Menselijke voortplanting blok 1
Lesweek 1 - Genitaal stelsel
Multi cellulaire (=meercellige) organismen hebben een beperkte levensduur, hierdoor is reproductie
noodzakelijk ter voortbestaan van de soort. Menselijke voortplanting is een geslachtelijke
voortplanting, hiervoor zijn specifieke voortplantingscellen (=gameten) en voortplantingsorganen
(=gonaden). Afbeelding hieronder; spermatozoön = zaadcel, ovum = eicel, testis = zaadballen en
ovarium/ovaria = eierstok(ken).
De versmelting van de gameten, de bevruchting of fertilisatie levert één nieuwe cel -> de zygote.
D.m.v. celgroei, celmigratie, celdeling, celdifferentiatie -> een nieuw, multicellulair lid van de soort.
Primaire geslachtskenmerken
Vrouw Man
- Ovarium (=eierstok) - Testis (=zaadballen)
- Tuba uterina (=eileider) - Epididymis (=bijbal)
- Uterus (=baarmoeder) - Ductus deferens (= 2 zaadleiders)
- Vagina - Penis
Secundaire geslachtskenmerken (ontwikkelt zich in de puberteit):
Anatomie & fysiologie van de mannelijke voortplantingsorganen
Testis (=zaadballen)
Ligt onder de symfyse (= het schaambeen), buiten de buikholte (lagere temperatuur) en in het
scrotum (=balzak). Het is eivormig (ovoid), ongeveer 4,5 x 2,5 cm, wit en glad. De vezelige laag die
de testis bedekt is de tunica albuginea, hier zitten 200-300 lobjes (buisjes) in. De tubuli seminiferi
zijn de zaadbuisjes in de testikels, ligt in vorm van hoefijzer. Die buisjes monden uit in een netwerk
(opvangcentrum) in het rete testits.
Tubuli seminiferi, bevatten 3 soorten cellen (ligt door elkaar):
• zaadcellen -> alle ontwikkelingsvormen
• cellen van leydig -> productie van testosteron (gemaakt).
• cellen van sertoli -> steuncellen, geven structuur/steun aan een lobje.
Spermatogenese (=onwikkeling zaadcel) → mannelijke gametogenese
(aanmaak van gameten (zaadcellen)) is een continu (blijft doorgaan, start
rond de puberteit) pubetair proces. Afbeelding weten!!! Proces duurt 2,5 M.
Enkele cijfers
- De grootte van een zaadcel is; 0,005 mm kop + 0,05 mm staart
1
,- er worden 1500 zaadcellen/seconde/testis geproduceerd, dus 70.000.000 / dag.
- de afstand tot de eicel is 20-30 meter.
- gemiddeld 7200 ejaculaties (=zaadlozing) tijdens leven, dat is 53 liter tijdens het leven.
Zaadstaal (spermiogram)
Volume; 2-5 ml. Kleur; wit – grijs. Geur; kastanjebloesem. Bij een goede zaadstaal wil je; >15.000.000
/ ml, > 40% goede beweeglijkheid en > 4% ideale vormen. Overleving; 100 uren !! Wanneer
een man HPV in zijn zaad heeft, kan hij niemand zwanger maken.
De indaling start in maand 2, thv. lieskanaal is maand 3. Verdere indaling naar scrotum vanaf
maand 7. Bij geboorte is nog 5 op 1000 niet ingedaald.
Epididymis (= de bijbal) (blauw)
Zit boven op de testes, in het scrotum. Vanuit de rete testis zijn er 12-15 ductuli
efferentes naar de ductus epididymis; 1 buis van 5 meter (gekronkeld),
verzameling van spermatozoa en fructose levert energie. Tijdelijke opslag van het
zaadcellen, opgeruimd wanneer ze niet meer goed zijn (plaats voor nieuwe).
Ductus deferens (=zaadleider) (paars)
Van epididymis door lieskanaal, langs blaas (zijkant) en over de urether.
Embriologie; ductus van Wollf. Ongeveer 50-60 cm lang.
Vesiculae seminales (=zaadblaasjes) (groen)
Productie (aanmaken) van zaadvocht. Aan zaadcel wordt fructose/energie gegeven.
