Nederlands 1.2
Over luisteren en spreken
Stap 1 Iemand die mondeling taalvaardig is:
Uitspraak voldoet aan Nederlandse normen
Interactief kunnen zijn
Correct Nederlands
Gevarieerde, ruime woordenschat
Non-verbaal gedrag: jouw uitstraling, …
Articuleren
Structuur en logische opbouw (denken)
Technische aspecten van mondelinge taalvaardigheid
o Uitspraak, articulatie, klemtoon leggen, tempo, ritme, …
Een goeie spreker, moet ook een goede luisteraar zijn! Een taalvaardig iemand is iemand
die zijn inhoud kan afstemmen op de situatie.
Aspectlessen: mondelinge taalvaardigheid ( leuke lessen). Mondelinge taalvaardigheid
hangt samen met emotie. Lage spreekdrempels! Maak het toegankelijk voor iedereen.
Stap 2 Hele spreeksituatie = totaalles (bv. interview). Spreeksituaties totaallessen
Alleen Duo’s Groep
Spreekbeurt Telefoongesprek Debat (= discussie)
(bereid de kinderen goed Winkelgesprek
voor. Van A tot Z) (hou het simpel) (maak hier een klasdiscussie
Ppt’s, onderwerp,… van)
Kinderen moeten oud
genoeg zijn en moeten dus
begeleiding krijgen.
Rollenspel/toneel: hier moet je bij begeleiden!
Informeel: hoe was het weekend (kringgesprek) 2e leerjaar
Voor: voordat ze de oefening doen (bv. filmpjes, nadenken, …)
Tijdens: ze voeren de spreekopdracht uit
Na: terugkijken of vooruitkijken
Aspectlessen spreken
Wat is beleefd zijn? Hoe doen we dit? (formeel/informeel)
Aanspreken van iemand als je die niet kent
Hoe steek je structuur in je spreken?
Gebruik van materialen
Luistersituatie
Instructie opvolgen
Wegbeschrijving volgen
Actief luisteren: wat gebeurd er in jouw hoofd als luisteraar tijdens een discussie
Spelling - 4.3 Drie fasen bij het leren spellen Pagina | 1
, Stap 1 Tijdens het klasgesprek:
Actieve luisterhouding
Samenvatten wat er wordt gezegd
Snap ik hem/haar?
Stap 2 Wil ik reageren?
Goede spreekles:
Leerlingen zijn actief bezig (ze denken mee)
Leerinhouden zijn duidelijk en doelgericht (leerlingen leren)
Levensechte situaties (hun leefwereld)
Goed, doelgericht materiaal (filmpjes, foto’s, teksten,…)
Goed georganiseerd
De lat ligt voldoende hoog (veilige context)
…
Wat moet je weten over luisteren en spreken?
We willen dus even onderzoeken wat er zoals kan mislopen in taalgebruiksituaties, hoe dat komt en
hoe je daar als spreker of luisteraar mee omgaat (welke strategieën hanteer je, om de communicatie
tot een goed eind te brengen?).
2.1.1 Aspecten van taalopbouw
Een goede spreker is iemand die ook over een aantal technische vaardigheden beschikt om zijn
boodschap voldoende duidelijk aan anderen over te dragen. In bepaalde situaties zal jij nogal wat
elementen op het vlak van klanken, woordkeuze, zinsstructuur,… veranderen om je boodschap zo
goed en zo kwaad als het kan bij de luisteraar te laden belanden.
2.1.1.1 Klankniveau
Articulatie
Goed articuleren betekent dat:
Voldoende gebruik maken van tong, lippen en kaken
Tanden voldoende van elkaar halen
Zoveel mogelijk vooraan in de mond praten
Uitspraak
Deze term slaat op het correct vormen van klanken.
