Hoofdstuk 1: Beginsituatie
1.1 Beginsituatie als vertrekpunt voor een krachtige leeromgeving
Elke leerling is uniek en brengt eigen verhaal, talenten en uitdagingen mee.
Lkr is verantwoordelijk voor krachtige en inclusieve leeromgeving.
Goede analyse van beginsituatie vormt de basis van effectief didactisch handelen.
Beginsituatie → dynamisch, geen statisch gegeven + verandert continu.
Een goede analyse van de beginsituatie omvat:
• Cognitieve beginsituatie: voorkennis, leerresultaten, leerstrategieën
• Sociaal-emotionele beginsituatie: motivatie, relaties in de klas, zelfbeeld
• Fysiek en materiële beginsituatie: Beschrijving van de klas (digibord), thuistaal
• Medisch of specifieke ondersteuningsnoden: dyslexie, ASS, ADHD, lln die extra materiaal kunnen
gebruiken tijdens werken in de les (vb. Chromebook)
1.2 Specifieke onderwijsbehoeften
Oorsprong van het idee van de ‘gemiddelde leerling’:
• Ontstaan in 19e eeuw
• Focus op klassikaal onderwijs en uniformiteit
• Doel: grote groepen lln dezelfde basiskennis en vaardigheden aanleren
• Lln ingedeeld op leeftijd, met de verwachting dat ze vergelijkbare capaciteiten en behoeften hadden
Leidde tot “one-size-fits-all”-model, gebaseerd op fictieve gemiddelde leerling
Problemen van focussen op de gemiddelde leerling:
• Hoge capaciteiten: lln kunnen ondergeprikkeld raken → demotivatie, verveling, onderpresteren
• Specifieke ondersteuningsnoden: instructie kan te moeilijk zijn → faalangst, afhaken
RISICO: niemand wordt echt bediend
Moderne benadering: differentiatie en inclusie
• Klas als mini-maatschappij: elke lln heeft unieke talenten, uitdagingen en interesses
• Specifieke onderwijsbehoeften = focus op wat een lln nodig heeft om optimaal te leren en zich te
ontwikkelen
• Aansluiting bij handelingsgericht werken
In Vlaanderen:
• Leersteunmodel: structurele ondersteuning van leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften in het
gewoon onderwijs
• Decreet Leersteun: verschuiving van labelen naar focus op specifieke onderwijsbehoeften
• Leersteunmodel → scholen moeten proactief signaleren en in kaart brengen wat lln nodig hebben, en
werken samen met ouders en leersteuncentra
• Doel: inclusieve werking van scholen en zoveel mogelijk lln in gewoon onderwijs houden
1
, 1.2.1 Hoe formuleer je specifieke onderwijsbehoeften
Specifieke onderwijsbehoeften formuleer je positief, concreet en doelgericht:
• Positief: beschrijft wat lln wel nodig heeft
• Concreet en observeerbaar: vermijd vage termen zoals “moet beter opletten”
• Doelgericht: behoefte koppelen aan leerdoel/ontwikkelingsdoel
Ontwikkelingsbehoeften van leerlingen – 3 domeinen:
1. Didactische behoeften
Gaan over inhoud, instructie en aanpak (helpen de leraar afstemmen op leerstijl, tempo en
ondersteuning)
Vb:
o Aanpassingen in instructie:
▪ visuele ondersteuning (pictogrammen)
▪ expliciete modeling (“denk hardop”)
▪ stappenplannen
o Aangepaste materialen:
▪ concreet materiaal bij wiskunde
▪ letterdozen bij taal
o Tempoaanpassingen:
▪ verlengde instructie
▪ extra inoefentijd
▪ herhaling verspreid in de tijd
2. Pedagogische behoeften
Gaat over relatie, emotionele veiligheid en motivatie (lln leren beter als ze zich veilig en begrepen
voelen)
Vb:
Extra voorspelbaarheid (dagritmekaarten)
Positieve bekrachtiging (complimenten, beloningssystemen)
Toegang tot veilige werkplekken of stilteruimtes
3. Organisatorische behoeften
Gaan over klasorganisatie en leeromgeving (kleine aanpassingen kunnen groot effect hebben)
Vb:
o Andere zitplaats (vb. vooraan voor slechthorende lln)
o Rust- of concentratieplek
o Aangepaste roosters of alternatieve werkmomenten
Zone van naaste ontwikkeling = ZNO (Vygotsky):
• ZNO = het verschil tussen wat een lln zelfstandig kan en wat hij kan bereiken met hulp of begeleiding
• Als lkr → “sweet spot” → leerdoelen moeten uitdagend genoeg zijn om groei te stimuleren
2
1.1 Beginsituatie als vertrekpunt voor een krachtige leeromgeving
Elke leerling is uniek en brengt eigen verhaal, talenten en uitdagingen mee.