Prostaat (= oftwel voorstanderklier) (oranje)
Zit onder de blaas, tussen de symfyse en het rectum. Rectale palpatie (toucheren). Het ziet eruit als
een (wilde) kastanje, de grootte en vorm. Het heeft 40 lobjes (klierweefsel) en 15 afvoerbuisjes.
Penis
De penis is het paringsorgaan en heeft ook als functie urinelozing. Slap; 5 -12 cm
en bij een erectie; 15-18 cm. Het heeft 3 zwellichamen. Zwellichamen zijn
sponsachtige structuren met stevige vezels en zeer goed gevasculariseerd. De
corpora cavernosa zijn er 2 overlangs tot een geheel vergroeid zwellichaam. De
corpus spongiosum ligt onderaan (in de goot van het bovenliggend zwellichaam),
de urethra loopt er centraal doorheen.
De glans penis (eikel) is de top van de penis die gevormd wordt door een
verdikking van het corpus spongiosum dat als een kopje over de uiteinden van de corpora cavernosa
zit.
De huid is opvallend dun en zit vrij ruim rond de zwellichamen. De huid eindigt met een aanhechting
in de groeve achter de eikel (=frenulum). Een omslagplooi bedekt de eikel (de voorhuid of de
preputium).
Anatomie van de vrouwlijke voortplantingsorganen
• Uitwendige geslachtsorganen → vulva en borstklier.
• Inwendige geslachtsorganen → vagina, uterus, tubae uterina (=eiler) en de ovaria.
2
,Vulva (=uitwendige geslachtsdelen van een vrouw), bestaande uit:
• mons pubis → oftewel schaamheuvel, welving voor symfyse. Dit is behaard.
• labia majora → twee huidplooien, behaarde grote schaamlippen. Daaronder subcutaan
(=onderhuids) vetweefsel. Het is behaard, lateraal (=buitenkant) meer dan mediaal. Pigmentatie, ziet
wat donkerder. Commissura anterior en posterior.
• labia minora → kleine schaamlippen, deze hebben dunne huidplooien. Het is niet behaard. De
voorzijde is met elkaar verbonden; preputium met hieronder de clitoris. Het vestibulum is de ruimte
tussen beide labia, gedeeltelijk afgesloten door een taaie dunne huidplooi (-> het hymen). Verder
monden klieren hier uit (skene, bartholin (uitmonding kan ontstoken zijn, hierdoor stapt vocht zich op
(grootte van tennisbal)).
• clitoris → De clitoris crus (2 stuks) zit vast aan het os isschium (=zitbeen). Corpus. De
clitoris glans is het zichtbare gedeelte. Het is een erectieel orgaan, heeft geen klierweefsel
en is rijk bezenuwd. Bij de geboorte of bepaalde syndromen kan je een vegrote clitoris
hebben. Zie afbeelding bovenaan.
Borstklier
Klierweefsel bevat 15-20 klieren, deze monden uit in de tepel. Tepel is ook een erectiel
orgaan. Bindweefsel zorgt voor de stevigheid. De hoeveelheid vetweefsel zorgt voor de
grootte (cupmaat). De areola (=een rond of soms ovaal gebied dat meer gepigmenteerd is
dan de omringende huid, bijv. omringd om de tepel) bevat talgklieren.
Vagina
Functie; paringsorgaan en het baringskanaal. Ligging; benedenvoor naar bovenachter, schuin naar
beneden. De vagina is gem. 8 cm lang, uitrekbaar. Het is de verbinding tussen de baarmoeder en de
buitenwereld. Het heeft een zuur milieu (bacillen van döderlein) om bacteriën buiten te houden.
Oprekbaar tot 15 cm. Oppervlakkig slijmvlies met dwarlopende plooien (voor speling,
oprekbaar). Dun glad spierweefsel. Elasisch bindweefsel.
Uterus (=baarmoeder)
Functie; huisje van de ongeboren vrucht (foetus). Het is een gespierd orgaan met dun
vlies eromheen en speciale cellen in het midden. Ligging; in het midden van de
bekken, tussen de blaas en het rectum. Ligamentum teres (=ronde koord, bandenpijn
tijdens zwangerschap), loopt door de liezen en mondt uit in de labia.
