Basiskinesitherapie Deel 1:
Basisonderzoek
1 Osteokinematische aspecten en terminologie
Anatomische positie:
- Rechtopstaand
- Benen gesterkt
- Voeten plat op de grond & lichtjes uit elkaar
- Armen gestrekt naast het lichaam
- Handpalmen naar voor
Anatomische termen:
o Voorkant = anterieur/ventraal
(buik)
o Achterkant = posterieur/dorsaal
(rug)
o Hand = palmair/dorsaal
o Middellijn lichaam =
mediaal/lateraal
o Onderarm = radiaal/ulnair
o Boven = superieur/craniaal
o Onder = inferieur/caudaal
o Relaties inlichten = proximaal/distaal
Vlakken
o Sagittale/mediane/paramediane vlak = rechter- en linkerhelft
o Transversale/horizontale vlak = boven- en onderhelft
o Frontale vlak = voor- en achterkant
Assen
o Sagittale vlak = mediaal-laterale/latero-laterale/frontale/horizontale as
o Frontale vlak = voor-achterwaartse/dorso-ventrale/sagittale as
o Transversale vlak = verticale/longitudinale as
Bewegingen
In het sagittale vlak:
o Flexie – extensie
- Pols: palmaire flexie – dorsiflexie
- Schouder: anteflexie – retroflexie
In het frontale vlak:
o Lateroflexie R – lateroflexie L
o Abductie – adductie
- Pols: radiale deviatie – ulnaire deviatie
- Elleboog: abductie/valgus – adductie/vagus
In het transversale vlak :
o Rotatie R – rotatie L
- Schouder: exorotatie/laterorotatie/externe rotatie –
endorotatie/mediorotatie/interne rotatie
- Onderarm (elleboog buigen): pronatie – supinatie
,Bewegingen duim:
o Abductie – adductie (naar boven/onder toe ipv naar buiten)
o Flexie – extensie
o Oppositie (top duim naar basis pink) – repositie (duim in originele positie)
Circumductie = in een cirkel draaien (in verschillende vlakken)
Bewegingen scapula:
o Elevatie – depressie
o Protractie/abductie – retractie/adductie
o Mediorotatie – laterorotatie
Bewegingen bekken:
o Anteversie – retroversie
Bewegingen schoudercomplex en kaakgewricht:
o Elevatie – depressie
o Protractie – retractie
o Horizontale adductie/flexie – horizontale abductie/extensie
o Horizontale exorotatie – horizontale endorotatie
Soorten gewrichten
1. Junctura fibrosa
= beenderen met elkaar verbonden door stevige netwerken van elastische vezels &
collageenvezels
Vb. membrana interossea, schedelnaden
2. Junctura cartilaginea
= kraakbeen als verbindende component
Synchondrosis: als de verbinding tot stand komt door hyalien kraakbaan
Vb. tussen manubrium & sternum
Symphysis: in het midden vezelig kraakbeen – botstukken met dun laagje hyalien
kraakbeen bedekt
3. Junctura synovialis
= botstukken worden van elkaar gescheiden door een gewrichtsholte, die omgeven
wordt door een gewrichtskapsel – gewrichtsvlakken zijn bekleed met (hyalien)
kraakbeen
a) Scharniergewrichten
= kan 1 enkele beweging maken door 1 vlak
b) Pivoterende gewrichten
= rotatie om 1 as
c) Kogelgewrichten
= kan in elke mogelijke
richting bewegen, in alle 3
assen
d) Ellipsoïde gewrichten
= bewegingen mogelijk in 2
vlakken, geen rotatie
e) Vlakke gewrichten
= beperkte glijbewegingen in
verschillende richtingen, in 1
vlak
f) Zadelgewrichten
= bewegingsvrijheid in 2
vlakken, rotatie niet altijd even vlot
, 2 Inleiding tot het kinesitherapeutisch handelen en
zorgverleningsproces
Vroeger: biomedische benadering
