld in adolescenVe
§ Mishandeling, familiegeweld, gepest worden face to face of online, slachtoffer zijn van misdrijf
o Ontwikkelingsuitkomst = psychopathologie op jongvolwassen lee_ijd
§ Symptomen van externaliserende, internaliserende en denkstoornissen
§ P-factor= bepaald gemeenschappelijk component die alle vormen van psychopathologie
gemeen hebben
o Resultaten:
§ Mate van slachtofferschap voorspelt psychopathologie (dose-response) (verband tussen
hoeveel verschillende soorten slachtofferschap een adolescent hee_ meegemaakt en
psychopathologie)
§ Uitsluiten van alternaVeve verklaringen:
– Geen artefact van respondentbias
– Ook bij correcVe voor psychopathologie op 12-jarige lee_ijd (“Misschien was er al eerder
psychopathologie aanwezig?”)
– Ook na in rekening brengen van slachtofferschap in kinderVjd (“Misschien is er bij vroege
psychopathologie meer risico om slachtoffer te worden?”)
– Ook als alleen gekeken wordt naar MZ tweelingen
CROSS-SECTIONEEL ONDERZOEKSDESIGN
• Individuen van verschillende lee_ijden met elkaar vergelijken
• Voordelen:
o Op korte Vjd informaVe over een breed lee_ijdsbereik (Vjds- en kostenefficiënt)
• Nadelen:
o Geen intra-individuele vergelijkingen mogelijk
o Lee_ijdsverschillen niet te onderscheiden van cohortverschillen
6
,LONGITUDINAAL ONDERZOEKSDESIGN
• Éen cohort opvolgen over de Vjd
• Voordelen:
o Inzicht in algemene patronen over de Vjd én intra-individuele verandering
o Erg bruikbaar voor de studie van temporele associaVes
• Nadelen:
o Duurt lang en kost veel
o Risico op (selecVeve) drop-out
o Theorieën en methoden kunnen verouderd raken
VERSNELD LONGITUDINAAL ONDERZOEKSDESIGN
• Meerdere cohorten opvolgen over de Vjd
• Voordelen:
o Zowel cross-secVonele als longitudinale
vergelijkingen mogelijk
o Aanzienlijke besparing in Vjd en middelen
o Cohortverschillen kunnen onderscheiden worden van lee_ijdsverschillen
RETROSPECTIEF ONDERZOEKSDESIGN
• AssociaVes tussen heden en verleden bestuderen
• Voordelen:
o Tijds- en kostenefficiënt
o Focus onmiddellijk op de targetpopulaVe (vooral interessant bij zeldzame fenomenen)
• Nadelen:
o Inaccuraatheid van herinneringen
o RetrospecVeve data ongelijk van kwaliteit/beschikbaarheid of te algemeen
o Risico op bias in conclusie door te enge focus op probleemgroep
2.2 Belangrijke sta:s:sche variabelen
• Het is belangrijk oog te hebben voor verschillende soorten relaVes tussen bestudeerde concepten
• Deze relaVes laten zich beschrijven aan de hand van drie soorten vragen:
o Is er een relaHe tussen A en B?
§ Correlaat : A en B zijn met elkaar geassocieerd
– Typisch voor correlaVonele designs
– Bij longitudinale correlaVonele designs kan naast associaVe ook temporele volgorde
nagegaan worden
§ Oorzaak: A beïnvloedt B
– Alleen experimentele designs laten uitspraken over oorzaak toe
§ Risicofactoren (en bevorderende factoren) zijn correlaten van ontwikkelingsuitkomsten
o Welke mechanismen liggen aan de basis van die relaHe?
§ Mediator: risicoprocessen zijn mediatoren van de relaVe tussen risicofactoren
en ontwikkelingsuitkomsten
§ MediaVe wordt getest in verschillende stappen
– Nagaan of predictor (X) uitkomst (Y) voorspelt
– Nagaan of predictor (X) mediator (M) voorspelt
– Nagaan of mediator (M) uitkomst (Y) voorspelt
– Nagaan of de associaVe tussen predictor (X) en
uitkomst (Y) geheel of gedeeltelijk verklaard kan
worden door het mediërende effect van (M)
7
, § Bij volledige mediaVe verklaart de mediator de hele associaVe tussen A en B
– Na het in rekening brengen van de mediator blij_ er geen directe associaVe tussen A en B
meer over
§ Bij parVële mediaVe verklaart de mediator maar een deel van de associaVe tussen A en B
– Na het in rekening brengen van de mediator is er nog steeds een (zwakkere) associaVe
tussen A en B
– Dit kan wijzen op het feit dat er meerdere mediatoren een rol spelen
o Welke factoren beïnvloeden de richHng of de sterkte van die relaHe?