Excavatio vesico-uterina (tussen blaas en de baarmoeder, voor baarmoeder). Excavatio
recto-uterina (=douglasholte, tussen de endeldarm en de baarmoeder, laagste deel
van de hele buikholte). Zie plaatje. Spierlaag baarmoeder -> myometrium. De
baarmoeder bestaat uit: baarmoederhals (=cervix, 3 cm) en het baarmoederlichaam (corpus, 5 cm).
De fundus is de bovenkant van de baarmoeder. Om het myometrium ligt een dun vliesje (tunica
serosa (perimetrium)). Het laagje binnen in de baarmoeder is het endometrium, erg specifieke cellen.
Endometriose -> endrometrium cellen op een plaats waar deze niet horen (veel pijn!). Portio (nl) =
baarmoedermondopening. AVF -> baarmoeder ligt naar voren (meestal). RVF -> “ naar achter.
Cervixprop -> slijmvlieslaag in je baarmoederhals.
3
, Tuba uterina (=eileider)
Buisje die zorgt voor verbinding tussen eierstok en je baarmoeder.
Functie; fimbriae pikken eicel op en blijft daar liggen (aan het begin van eileider). Wanneer die niet
bevrucht is, sterft hij af. Wel voorgeleiding van de bevruchte eicel (zygoot) naar de baarmoeder.
Eenlagig trileptiheelcellen, de trilhaartjes zorgen voor de voortgeleiding van de zygoot naar het
endometrium. Chlamidia maakt deze trilhaartjes kapot. Bouw; isthmus (zwak geplooid) -> ampulla
(geplooid, vaak hier buitenbaarmoedelijke zwangerschap) -> infundibulum (sterk geplooid, zodat eicel
zich kan verstoppen, niet bloot en kwetsbaar ligt) -> fimbriae (pakken eicellen op). De eileider is 10-
12 cm lang. Overlangse plooien toenemend naar buiten toe.
Ovarium (=de eierstok)
Functie; opslagruimte eicellen, ontwikkeling van eicel en hormonale productie. Bouw;
amandelvormig, 4 cm x 2cm. In het ovarium zijn twee lagen te onderscheiden, namelijk: de
cortex (=schors) en de medulla.
Fysiologie van de vrouwelijke voortplantingsorganen
Puberteit en adolescentie
Aspect van de groeifase gekenmerkt door fysische en seksuele ontwikkeling met
eveneens emotionele en mentale aanpassingsverschijnselen, welke leiden tot volledige
seksuele maturiteit.
Er gaan een aantal zaken gebeuren voordat een meisje bij de seksuele maturiteit komt,
namelijk: groeispurt (bewijs dat je hormonen aan het werk zijn), thelarche (=
ontwikkeling van de borsten), adrenarche (=schaamhaar, pubisbeharing) en menarche
(=het tijdstip waarop bij meisjes de eerste menstruatie optreedt, na de
borstontwikkeling, de groeispurt en het ontstaan van schaamhaar (juiste volgorde)).
Oögenese (=het proces waarbij een eicel wordt gevormd uit oögonia)
Vrouwlijke gametogenese is geen continu pubertair proces. Atresie (atrofie (weefsels etc.) =
het verdwijnen van cellen zonder dat die iets hebben betekend. Elke dag verliezen wij door
atresie eicellen. Alle beschikbare eicellen worden reeds gevormd tijdens het intra-uteriene
leven. Aantal eicellen in leven, zie afbeelding.
Bij eicellen wordt er niks meer aangemaakt (‘slaapzaal’),
daarintegen zaadcellen wel (‘fabriekje’). Tijdens meiose 1
treedt een pauze op met de deling, eicellen in rustfase
(=dictyotene fase). Opnieuw actief na ovulatie (bij geen
anticonceptie, zonder eisprong). 1 eicel gaat rijpen en krijgt
signaal om verder te gaan, dit wordt een secundaire oöcyt (=
DE eicel, ligt te wachten op de zaadcel (24h ongeveer) ->
zaadcel versmelt -> deling gaat verder (meiose 2)).
Hoe ouder je wordt: eicellen lang in rustfase -> schade aan
eicellen -> oudere vrouwen minder snel zwanger/sneller miskraam. Bij 45j = <5% een succesvolle
zwangerschap.
Menstruele cyclus
Periodieke wijzigingen van het vrouwelijk lichaam onder invloed van de cyclische werking van de
hormonen van de hypothalamo-hypofysaire-ovariële as.