= gezondheid bekijken als het afwezig is van ziekte – onderliggende pathofysiologische
processen centraal
Nu: biopsychosociaal model
= gezondheidsprobleem in een breder kader plaatsen – patiënt als persoon centraal
- Beleving van klachten
- Invloed persoonlijke factoren
- Omgevingsfactoren
- Impact van aandoening op het functioneren
Methodisch handelen:
Screening = onderdeel zorgverleningsproces, nagaan of pt in aanmerking komt voor
kinesitherapeutische verstrekking 4 stappen:
1. Aanmelding v/d pt
2. Inventarisatie v/d hulpvraag
3. Screening pluis – niet pluis
Pluis = een voor de fysiotherapeut herkenbaar en binnen de competenties v/d
individuele fysiotherapeut vallend profiel
Niet-pluis
- Voor de fysiotherapeut herkenbaar profiel:
herkenning van mogelijk ernstige pathologie (advies: huisarts)
vermoeden dat andere hulpverlener beter geschikt is (advies: andere hv)
- Voor de fysiotherapeut niet herkenbaar profiel (advies: huisarts)
4. Informeren en adviseren van pt
Anamnese = vraaggesprek bij de start van het zorgverleningsproces over de
ziektegeschiedenis v/d pt
Patroonherkenning in klachten voor weloverwogen klinisch onderzoek/behandelplan
Gezondheidsgerelateerde kwaliteit van leven in kaart brengen
Volgens KNGF richtlijn:
Per definitie verplichte gegevens
- Naam & geboortedatum
- Hulpvraag
- Functioneringsprobleem, duur, beloop
- Medische gezondheidsdeterminanten
Indien relevante verplichte gegevens
= enkel verplicht genoteerde worden indien relevant
- Omgevingsdeterminanten
- Persoonlijke determinanten
onderscheid kunnen maken: kennis & inzicht pathologieën
Inhoud anamnese:
1. Administratieve anamnese
Basisonderzoek
1 Osteokinematische aspecten en terminologie
Anatomische positie:
- Rechtopstaand
- Benen gesterkt
- Voeten plat op de grond & lichtjes uit elkaar
- Armen gestrekt naast het lichaam
- Handpalmen naar voor
Anatomische termen:
o Voorkant = anterieur/ventraal
(buik)
o Achterkant = posterieur/dorsaal
(rug)
o Hand = palmair/dorsaal
o Middellijn lichaam =
mediaal/lateraal
o Onderarm = radiaal/ulnair
o Boven = superieur/craniaal
o Onder = inferieur/caudaal
o Relaties inlichten = proximaal/distaal
Vlakken
o Sagittale/mediane/paramediane vlak = rechter- en linkerhelft
o Transversale/horizontale vlak = boven- en onderhelft
o Frontale vlak = voor- en achterkant
Assen
o Sagittale vlak = mediaal-laterale/latero-laterale/frontale/horizontale as
o Frontale vlak = voor-achterwaartse/dorso-ventrale/sagittale as
o Transversale vlak = verticale/longitudinale as
Bewegingen
In het sagittale vlak:
o Flexie – extensie
- Pols: palmaire flexie – dorsiflexie
- Schouder: anteflexie – retroflexie
In het frontale vlak:
o Lateroflexie R – lateroflexie L
o Abductie – adductie
- Pols: radiale deviatie – ulnaire deviatie
- Elleboog: abductie/valgus – adductie/vagus
In het transversale vlak :
o Rotatie R – rotatie L
- Schouder: exorotatie/laterorotatie/externe rotatie –
endorotatie/mediorotatie/interne rotatie
- Onderarm (elleboog buigen): pronatie – supinatie
,Bewegingen duim:
o Abductie – adductie (naar boven/onder toe ipv naar buiten)
o Flexie – extensie
o Oppositie (top duim naar basis pink) – repositie (duim in originele positie)
Circumductie = in een cirkel draaien (in verschillende vlakken)