§ Moderator : kwetsbaarheden, potenVërende factoren en protecVeve factoren zijn
moderatoren van de relaVe tussen risicofactoren en ontwikkelingsuitkomsten
§ Soms is er een combinaVe van mediaVe en moderaVe
(bv als de mediaVe alleen significant is voor een bepaalde groep)
2.3 Gangbare sta:s:sche technieken
STRUCTURAL EQUATION MODELING (SEM)
• SEM evalueert hoe goed een geformuleerd theoreVsch model overeenkomt (‘fit’) met
de werkelijk vastgestelde relaVes tussen een set van geobserveerde variabelen
• SEM vertrekt steeds van een model en is dus nooit echt exploraVef
• Cross-culturele studie bij adolescenten :
o ProspecVeve associaVes tussen kwaliteit van gezinsrelaVes en risicogedrag van lee_ijdsgenoten
enerzijds en emoVonele en gedragsmaVge ontwikkelingsuitkomsten anderzijds
o Voor elke latente variabele verschillende 'indicatoren'(=geobserveerde variabelen)
• Binnen Structural EquaVon Modeling (SEM) zijn een aantal specifieke technieken om aspecten van
ontwikkeling in kaart te brengen
o Cross-lagged panel models
§ Set variabelen wordt op verschillende VjdsVppen gemeten
§ Gee_ inzicht in temporele volgorde en reciproke relaVes
o Growth curve modeling
§ Een variabele wordt op verschillende VjdsVppen (op dezelfde manier) gemeten
§ Ontwikkeling over de Vjd wordt beschreven aan de hand van groeicomponenten
§ Intercept (=beginniveau) en slope (=hellingsgraad)
§ In studie met meerdere individuen kan men gemiddelde en variabiliteit
van intercept en slope berekenen
§ Zeer geschikt voor het nagaan van intra-individuele verandering over de
Vjd
§ AssociaVe tussen groeicomponenten gee_ inzicht in groeidynamiek
§ Groei kan ook niet-lineair zijn
§ Groeicurvemodellen kunnen ook mulVvariaat gebruikt worden
– Ontwikkelingstraject van twee verschillende fenomenen onderzoeken
– Nagaan van "co-development": associaVes tussen intercepten van beide, associaVes tussen
slopes van beide, associaVes tussen intercept van ene en slope van andere
8
, o Mixture modeling
§ Gebruik van groeicurvemodellen om subgroepen met verschillende ontwikkelingstrajecten te
idenVficeren
§ Laat toe zicht te krijgen op het aantal verschillende trajecten en het percentage van de
steekproef in elk traject
§ Trajecten kunnen in verband gebracht worden met relevante antecedenten en consequenten
§ Voordeel: je weet van elke individu in welke groep ze zimen en dan kan je kijken in welke mate
het in een groep zimen samenhangt met bepaalde andere variabelen (bv verleden), nuyg om
de toekomst te voorspellen
9
PSYCHOPATHOLOGIE
3de Bachelor Psychologie: K&J
Patricia Bijtebier
,1
, Thema 1: Conceptueel Referen4ekader
DEFINITIE ONTWIKKELINGSPSYCHOPATHOLOGIE
• "Ontwikkelingspsychopathologie is een zich ontwikkelend interdisciplinair wetenschappelijk vakgebied
dat stree9 naar het verhelderen van de wisselwerking tussen de biologische, psychologische en sociaal-
contextuele aspecten van normale en abnormale ontwikkeling gedurende de levensloop”
• “Ontwikkelingspsychopathologie is de studie van ontwikkelingsprocessen die bijdragen aan
psychopathologie of er bescherming tegen bieden.”