4
Lesweek 1 - Genitaal stelsel
Multi cellulaire (=meercellige) organismen hebben een beperkte levensduur, hierdoor is reproductie
noodzakelijk ter voortbestaan van de soort. Menselijke voortplanting is een geslachtelijke
voortplanting, hiervoor zijn specifieke voortplantingscellen (=gameten) en voortplantingsorganen
(=gonaden). Afbeelding hieronder; spermatozoön = zaadcel, ovum = eicel, testis = zaadballen en
ovarium/ovaria = eierstok(ken).
De versmelting van de gameten, de bevruchting of fertilisatie levert één nieuwe cel -> de zygote.
D.m.v. celgroei, celmigratie, celdeling, celdifferentiatie -> een nieuw, multicellulair lid van de soort.
Primaire geslachtskenmerken
Vrouw Man
- Ovarium (=eierstok) - Testis (=zaadballen)
- Tuba uterina (=eileider) - Epididymis (=bijbal)
- Uterus (=baarmoeder) - Ductus deferens (= 2 zaadleiders)
- Vagina - Penis
Secundaire geslachtskenmerken (ontwikkelt zich in de puberteit):
Anatomie & fysiologie van de mannelijke voortplantingsorganen
Testis (=zaadballen)
Ligt onder de symfyse (= het schaambeen), buiten de buikholte (lagere temperatuur) en in het
scrotum (=balzak). Het is eivormig (ovoid), ongeveer 4,5 x 2,5 cm, wit en glad. De vezelige laag die
de testis bedekt is de tunica albuginea, hier zitten 200-300 lobjes (buisjes) in. De tubuli seminiferi
zijn de zaadbuisjes in de testikels, ligt in vorm van hoefijzer. Die buisjes monden uit in een netwerk
(opvangcentrum) in het rete testits.
Tubuli seminiferi, bevatten 3 soorten cellen (ligt door elkaar):
• zaadcellen -> alle ontwikkelingsvormen
• cellen van leydig -> productie van testosteron (gemaakt).
• cellen van sertoli -> steuncellen, geven structuur/steun aan een lobje.
Spermatogenese (=onwikkeling zaadcel) → mannelijke gametogenese
(aanmaak van gameten (zaadcellen)) is een continu (blijft doorgaan, start
rond de puberteit) pubetair proces. Afbeelding weten!!! Proces duurt 2,5 M.
Enkele cijfers
- De grootte van een zaadcel is; 0,005 mm kop + 0,05 mm staart
1
,- er worden 1500 zaadcellen/seconde/testis geproduceerd, dus 70.000.000 / dag.
- de afstand tot de eicel is 20-30 meter.
- gemiddeld 7200 ejaculaties (=zaadlozing) tijdens leven, dat is 53 liter tijdens het leven.
Zaadstaal (spermiogram)
Volume; 2-5 ml. Kleur; wit – grijs. Geur; kastanjebloesem. Bij een goede zaadstaal wil je; >15.000.000
/ ml, > 40% goede beweeglijkheid en > 4% ideale vormen. Overleving; 100 uren !! Wanneer
een man HPV in zijn zaad heeft, kan hij niemand zwanger maken.
De indaling start in maand 2, thv. lieskanaal is maand 3. Verdere indaling naar scrotum vanaf
maand 7. Bij geboorte is nog 5 op 1000 niet ingedaald.
Epididymis (= de bijbal) (blauw)
Zit boven op de testes, in het scrotum. Vanuit de rete testis zijn er 12-15 ductuli
efferentes naar de ductus epididymis; 1 buis van 5 meter (gekronkeld),
verzameling van spermatozoa en fructose levert energie. Tijdelijke opslag van het
zaadcellen, opgeruimd wanneer ze niet meer goed zijn (plaats voor nieuwe).
Ductus deferens (=zaadleider) (paars)
Van epididymis door lieskanaal, langs blaas (zijkant) en over de urether.
Embriologie; ductus van Wollf. Ongeveer 50-60 cm lang.
Vesiculae seminales (=zaadblaasjes) (groen)
Productie (aanmaken) van zaadvocht. Aan zaadcel wordt fructose/energie gegeven.
