1 Beschrijvende biochemie: inleiding..............................................................3
1.1 Inleiding tot metabolisme.......................................................................................... 3
1.1.1 ATP...................................................................................................................... 4
1.1.2 NAD(P)H/NAD(P)+................................................................................................6
2 Suikermetabolisme......................................................................................7
2.1 Belang suikers........................................................................................................... 7
2.1.1 Opname en passage doorheen de enterocyten...................................................8
2.1.2 Secundair actief transport..................................................................................8
2.2 Glucosemetabolisme................................................................................................. 8
2.2.1 De glycolyse........................................................................................................ 8
2.2.2 De enzymatische stappen van de glycolyse: FASE 1 -> 1 ATP instoppen...........10
2.2.3 De enzymatische stappen van de glycolyse: FASE 2 -> 4 ATP eruit halen.........12
2.2.4 De gluconeogenese........................................................................................... 15
3 Celademhaling..........................................................................................16
3.1 Krebcyclus of citroenzuurcyclus...............................................................................17
3.1.1 Functies van de krebcyclus................................................................................17
3.1.2 Reacties............................................................................................................. 17
3.1.3 Regulatie........................................................................................................... 17
3.2 Elektronentransportketen en oxidatieve fosforylatie...............................................18
3.3 Functies elektronentransportketen..........................................................................18
3.3.1 Reacties............................................................................................................. 18
4 Lipidenmetabolisme..................................................................................20
4.1 Katabolisme vs anabolisme.....................................................................................20
4.1.1 Fed State = gevoede toestand..........................................................................21
4.1.2 Fasting State = nuchter/vasten.........................................................................21
4.2 Exogene TG: vertering & transport..........................................................................23
4.2.1 Spijsvertering.................................................................................................... 23
4.2.2 Absorptie in enterocyt.......................................................................................23
4.2.3 Chylomicronen: synthese en bestemming.........................................................23
4.3 Endogene TG: synthese & transport........................................................................24
4.3.1 STAP 1: vetzuursynthese uit overmaat glucose.................................................24
4.3.2 STAP 2: synthese endogene triglyceriden..........................................................24
4.3.3 VLDL: Very Low Density Lipoprotein..................................................................25
4.4 Katabolisme............................................................................................................. 25
4.4.1 Lipolyse............................................................................................................. 25
4.4.2 β-oxidatie........................................................................................................... 26
4.5 Ketogenese.............................................................................................................. 27
4.6 Synthese vs Oxidatie...............................................................................................27
5 Cholesterolmetabolisme............................................................................28
1
, 5.1 Cholesterol.............................................................................................................. 28
5.2 Absorptie en afbraak van exogene cholesterol........................................................28
5.3 Lipoproteïne............................................................................................................ 29
5.4 Lever als controle-orgaan........................................................................................30
6 Eiwit- en aminozuur metabolisme...............................................................31
6.1 Vertering en opname van exogene eiwitten............................................................31
6.1.1 Eiwit- enzymes................................................................................................... 31
6.1.2 Resorptie ter hoogte van de enterocyt..............................................................31
6.2 Afbraak van endogene eiwitten...............................................................................32
6.2.1 Constant houden AZ pool in het bloed...............................................................32
6.2.2 Leveren van energie bij fasting..........................................................................32
6.3 Lysosomale afbraak................................................................................................. 32
6.3.1 Ubiquitine-proteasoom pathway........................................................................32
6.4 Aminozuurmetabolisme...........................................................................................32
2
,1 BESCHRIJVENDE BIOCHEMIE: INLEIDING
Waarom biochemie?
In Art. 3 van het Koninklijk Besluit dat de beroepstitel “diëtist” regelt (KB ’97) wordt
gesteld dat een theoretische opleiding in biochemie moet voorzien worden.
Het opleidingsonderdeel biochemie is opgenomen in de opleiding omdat voor de
ondersteuning of keuze van behandelingen en/of het voorschrijven van diëten een
biochemische basiskennis noodzakelijk is.
Horizontale en verticale afstemming met andere OLOD’s => linken leggen !!
1.1 Inleiding tot metabolisme
Voortbouwen op enzymologie, signalisatie en
transporters.
Bolletjes = moleculen
Streepjes = metabolisme met elkaar
verbonden
Veranderingen = enzymatische omzettingen
Alle metabolismes zijn verankerd met elkaar ->
probleem in ene = effect op andere
METABOLISME (grieks voor verandering)
100-en enzymatische reacties
Afhankelijk van elkaar
Sterk gecoördineerd
Functies: bekomen van chemische
energie uit brandstofmoleculen
KATABOLISME -> afbraak
= omzetten van voedselmoleculen in bouwstenen
ANABOLISME -> opbouw
= aaneenschakelen van bouwstenen tot macromoleculen + opbouwen van biomoleculen
voor gespecialiseerde cel functies
Oxidatie: proces waarbij een stof elektronen (e-)
verliest.
