INFECTIE PREVENTIE
INFECTIELEER
COMMENSALE FLORA (gezonde flora) = Micro-organismen (bacteriën) die het normaal
functioneren van ons lichaam mogelijk maken
Bv. darmflora, huidflora, mondflora
• Direct na de geboorte
• Evolutie beïnvloed door: dieet, leefomgeving, medicatie en gezondheid
• Symbiose
• Wederzijds voordeel gastheer – m.o.
• Essentieel voor fysiologisch normale functies
• Belangrijk voor:
- Evenwichtige immuunrespons
- Bescherming tegen infecties
WANNEER COMMENSALEN PATHOGEEN WORDEN
•Onder bepaalde omstandigheden (bv.immunosuppressie, dysbiose)
•Voorbeeld: Candida albicans → kan opportunistische infecties veroorzaken
•Dysbiose = verstoring van het microbieel evenwicht → verhoogde vatbaarheid voor
infecties
PATHOGENE FLORA= POTENTIEEL SCHADELIJK
• Ziekte veroorzaken
• Bacteriën, virussen, schimmels, …
HUIDFLORA
• Residente huidflora (altijd)
- Afweermechanisme tegen indringers
- Maakt deel uit van gezonde huidomgeving
• Transiënte huidflora (tijdelijk)
- Bv door handdruk, besmette voorwerpen, …
- Huidkwaliteit en gezondheid van de gastheer van belang
- Kan infectie veroorzaken
- Kan je verwijderen door handen te wassen
Pathogenen en transient staan voor de aard voor micro-organismen van de gastheer
MOND
• Bestaat uit honderden soorten: bacteriën, schimmels, virussen
• Leven in symbiose binnen de mondholte
• Eerste verdedigingslinie tegen pathogene micro-organismen
• Belangrijk voor behoud van orale homeostase
• Functies:
- Afbraak van voedselresten
- Regulatie van pH in de mond
- Preventie van kolonisatie door pathogenen
Gebruik van mondspoelmiddel onderdrukt de commensale flora
INVLOEDEN OP SAMENSTELLING VAN DE MONDFLORA
, INFECTIE PREVENTIE
• Voeding: suikerrijke voeding → bevordert Streptococcus mutans
• Mondhygiëne: slecht poetsen en geen interdentale reiniging → plaquevorming &
dysbiose
• Leefstijl: stress en darmgezondheid beïnvloeden mondflora
• Medicatiegebruik: o.a. antibiotica en antiseptische mondspoelingen → verstoren
microbieel evenwicht
• Gevolgen van dysbiose: gingivitis, parodontitis, cariës, halitose, …
MEDISCHE MICROBIOLOGIE
bestudeert de micro-organismen die verantwoordelijk zijn voor het ontstaan van ziekten bij de
mens
• Inzicht in rol en werking van micro-organismen in de orale omgeving
• Essentieel voor:
- Begrip van orale infecties (bacterieel en viraal)
- Kennis van etiologie, transmissie en klinische symptomen
- Preventie van kruisbesmetting
- Veilig uitvoeren van behandelingen
• Medisch
Organismen met een ziekteverwekkend vermogen
• Micro
Levende organismen die niet met het blote oog kunnen worden gezien
• Biologie
De studie van de levende organismen
INDELING MDEISCHE MICROBIOLOGIE
Bacteriologie: Bestudeert bacteriën, ééncellige prokaryote organismen
Bacteriën
• Menselijke cellen: eukaryote cellen
- celkern
• Bacteriën: prokaryote cellen
- Geen celkern
- Ééncellig
- DNA drijft los in het cytoplasma
Bacteriën = prokaryote cel
• Celmembraan: dun vlies omheen het cytoplasma
• Celwand: rondom het celmembraan (niet altijd)
• Kapsel: slijmlaag (bescherming)
• Cytoplasma: vloeistof met organellen
• Organellen: zorgen voor de stofwisseling van de cel en
het transport van stoffen (bv. ribosomen)
, INFECTIE PREVENTIE
• Chromosomen: dragers van DNA
• Flagella: zorgen voor de voortbeweging van de cel
• Pili: haarachtige structuren
• Fimbria: korte pili om zich vast te houden