• Brede focus:
o Zowel typische als atypische ontwikkeling
o Biologische, psychologische en sociaal-contextuele invloeden
o Risico verhogende en beschermende factoren
• Daardoor noodzakelijkerwijze interdisciplinair
o Verschillende wetenschapsgebieden
o Verschillende theorieën binnen elk gebied
o ‘Macroparadigma’
HISTORIEK
1.1 Basisprincipes
TYPISCHE EN ATYPISCHE ONTWIKKELING IN ELKAARS VERLENGDE
• Ondersteund door de vaststelling dat de meeste psychiatrische problemaVeken dimensioneel zijn
o Typische en atypische ontwikkeling zijn geen kwalitaVef verschillende dingen en zijn gerelateerd
aan elkaar
o ConVnuüm van “normaal” tot diagnosVseerbare stoornissen
AANDACHT VOOR CONTINUÏTEIT EN DISCONTINUÏTEIT
• Absolute con2nuïteit = 'mean-level' conVnuïteit
o Gemiddeld niveau van een fenomeen in een bevolkingsgroep blij_ gelijk over de Vjd
o In sommige ontwikkelingsfasen zijn er normaVeve 'mean-level' veranderingen (grafiek = piek van
gemiddelde niveau van anHsociaal gedrag in adolescenHe)
o Mate van conVnuïteit kan verschillend zijn voor subgroepen (er kunnen
subgroepen zijn met verschillende soorten ontwikkelingstrajecten)
2
, • Rela2eve con2nuïteit = rangordeconVnuïteit
o Individuen behouden over de Vjd hun posiVe in de groep
o Er wordt niet gekeken hoe hoog er wordt gescoord, maar waar men zich in de groep bevindt
o Als we over de Vjd kijken, een paar keer over jaren heen meten en als je dan dezelfde plek in de
groep behoud is er relaVeve conVnuïteit
• Bij psychopathologie onderscheid tussen:
o Homotypische con2nuïteit : rangorde én manifestaVe blijven gelijk
o Heterotypische con2nuïteit : rangorde blij_ gelijk, manifestaVe verandert
à Homotypisch/heterotypisch kan op verschillende niveaus bekeken worden
• Studie:
o Cohortstudie met >6000 kinderen
o MeVng psychopathologische symptomen op 7,5 en 14 jaar
o Internaliseren/vrees: specifieke fobie, sociale fobie
o Internaliseren/distress: posmraumaVsche stress, gegeneraliseerde angst, depressie
o Externaliseren: ADHD, ODD, CD
o Vergelijking drie modellen van mogelijke conVnuïteit
o Bevindingen:
§ Voor alle soorten symptomen homotypische conVnuïteit
§ Tussen een aantal soorten symptomen (20/56 combinaVes) ook heterotypische conVnuïteit, en
dit zowel binnen als over de hogere orde dimensies
ONTWIKKELING OP MEERDERE NIVEAUS VAN ANALYSE
• Ontwikkeling gebeurt in een context
• Context hee_ verschillende niveaus
• Niveaus interageren met elkaar op elk moment en over de Vjd
• Bio-ecologisch model Urie Bronfenbrenner
• Ook binnen individu verschillende niveaus van analyse
1.2 Kernconcepten
Risicofactor = factoren die een meer
onguns2ge ontwikkeling
voorspellen
Bevorderende factor = factoren die een meer
guns2ge ontwikkeling
voorspellen
Risicoproces = als er vastgesteld wordt dat
een risicofactor voorspellend is
voor een bepaalde
ontwikkelingsuitkomst, is de
vraag welk(e) mechanisme(n)
daarvoor verantwoordelijk
is/zijn
3
,Protec2eve factor = Factoren die de associaVe
tussen risicofactoren en
ontwikkelingsuitkomsten
afzwakken
Kwetsbaarheidsfactor of = Factoren die de associaVe
poten2ërende factor tussen risicofactoren en
ontwikkelingsuitkomsten
versterken
• In de meeste studies gaat het om louter om het vaststellen van een staVsVsche associaVe tussen de
factor en de ontwikkelingsuitkomst
o Uitspraak op groepsniveau
o Geen conclusies over causaliteit mogelijk
o Indien tegelijk gemeten, ook geen uitspraken over Vjdssequens mogelijk
• Veelheid van factoren op verschillende niveaus van analyse binnen individu en context spelen een rol in
ontwikkeling
• Impact van die verschillende factoren hangt samen met:
o Moment in de ontwikkeling waarop de factor optreedt (hoe vroeger hoe impactvoller)
o Specifieke ontwikkelingsfase waarin het individu zich bevindt
§ Ontwikkelingstaken
§ SensiVeve periodes
o “Dosis”: duur en/of mate van blootstelling aan de factor) (hoe hoger dosis hoe impactvoller)
o Onderlinge samenspel van verschillende factoren over de Vjd
§ Dynamische transacHes: factoren die elk een rol spelen maar niet los van elkaar
o Door dynamische transacVes versterken factoren elkaar over de Vjd
§ Impact sVjgt niet addiVef, maar mul2plica2ef (= sterker dan optelling)