Prostaat (= oftwel voorstanderklier) (oranje)
Zit onder de blaas, tussen de symfyse en het rectum. Rectale palpatie (toucheren). Het ziet eruit als
een (wilde) kastanje, de grootte en vorm. Het heeft 40 lobjes (klierweefsel) en 15 afvoerbuisjes.
Penis
De penis is het paringsorgaan en heeft ook als functie urinelozing. Slap; 5 -12 cm
en bij een erectie; 15-18 cm. Het heeft 3 zwellichamen. Zwellichamen zijn
sponsachtige structuren met stevige vezels en zeer goed gevasculariseerd. De
corpora cavernosa zijn er 2 overlangs tot een geheel vergroeid zwellichaam. De
corpus spongiosum ligt onderaan (in de goot van het bovenliggend zwellichaam),
de urethra loopt er centraal doorheen.
De glans penis (eikel) is de top van de penis die gevormd wordt door een
verdikking van het corpus spongiosum dat als een kopje over de uiteinden van de corpora cavernosa
zit.
De huid is opvallend dun en zit vrij ruim rond de zwellichamen. De huid eindigt met een aanhechting
in de groeve achter de eikel (=frenulum). Een omslagplooi bedekt de eikel (de voorhuid of de
preputium).
Anatomie van de vrouwlijke voortplantingsorganen
• Uitwendige geslachtsorganen → vulva en borstklier.
• Inwendige geslachtsorganen → vagina, uterus, tubae uterina (=eiler) en de ovaria.
2
,Vulva (=uitwendige geslachtsdelen van een vrouw), bestaande uit:
• mons pubis → oftewel schaamheuvel, welving voor symfyse. Dit is behaard.
• labia majora → twee huidplooien, behaarde grote schaamlippen. Daaronder subcutaan
(=onderhuids) vetweefsel. Het is behaard, lateraal (=buitenkant) meer dan mediaal. Pigmentatie, ziet
wat donkerder. Commissura anterior en posterior.
• labia minora → kleine schaamlippen, deze hebben dunne huidplooien. Het is niet behaard. De
voorzijde is met elkaar verbonden; preputium met hieronder de clitoris. Het vestibulum is de ruimte
tussen beide labia, gedeeltelijk afgesloten door een taaie dunne huidplooi (-> het hymen). Verder
monden klieren hier uit (skene, bartholin (uitmonding kan ontstoken zijn, hierdoor stapt vocht zich op
(grootte van tennisbal)).
• clitoris → De clitoris crus (2 stuks) zit vast aan het os isschium (=zitbeen). Corpus. De
clitoris glans is het zichtbare gedeelte. Het is een erectieel orgaan, heeft geen klierweefsel
en is rijk bezenuwd. Bij de geboorte of bepaalde syndromen kan je een vegrote clitoris
hebben. Zie afbeelding bovenaan.
Borstklier
Klierweefsel bevat 15-20 klieren, deze monden uit in de tepel. Tepel is ook een erectiel
orgaan. Bindweefsel zorgt voor de stevigheid. De hoeveelheid vetweefsel zorgt voor de
grootte (cupmaat). De areola (=een rond of soms ovaal gebied dat meer gepigmenteerd is
dan de omringende huid, bijv. omringd om de tepel) bevat talgklieren.
Vagina
Functie; paringsorgaan en het baringskanaal. Ligging; benedenvoor naar bovenachter, schuin naar
beneden. De vagina is gem. 8 cm lang, uitrekbaar. Het is de verbinding tussen de baarmoeder en de
buitenwereld. Het heeft een zuur milieu (bacillen van döderlein) om bacteriën buiten te houden.
Oprekbaar tot 15 cm. Oppervlakkig slijmvlies met dwarlopende plooien (voor speling,
oprekbaar). Dun glad spierweefsel. Elasisch bindweefsel.
Uterus (=baarmoeder)
Functie; huisje van de ongeboren vrucht (foetus). Het is een gespierd orgaan met dun
vlies eromheen en speciale cellen in het midden. Ligging; in het midden van de
bekken, tussen de blaas en het rectum. Ligamentum teres (=ronde koord, bandenpijn
tijdens zwangerschap), loopt door de liezen en mondt uit in de labia.