Reductie: proces waarbij een stof elektronen (e-)
opneemt
Redoxreactie: de oxidator wordt gereduceerd en de
reductor wordt geoxideerd.
3
, macro’s => energie + warmte +
bouwstenen
Twee parallelle wegen: de weg
van katabolisme is energetisch
onmogelijk voor het anabolisme.
Regulatie kan onafhankelijk
gebeuren (andere enzymen voor
anabolisme of katabolisme): vaak
op een ander plaats in de cel (bv.
vetzuren: afbraak in
mitochondriën en opbouw in
cytoplasma) + processen kunnen
gelijktijdig en onafhankelijk van
elkaar opgaan.
Katabolisme (afbraak)
Fase I: afbraak -> grote macro’s afbreken tot eenvoudige subunits (cellulair niveau)
Fase II: convergerend -> afbraak van eenvoudige subunits naar Acetyl CoA waarbij
een beetje ATP en NADH vrijkomt
Fase III: ATP generatie -> volledige oxidatie van Acetyl CoA tot H2O en CO2 gepaard
met de productie van grote hoeveelheden ATP in de mitochondriën
Anabolisme (synthese)
3 fasen: (omgekeerde richting)
Voorbeeld: fase I: Acetyl CoA
fase II: vetzuren
fase III: arsenaal van lipiden
- Divergerend
- Opbouw
- Verbruik ATP
EXAMEN: is het volgende een voorbeeld van anabolisme?
Polysachariden -> … -> monosachariden
Niet waar, er wordt afgebroken = katabool
1.1.1 ATP
ATP-ADP cyclus
ATP = adenosine-5’-trifosfaat = base = hoge potentiële energie
Bij oxidatie -> energie komt vrij (katabolisme)
-> energie bewaard in ATP (ADP + P -> ATP)
ATP = transportvorm van vrije energie (katabole naar anabole reacties)
4
,Katabolisme: (G = energie-inhoud)
Complex molecule eenvoudige molecule
Anabolisme:
Anabolisme => ADP + P = ATP
Katabolisme => ATP = ADP +P
Hydrolyse van ATP
2 mogelijkheden om ATP te verkrijgen
1) P halen uit andere groep => substraat
gebonden fosforylering bv. glycolyse
2) Oxidatieve fosforylering door protonen en ionen uit te wisselen (citroenzuurcyclus)
Doeleinden van de energie uit ATP
1) Mechanische arbeid
Bv. beweging via spieren: actine en myosine
2) Actief transport
Bv. Na+/K+ pomp
3) Biochemische arbeid
Bv. eiwitsynthese
4) Signaaltransductie
Doorgeven van signalen binnen de cel
ATP homeostase
= mogelijkheid van cel om constante ATP concentratie te onderhouden ondanks continu
verbruik (energie gaat nooit verloren)
Verhoogd ATP verbruik bv. sporten
-> verhoogde voedselinname
Verminderde ATP-verbruik
-> energie uit voedsel opgeslagen als vet of glycogeen1
Biochemische achtergrond: feedback regulatie van ATP op voedseloxidatie ter vorming
van ATP (minder/meer ATP verbruik -> minder/meer voedsel verbrand)
Bv. productinhibitie
1
= glucose opgeslagen in de lever en in de spieren
5
, 1.1.2 NAD(P)H/NAD(P)+
NAD(P)H = cofactoren (zie 1e jaar)
Elektronen = 2de manier om chemische energie over te dragen
Bij synthese van waterstofrijke moleculen (vb. vetzuren) zijn H atomen of e- nodig voor
reductie van dubbele bindingen (onverzadigd) tot enkelvoudige bindingen (verzadigd)
H-atomen en e- worden enzymatisch vervoerd van e- leverende oxidaties van
katabolisme naar anabolisme
Belangrijkste e-overdragend coënzym (cofactor) = NAD(P)+
(nicotinamide adenine dinucleotide fosfaat)
katabolisme = oxidatie
anabolisme = reductie
EXAMEN: waar of niet waar?
1) Het uiteindelijke doel van katabole processen is het genereren van energie in de
vorm van ATP ? WAAR
2) ATP is een energiearmere binding dan ADP? NIET WAAR
6