(Hoofdstukken 1, 2, 4, 6, 7, 8, 9, 10, 11, 12, 13, 14)
Hoofdstuk 1 – Zin in lezen
Kenmerken Young Adult (YA)
- Geschreven vanuit standpunt tieners
→ Eerste persoon, (meestal) tegenwoordige tijd)
- Over opgroeien → overgangsliteratuur
- Grote herkenbaarheid → Niet altijd realistisch, wel herkenbaarheid van
gevoelens (onbegrepen/verward/verliefd voelen)
- Zwaardere onderwerpen
YA kunnen veel verschillende literaire genres hebben.
Psychologische roman Gedachten & gevoelens, hoofdpersoon doormaakt
ontwikkeling. Weinig actie + traag verlooptempo.
Thriller Spannend verhaal, nadruk op actie en gevaar. Hoog
verteltempo + opdrijven spanning. Hoofdpersoon = vaak
held die gevaar trotseert.
→ Actiethrillers, spionagethrillers, politiethrillers
Sciencefiction Wetenschappelijke fictie, denkbeeldige, toekomst
gesitueerde tijd & ruimte. Vaak nieuwe wetenschappelijke
ontwikkelingen.
Fantasy Onbestaande elementen, wezens & denkbeeldige werelden.
Magie en bovennatuurlijke elementen = belangrijk.
Historische roman Roman gebaseerd op historische feiten/personen. Vaak
aangevuld met fictionele elementen.
Oorlogsroman Soort historische roman, oorlog = setting.
, Hoofdstuk 2 – De tutorial
Prescriptieve tekst - instructies om iets uit te voeren, kenmerken (in imperatief):
- Verschillende, volledige stappen
- Chronologische volgorde: cijfers, tekens of signaalwoorden
- Korte & duidelijke zinnen
- Soms illustraties
- Benodigdheden
Hoofdstuk 4 – Taalvariatie
Taalvarianten:
- Standaardnederlands
= standaardvariant van Nederlands, in formele situaties
- Tussentaal
= Kenmerken Standaardnederlands & dialect
- Dialect
= Plaatselijke, lokale vorm Nederlands
= Kom je minder vaak tegen.
Taaldiscriminatie = op basis van taalgebruik mensen verschillend behandelen:
Talen, dialecten & accenten zorgen voor vooroordelen & stereotypen.
Sociolecten = term voor taalvariant → bepaalde sociale groep.
Groepstaal Vaktaal/vakjargon
Hoort bij sociale groep Binnen een bepaald vak/beroep.
Bv. jongerentaal, mannentaal... bv. Landbouwers, advocaten, dokters,...
→ Met termen die moeilijk te begrijpen
zijn door buitenstaanders.
Taal kan zorgen voor in- of uitsluiting. Door bepaalde taalvarianten te gebruiken hoor je bij
een bepaalde groep, of juist niet.