• Studie bij adopVekinderen naar de rol van geneVsche en omgevingsfactoren in de predicVe van kleine
criminaliteit
o Aanwezigheid crimineel gedrag bij biologische vs adopVevaders als indicator van geneVsch vs
omgevingsrisico
o Vergelijking % kleine criminaliteit naar gelang van aanwezigheid van 0, 1 of 2 risicofactoren
4
, • TransacVonele processen kunnen tot escalaVe van problemen leiden
• Maar omgekeerd kunnen ze ontwikkeling ook in gunsVge zin sturen
Equifinaliteit = verschillende oorzaken of ontwikkelingspaden kunnen leiden
tot hetzelfde resultaat
Mul2finaliteit = dezelfde oorzaak of beginpunt kan leiden tot verschillende
uitkomsten
5
, Thema 2: Methodologisch referen4ekader
2.1 Typische onderzoeksdesigns
OBSERVATIONEEL ONDERZOEK
• Onderzoeker grijpt niet in, hij/zij “kijkt” gewoon
• Geen poging om de aard of het verloop van de ontwikkeling te veranderen
• Centraal = monitoren of vaststellen wat gebeurt in het leven van individuen, hoe ze zich ontwikkelen en
veranderen over de Vjd
• Veel onderzoek in de ontwikkelingspsychopathologie is observaVoneel, niet alles kan zomaar
gemanipuleerd worden
• Er zijn wel manieren om alternaVeve verklaringen maximaal uit te sluiten en zo dicht bij ‘causaliteit’ te
komen
EXPERIMENTEEL ONDERZOEK
• Onderzoeker voert een manipulaVe uit
• Deelnemers at random aan condiVes toegewezen (bijv. klinische trials)
• Causale inferenVe mogelijk (wel risico op beperkte generaliseerbaarheid)
• Studie:
o Geboortecohort van 1116 tweelingen (56% monozygote tweelingen)
o Risicofactor in omgeving = blootstelling aan verschillende soorten geweld in adolescenVe
§ Mishandeling, familiegeweld, gepest worden face to face of online, slachtoffer zijn van misdrijf
o Ontwikkelingsuitkomst = psychopathologie op jongvolwassen lee_ijd
§ Symptomen van externaliserende, internaliserende en denkstoornissen
§ P-factor= bepaald gemeenschappelijk component die alle vormen van psychopathologie
gemeen hebben
o Resultaten:
§ Mate van slachtofferschap voorspelt psychopathologie (dose-response) (verband tussen
hoeveel verschillende soorten slachtofferschap een adolescent hee_ meegemaakt en
psychopathologie)
§ Uitsluiten van alternaVeve verklaringen:
– Geen artefact van respondentbias
– Ook bij correcVe voor psychopathologie op 12-jarige lee_ijd (“Misschien was er al eerder
psychopathologie aanwezig?”)
– Ook na in rekening brengen van slachtofferschap in kinderVjd (“Misschien is er bij vroege
psychopathologie meer risico om slachtoffer te worden?”)
– Ook als alleen gekeken wordt naar MZ tweelingen
CROSS-SECTIONEEL ONDERZOEKSDESIGN
• Individuen van verschillende lee_ijden met elkaar vergelijken
• Voordelen:
o Op korte Vjd informaVe over een breed lee_ijdsbereik (Vjds- en kostenefficiënt)
• Nadelen:
o Geen intra-individuele vergelijkingen mogelijk
o Lee_ijdsverschillen niet te onderscheiden van cohortverschillen
6
,LONGITUDINAAL ONDERZOEKSDESIGN
• Éen cohort opvolgen over de Vjd
• Voordelen:
o Inzicht in algemene patronen over de Vjd én intra-individuele verandering
o Erg bruikbaar voor de studie van temporele associaVes
• Nadelen:
o Duurt lang en kost veel
o Risico op (selecVeve) drop-out
o Theorieën en methoden kunnen verouderd raken
VERSNELD LONGITUDINAAL ONDERZOEKSDESIGN
• Meerdere cohorten opvolgen over de Vjd
• Voordelen:
o Zowel cross-secVonele als longitudinale
vergelijkingen mogelijk
o Aanzienlijke besparing in Vjd en middelen
o Cohortverschillen kunnen onderscheiden worden van lee_ijdsverschillen
RETROSPECTIEF ONDERZOEKSDESIGN
• AssociaVes tussen heden en verleden bestuderen
• Voordelen:
o Tijds- en kostenefficiënt
o Focus onmiddellijk op de targetpopulaVe (vooral interessant bij zeldzame fenomenen)
• Nadelen:
o Inaccuraatheid van herinneringen
o RetrospecVeve data ongelijk van kwaliteit/beschikbaarheid of te algemeen
o Risico op bias in conclusie door te enge focus op probleemgroep
2.2 Belangrijke sta:s:sche variabelen
• Het is belangrijk oog te hebben voor verschillende soorten relaVes tussen bestudeerde concepten
• Deze relaVes laten zich beschrijven aan de hand van drie soorten vragen:
o Is er een relaHe tussen A en B?