Bewegingen scapula:
o Elevatie – depressie
o Protractie/abductie – retractie/adductie
o Mediorotatie – laterorotatie
Bewegingen bekken:
o Anteversie – retroversie
Bewegingen schoudercomplex en kaakgewricht:
o Elevatie – depressie
o Protractie – retractie
o Horizontale adductie/flexie – horizontale abductie/extensie
o Horizontale exorotatie – horizontale endorotatie
Soorten gewrichten
1. Junctura fibrosa
= beenderen met elkaar verbonden door stevige netwerken van elastische vezels &
collageenvezels
Vb. membrana interossea, schedelnaden
2. Junctura cartilaginea
= kraakbeen als verbindende component
Synchondrosis: als de verbinding tot stand komt door hyalien kraakbaan
Vb. tussen manubrium & sternum
Symphysis: in het midden vezelig kraakbeen – botstukken met dun laagje hyalien
kraakbeen bedekt
3. Junctura synovialis
= botstukken worden van elkaar gescheiden door een gewrichtsholte, die omgeven
wordt door een gewrichtskapsel – gewrichtsvlakken zijn bekleed met (hyalien)
kraakbeen
a) Scharniergewrichten
= kan 1 enkele beweging maken door 1 vlak
b) Pivoterende gewrichten
= rotatie om 1 as
c) Kogelgewrichten
= kan in elke mogelijke
richting bewegen, in alle 3
assen
d) Ellipsoïde gewrichten
= bewegingen mogelijk in 2
vlakken, geen rotatie
e) Vlakke gewrichten
= beperkte glijbewegingen in
verschillende richtingen, in 1
vlak
f) Zadelgewrichten
= bewegingsvrijheid in 2
vlakken, rotatie niet altijd even vlot
, 2 Inleiding tot het kinesitherapeutisch handelen en
zorgverleningsproces
Vroeger: biomedische benadering
= gezondheid bekijken als het afwezig is van ziekte – onderliggende pathofysiologische
processen centraal
Nu: biopsychosociaal model
= gezondheidsprobleem in een breder kader plaatsen – patiënt als persoon centraal
- Beleving van klachten
- Invloed persoonlijke factoren
- Omgevingsfactoren
- Impact van aandoening op het functioneren
Methodisch handelen:
Screening = onderdeel zorgverleningsproces, nagaan of pt in aanmerking komt voor
kinesitherapeutische verstrekking 4 stappen:
1. Aanmelding v/d pt
2. Inventarisatie v/d hulpvraag
3. Screening pluis – niet pluis
Pluis = een voor de fysiotherapeut herkenbaar en binnen de competenties v/d
individuele fysiotherapeut vallend profiel
Niet-pluis
- Voor de fysiotherapeut herkenbaar profiel:
herkenning van mogelijk ernstige pathologie (advies: huisarts)
vermoeden dat andere hulpverlener beter geschikt is (advies: andere hv)
- Voor de fysiotherapeut niet herkenbaar profiel (advies: huisarts)
4. Informeren en adviseren van pt
Anamnese = vraaggesprek bij de start van het zorgverleningsproces over de
ziektegeschiedenis v/d pt
Patroonherkenning in klachten voor weloverwogen klinisch onderzoek/behandelplan
Gezondheidsgerelateerde kwaliteit van leven in kaart brengen
Volgens KNGF richtlijn:
Per definitie verplichte gegevens
- Naam & geboortedatum
- Hulpvraag
- Functioneringsprobleem, duur, beloop
- Medische gezondheidsdeterminanten
Indien relevante verplichte gegevens
= enkel verplicht genoteerde worden indien relevant
- Omgevingsdeterminanten
- Persoonlijke determinanten
onderscheid kunnen maken: kennis & inzicht pathologieën
Inhoud anamnese:
1. Administratieve anamnese