VORM VOEDINGSWIJZE
Coccen (bolvormig) • Autotroof = zelfvoorzienend
Bacillen (staafvormig) - Energie uit anorganische stoffen
Spirillen (spiraalvormig (waterstof, ammoniak, of ijzer)
- Zonlicht (fotosynthese)
• Heterotroof = halen voedingsstoffen uit andere
organismen bv de mens, dieren, schimmels
Gramkleuring
Bac kleuren met cystal violet→ wordt paars→ behandelen met leugol oplossing (jodium)
zodat kleurstof vast zit aan celwand
• Zichtbaar maken onder microscoop
• Gram +: blauwpaars
- Dikke peptidoglycanen celwand
- Houdt kleurstof vast tijdens spoelen met alcohol
• Gram -: rood
- Dunne peptidoglycanen laag
- Buitenmembraan bestaat uit lipopolysachariden (LPS)
- Ontkleurt tijdens het spoelen
Klinische relevantie van de celwand
• Celwandstructuur bepaalt ziekteverwekkend vermogen
, INFECTIE PREVENTIE
• Verschillen tussen gramnegatief en grampositief
Zuurstofafhankelijkheid
• Aerobe bacteriën (zuurstof nodig)
• Anaerobe bacteriën ( enkel groeien in afwezigheid van zuurstof) bac in de darmen,
diep in de sulcus,….
- kooldioxide, nitraat of sulfaat
• Facultatief anaerobe (met en zonder zuurstof)
Bacteriële groei en deling
• Temperatuur tussen 20°C en 45°C
• Piek rond 37°C
• Donker en vochtig milieu
• celdeling elke 20 minuten
Virologie: Bestudeert virussen, infectieuze agentia die voor hun metabolisme en
vermeerdering afhankelijk zijn van een gastheer
Virussen
• Infectieuze agentia, afhankelijk van de gastheer
• Bevinden zich op grensvlak tussen leven en niet- leven
• Geen eigen energieproductie of replicatie
• Levenskenmerken pas bij infectie gastheercel
• Infecteren mensen, dieren, planten, …
• Voorbeelden: adenovirussen, herpesvirussen, pokkenvirussen, …
INFECTIELEER
COMMENSALE FLORA (gezonde flora) = Micro-organismen (bacteriën) die het normaal
functioneren van ons lichaam mogelijk maken
Bv. darmflora, huidflora, mondflora
• Direct na de geboorte
• Evolutie beïnvloed door: dieet, leefomgeving, medicatie en gezondheid
• Symbiose
• Wederzijds voordeel gastheer – m.o.
• Essentieel voor fysiologisch normale functies
• Belangrijk voor:
- Evenwichtige immuunrespons
- Bescherming tegen infecties
WANNEER COMMENSALEN PATHOGEEN WORDEN
•Onder bepaalde omstandigheden (bv.immunosuppressie, dysbiose)
•Voorbeeld: Candida albicans → kan opportunistische infecties veroorzaken
•Dysbiose = verstoring van het microbieel evenwicht → verhoogde vatbaarheid voor
infecties
PATHOGENE FLORA= POTENTIEEL SCHADELIJK
• Ziekte veroorzaken
• Bacteriën, virussen, schimmels, …
HUIDFLORA
• Residente huidflora (altijd)
- Afweermechanisme tegen indringers
- Maakt deel uit van gezonde huidomgeving
• Transiënte huidflora (tijdelijk)
- Bv door handdruk, besmette voorwerpen, …
- Huidkwaliteit en gezondheid van de gastheer van belang
- Kan infectie veroorzaken
- Kan je verwijderen door handen te wassen
Pathogenen en transient staan voor de aard voor micro-organismen van de gastheer
MOND
• Bestaat uit honderden soorten: bacteriën, schimmels, virussen
• Leven in symbiose binnen de mondholte
• Eerste verdedigingslinie tegen pathogene micro-organismen
• Belangrijk voor behoud van orale homeostase
• Functies:
- Afbraak van voedselresten
- Regulatie van pH in de mond
- Preventie van kolonisatie door pathogenen
Gebruik van mondspoelmiddel onderdrukt de commensale flora
INVLOEDEN OP SAMENSTELLING VAN DE MONDFLORA
, INFECTIE PREVENTIE