Excavatio vesico-uterina (tussen blaas en de baarmoeder, voor baarmoeder). Excavatio
recto-uterina (=douglasholte, tussen de endeldarm en de baarmoeder, laagste deel
van de hele buikholte). Zie plaatje. Spierlaag baarmoeder -> myometrium. De
baarmoeder bestaat uit: baarmoederhals (=cervix, 3 cm) en het baarmoederlichaam (corpus, 5 cm).
De fundus is de bovenkant van de baarmoeder. Om het myometrium ligt een dun vliesje (tunica
serosa (perimetrium)). Het laagje binnen in de baarmoeder is het endometrium, erg specifieke cellen.
Endometriose -> endrometrium cellen op een plaats waar deze niet horen (veel pijn!). Portio (nl) =
baarmoedermondopening. AVF -> baarmoeder ligt naar voren (meestal). RVF -> “ naar achter.
Cervixprop -> slijmvlieslaag in je baarmoederhals.
3
, Tuba uterina (=eileider)
Buisje die zorgt voor verbinding tussen eierstok en je baarmoeder.
Functie; fimbriae pikken eicel op en blijft daar liggen (aan het begin van eileider). Wanneer die niet
bevrucht is, sterft hij af. Wel voorgeleiding van de bevruchte eicel (zygoot) naar de baarmoeder.
Eenlagig trileptiheelcellen, de trilhaartjes zorgen voor de voortgeleiding van de zygoot naar het
endometrium. Chlamidia maakt deze trilhaartjes kapot. Bouw; isthmus (zwak geplooid) -> ampulla
(geplooid, vaak hier buitenbaarmoedelijke zwangerschap) -> infundibulum (sterk geplooid, zodat eicel
zich kan verstoppen, niet bloot en kwetsbaar ligt) -> fimbriae (pakken eicellen op). De eileider is 10-
12 cm lang. Overlangse plooien toenemend naar buiten toe.
Ovarium (=de eierstok)
Functie; opslagruimte eicellen, ontwikkeling van eicel en hormonale productie. Bouw;
amandelvormig, 4 cm x 2cm. In het ovarium zijn twee lagen te onderscheiden, namelijk: de
cortex (=schors) en de medulla.
Fysiologie van de vrouwelijke voortplantingsorganen
Puberteit en adolescentie
Aspect van de groeifase gekenmerkt door fysische en seksuele ontwikkeling met
eveneens emotionele en mentale aanpassingsverschijnselen, welke leiden tot volledige
seksuele maturiteit.
Er gaan een aantal zaken gebeuren voordat een meisje bij de seksuele maturiteit komt,
namelijk: groeispurt (bewijs dat je hormonen aan het werk zijn), thelarche (=
ontwikkeling van de borsten), adrenarche (=schaamhaar, pubisbeharing) en menarche
(=het tijdstip waarop bij meisjes de eerste menstruatie optreedt, na de
borstontwikkeling, de groeispurt en het ontstaan van schaamhaar (juiste volgorde)).
Oögenese (=het proces waarbij een eicel wordt gevormd uit oögonia)
Vrouwlijke gametogenese is geen continu pubertair proces. Atresie (atrofie (weefsels etc.) =
het verdwijnen van cellen zonder dat die iets hebben betekend. Elke dag verliezen wij door
atresie eicellen. Alle beschikbare eicellen worden reeds gevormd tijdens het intra-uteriene
leven. Aantal eicellen in leven, zie afbeelding.
Bij eicellen wordt er niks meer aangemaakt (‘slaapzaal’),
daarintegen zaadcellen wel (‘fabriekje’). Tijdens meiose 1
treedt een pauze op met de deling, eicellen in rustfase
(=dictyotene fase). Opnieuw actief na ovulatie (bij geen
anticonceptie, zonder eisprong). 1 eicel gaat rijpen en krijgt
signaal om verder te gaan, dit wordt een secundaire oöcyt (=
DE eicel, ligt te wachten op de zaadcel (24h ongeveer) ->
zaadcel versmelt -> deling gaat verder (meiose 2)).
Hoe ouder je wordt: eicellen lang in rustfase -> schade aan
eicellen -> oudere vrouwen minder snel zwanger/sneller miskraam. Bij 45j = <5% een succesvolle
zwangerschap.
Menstruele cyclus
Periodieke wijzigingen van het vrouwelijk lichaam onder invloed van de cyclische werking van de
hormonen van de hypothalamo-hypofysaire-ovariële as.
4