Lkr is verantwoordelijk voor krachtige en inclusieve leeromgeving.
Goede analyse van beginsituatie vormt de basis van effectief didactisch handelen.
Beginsituatie → dynamisch, geen statisch gegeven + verandert continu.
Een goede analyse van de beginsituatie omvat:
• Cognitieve beginsituatie: voorkennis, leerresultaten, leerstrategieën
• Sociaal-emotionele beginsituatie: motivatie, relaties in de klas, zelfbeeld
• Fysiek en materiële beginsituatie: Beschrijving van de klas (digibord), thuistaal
• Medisch of specifieke ondersteuningsnoden: dyslexie, ASS, ADHD, lln die extra materiaal kunnen
gebruiken tijdens werken in de les (vb. Chromebook)
1.2 Specifieke onderwijsbehoeften
Oorsprong van het idee van de ‘gemiddelde leerling’:
• Ontstaan in 19e eeuw
• Focus op klassikaal onderwijs en uniformiteit
• Doel: grote groepen lln dezelfde basiskennis en vaardigheden aanleren
• Lln ingedeeld op leeftijd, met de verwachting dat ze vergelijkbare capaciteiten en behoeften hadden
Leidde tot “one-size-fits-all”-model, gebaseerd op fictieve gemiddelde leerling
Problemen van focussen op de gemiddelde leerling:
• Hoge capaciteiten: lln kunnen ondergeprikkeld raken → demotivatie, verveling, onderpresteren
• Specifieke ondersteuningsnoden: instructie kan te moeilijk zijn → faalangst, afhaken
RISICO: niemand wordt echt bediend
Moderne benadering: differentiatie en inclusie
• Klas als mini-maatschappij: elke lln heeft unieke talenten, uitdagingen en interesses
• Specifieke onderwijsbehoeften = focus op wat een lln nodig heeft om optimaal te leren en zich te
ontwikkelen
• Aansluiting bij handelingsgericht werken
In Vlaanderen:
• Leersteunmodel: structurele ondersteuning van leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften in het
gewoon onderwijs
• Decreet Leersteun: verschuiving van labelen naar focus op specifieke onderwijsbehoeften
• Leersteunmodel → scholen moeten proactief signaleren en in kaart brengen wat lln nodig hebben, en
werken samen met ouders en leersteuncentra
• Doel: inclusieve werking van scholen en zoveel mogelijk lln in gewoon onderwijs houden
1
, 1.2.1 Hoe formuleer je specifieke onderwijsbehoeften
Specifieke onderwijsbehoeften formuleer je positief, concreet en doelgericht:
• Positief: beschrijft wat lln wel nodig heeft
• Concreet en observeerbaar: vermijd vage termen zoals “moet beter opletten”
• Doelgericht: behoefte koppelen aan leerdoel/ontwikkelingsdoel
Ontwikkelingsbehoeften van leerlingen – 3 domeinen:
1. Didactische behoeften
Gaan over inhoud, instructie en aanpak (helpen de leraar afstemmen op leerstijl, tempo en
ondersteuning)
Vb:
o Aanpassingen in instructie:
▪ visuele ondersteuning (pictogrammen)
▪ expliciete modeling (“denk hardop”)
▪ stappenplannen
o Aangepaste materialen:
▪ concreet materiaal bij wiskunde
▪ letterdozen bij taal
o Tempoaanpassingen:
▪ verlengde instructie
▪ extra inoefentijd
▪ herhaling verspreid in de tijd
2. Pedagogische behoeften
Gaat over relatie, emotionele veiligheid en motivatie (lln leren beter als ze zich veilig en begrepen
voelen)
Vb:
Extra voorspelbaarheid (dagritmekaarten)
Positieve bekrachtiging (complimenten, beloningssystemen)
Toegang tot veilige werkplekken of stilteruimtes
3. Organisatorische behoeften
Gaan over klasorganisatie en leeromgeving (kleine aanpassingen kunnen groot effect hebben)
Vb:
o Andere zitplaats (vb. vooraan voor slechthorende lln)
o Rust- of concentratieplek
o Aangepaste roosters of alternatieve werkmomenten
Zone van naaste ontwikkeling = ZNO (Vygotsky):
• ZNO = het verschil tussen wat een lln zelfstandig kan en wat hij kan bereiken met hulp of begeleiding
• Als lkr → “sweet spot” → leerdoelen moeten uitdagend genoeg zijn om groei te stimuleren
2