§ Correlaat : A en B zijn met elkaar geassocieerd
– Typisch voor correlaVonele designs
– Bij longitudinale correlaVonele designs kan naast associaVe ook temporele volgorde
nagegaan worden
§ Oorzaak: A beïnvloedt B
– Alleen experimentele designs laten uitspraken over oorzaak toe
§ Risicofactoren (en bevorderende factoren) zijn correlaten van ontwikkelingsuitkomsten
o Welke mechanismen liggen aan de basis van die relaHe?
§ Mediator: risicoprocessen zijn mediatoren van de relaVe tussen risicofactoren
en ontwikkelingsuitkomsten
§ MediaVe wordt getest in verschillende stappen
– Nagaan of predictor (X) uitkomst (Y) voorspelt
– Nagaan of predictor (X) mediator (M) voorspelt
– Nagaan of mediator (M) uitkomst (Y) voorspelt
– Nagaan of de associaVe tussen predictor (X) en
uitkomst (Y) geheel of gedeeltelijk verklaard kan
worden door het mediërende effect van (M)
7
, § Bij volledige mediaVe verklaart de mediator de hele associaVe tussen A en B
– Na het in rekening brengen van de mediator blij_ er geen directe associaVe tussen A en B
meer over
§ Bij parVële mediaVe verklaart de mediator maar een deel van de associaVe tussen A en B
– Na het in rekening brengen van de mediator is er nog steeds een (zwakkere) associaVe
tussen A en B
– Dit kan wijzen op het feit dat er meerdere mediatoren een rol spelen
o Welke factoren beïnvloeden de richHng of de sterkte van die relaHe?
§ Moderator : kwetsbaarheden, potenVërende factoren en protecVeve factoren zijn
moderatoren van de relaVe tussen risicofactoren en ontwikkelingsuitkomsten
§ Soms is er een combinaVe van mediaVe en moderaVe
(bv als de mediaVe alleen significant is voor een bepaalde groep)
2.3 Gangbare sta:s:sche technieken
STRUCTURAL EQUATION MODELING (SEM)
• SEM evalueert hoe goed een geformuleerd theoreVsch model overeenkomt (‘fit’) met
de werkelijk vastgestelde relaVes tussen een set van geobserveerde variabelen
• SEM vertrekt steeds van een model en is dus nooit echt exploraVef
• Cross-culturele studie bij adolescenten :
o ProspecVeve associaVes tussen kwaliteit van gezinsrelaVes en risicogedrag van lee_ijdsgenoten
enerzijds en emoVonele en gedragsmaVge ontwikkelingsuitkomsten anderzijds
o Voor elke latente variabele verschillende 'indicatoren'(=geobserveerde variabelen)
• Binnen Structural EquaVon Modeling (SEM) zijn een aantal specifieke technieken om aspecten van
ontwikkeling in kaart te brengen
o Cross-lagged panel models
§ Set variabelen wordt op verschillende VjdsVppen gemeten
§ Gee_ inzicht in temporele volgorde en reciproke relaVes
o Growth curve modeling
§ Een variabele wordt op verschillende VjdsVppen (op dezelfde manier) gemeten
§ Ontwikkeling over de Vjd wordt beschreven aan de hand van groeicomponenten
§ Intercept (=beginniveau) en slope (=hellingsgraad)
§ In studie met meerdere individuen kan men gemiddelde en variabiliteit
van intercept en slope berekenen
§ Zeer geschikt voor het nagaan van intra-individuele verandering over de
Vjd
§ AssociaVe tussen groeicomponenten gee_ inzicht in groeidynamiek
§ Groei kan ook niet-lineair zijn
§ Groeicurvemodellen kunnen ook mulVvariaat gebruikt worden
– Ontwikkelingstraject van twee verschillende fenomenen onderzoeken
– Nagaan van "co-development": associaVes tussen intercepten van beide, associaVes tussen
slopes van beide, associaVes tussen intercept van ene en slope van andere
8
, o Mixture modeling
§ Gebruik van groeicurvemodellen om subgroepen met verschillende ontwikkelingstrajecten te
idenVficeren
§ Laat toe zicht te krijgen op het aantal verschillende trajecten en het percentage van de
steekproef in elk traject
§ Trajecten kunnen in verband gebracht worden met relevante antecedenten en consequenten
§ Voordeel: je weet van elke individu in welke groep ze zimen en dan kan je kijken in welke mate
het in een groep zimen samenhangt met bepaalde andere variabelen (bv verleden), nuyg om
de toekomst te voorspellen
9