• Voeding: suikerrijke voeding → bevordert Streptococcus mutans
• Mondhygiëne: slecht poetsen en geen interdentale reiniging → plaquevorming &
dysbiose
• Leefstijl: stress en darmgezondheid beïnvloeden mondflora
• Medicatiegebruik: o.a. antibiotica en antiseptische mondspoelingen → verstoren
microbieel evenwicht
• Gevolgen van dysbiose: gingivitis, parodontitis, cariës, halitose, …
MEDISCHE MICROBIOLOGIE
bestudeert de micro-organismen die verantwoordelijk zijn voor het ontstaan van ziekten bij de
mens
• Inzicht in rol en werking van micro-organismen in de orale omgeving
• Essentieel voor:
- Begrip van orale infecties (bacterieel en viraal)
- Kennis van etiologie, transmissie en klinische symptomen
- Preventie van kruisbesmetting
- Veilig uitvoeren van behandelingen
• Medisch
Organismen met een ziekteverwekkend vermogen
• Micro
Levende organismen die niet met het blote oog kunnen worden gezien
• Biologie
De studie van de levende organismen
INDELING MDEISCHE MICROBIOLOGIE
Bacteriologie: Bestudeert bacteriën, ééncellige prokaryote organismen
Bacteriën
• Menselijke cellen: eukaryote cellen
- celkern
• Bacteriën: prokaryote cellen
- Geen celkern
- Ééncellig
- DNA drijft los in het cytoplasma
Bacteriën = prokaryote cel
• Celmembraan: dun vlies omheen het cytoplasma
• Celwand: rondom het celmembraan (niet altijd)
• Kapsel: slijmlaag (bescherming)
• Cytoplasma: vloeistof met organellen
• Organellen: zorgen voor de stofwisseling van de cel en
het transport van stoffen (bv. ribosomen)
, INFECTIE PREVENTIE
• Chromosomen: dragers van DNA
• Flagella: zorgen voor de voortbeweging van de cel
• Pili: haarachtige structuren
• Fimbria: korte pili om zich vast te houden
VORM VOEDINGSWIJZE
Coccen (bolvormig) • Autotroof = zelfvoorzienend
Bacillen (staafvormig) - Energie uit anorganische stoffen
Spirillen (spiraalvormig (waterstof, ammoniak, of ijzer)
- Zonlicht (fotosynthese)
• Heterotroof = halen voedingsstoffen uit andere
organismen bv de mens, dieren, schimmels
Gramkleuring
Bac kleuren met cystal violet→ wordt paars→ behandelen met leugol oplossing (jodium)
zodat kleurstof vast zit aan celwand
• Zichtbaar maken onder microscoop
• Gram +: blauwpaars
- Dikke peptidoglycanen celwand
- Houdt kleurstof vast tijdens spoelen met alcohol
• Gram -: rood
- Dunne peptidoglycanen laag
- Buitenmembraan bestaat uit lipopolysachariden (LPS)
- Ontkleurt tijdens het spoelen
Klinische relevantie van de celwand
• Celwandstructuur bepaalt ziekteverwekkend vermogen
, INFECTIE PREVENTIE
• Verschillen tussen gramnegatief en grampositief
Zuurstofafhankelijkheid
• Aerobe bacteriën (zuurstof nodig)
• Anaerobe bacteriën ( enkel groeien in afwezigheid van zuurstof) bac in de darmen,
diep in de sulcus,….
- kooldioxide, nitraat of sulfaat
• Facultatief anaerobe (met en zonder zuurstof)
Bacteriële groei en deling
• Temperatuur tussen 20°C en 45°C
• Piek rond 37°C
• Donker en vochtig milieu
• celdeling elke 20 minuten
Virologie: Bestudeert virussen, infectieuze agentia die voor hun metabolisme en
vermeerdering afhankelijk zijn van een gastheer
Virussen
• Infectieuze agentia, afhankelijk van de gastheer
• Bevinden zich op grensvlak tussen leven en niet- leven
• Geen eigen energieproductie of replicatie
• Levenskenmerken pas bij infectie gastheercel
• Infecteren mensen, dieren, planten, …
• Voorbeelden: adenovirussen, herpesvirussen, pokkenvirussen, …