Heweldih Geweldig
De gelihe geest De heilige geest
Noar skool goan Naar school gaan
Meen vader Mijn vader
Noar eus goan Naar huis gaan
Afhankelijk van het dialect dat in jouw streek wordt gesproken en jouw neiging in het
Standaardnederlands relicten van je dialect te hanteren, zal je eventueel moeten letten op:
Zeg geen [g] ipv [h] en omgekeerd
Laat je tweeklanken (ei, ui, ou) voldoende verglijden. In een tweeklank moet je nl. beide
klanken horen. De [ei] bv begint ongeveer aan de [ee] en eindigt aan de [i]
Zogenaamd lange klanken worden gespannen uitgesproken. Aa, ee, ie, oo, eu, oe, en uu
moet je dus met gespannen kaken en lippen realiseren. Noem hen: gespannen klanken
Spelling - 4.3 Drie fasen bij het leren spellen Pagina | 2
Over luisteren en spreken
Stap 1 Iemand die mondeling taalvaardig is:
Uitspraak voldoet aan Nederlandse normen
Interactief kunnen zijn
Correct Nederlands
Gevarieerde, ruime woordenschat
Non-verbaal gedrag: jouw uitstraling, …
Articuleren
Structuur en logische opbouw (denken)
Technische aspecten van mondelinge taalvaardigheid
o Uitspraak, articulatie, klemtoon leggen, tempo, ritme, …
Een goeie spreker, moet ook een goede luisteraar zijn! Een taalvaardig iemand is iemand
die zijn inhoud kan afstemmen op de situatie.
Aspectlessen: mondelinge taalvaardigheid ( leuke lessen). Mondelinge taalvaardigheid
hangt samen met emotie. Lage spreekdrempels! Maak het toegankelijk voor iedereen.
Stap 2 Hele spreeksituatie = totaalles (bv. interview). Spreeksituaties totaallessen
Alleen Duo’s Groep
Spreekbeurt Telefoongesprek Debat (= discussie)
(bereid de kinderen goed Winkelgesprek
voor. Van A tot Z) (hou het simpel) (maak hier een klasdiscussie
Ppt’s, onderwerp,… van)
Kinderen moeten oud
genoeg zijn en moeten dus
begeleiding krijgen.
Rollenspel/toneel: hier moet je bij begeleiden!
Informeel: hoe was het weekend (kringgesprek) 2e leerjaar
Voor: voordat ze de oefening doen (bv. filmpjes, nadenken, …)
Tijdens: ze voeren de spreekopdracht uit
Na: terugkijken of vooruitkijken
Aspectlessen spreken
Wat is beleefd zijn? Hoe doen we dit? (formeel/informeel)
Aanspreken van iemand als je die niet kent
Hoe steek je structuur in je spreken?
Gebruik van materialen
Luistersituatie
Instructie opvolgen
Wegbeschrijving volgen
Actief luisteren: wat gebeurd er in jouw hoofd als luisteraar tijdens een discussie
Spelling - 4.3 Drie fasen bij het leren spellen Pagina | 1
, Stap 1 Tijdens het klasgesprek:
Actieve luisterhouding
Samenvatten wat er wordt gezegd
Snap ik hem/haar?
Stap 2 Wil ik reageren?
Goede spreekles:
Leerlingen zijn actief bezig (ze denken mee)
Leerinhouden zijn duidelijk en doelgericht (leerlingen leren)
Levensechte situaties (hun leefwereld)
Goed, doelgericht materiaal (filmpjes, foto’s, teksten,…)
Goed georganiseerd
De lat ligt voldoende hoog (veilige context)
…
Wat moet je weten over luisteren en spreken?
We willen dus even onderzoeken wat er zoals kan mislopen in taalgebruiksituaties, hoe dat komt en
hoe je daar als spreker of luisteraar mee omgaat (welke strategieën hanteer je, om de communicatie
tot een goed eind te brengen?).
2.1.1 Aspecten van taalopbouw
Een goede spreker is iemand die ook over een aantal technische vaardigheden beschikt om zijn
boodschap voldoende duidelijk aan anderen over te dragen. In bepaalde situaties zal jij nogal wat
elementen op het vlak van klanken, woordkeuze, zinsstructuur,… veranderen om je boodschap zo
goed en zo kwaad als het kan bij de luisteraar te laden belanden.
2.1.1.1 Klankniveau
Articulatie
Goed articuleren betekent dat:
Voldoende gebruik maken van tong, lippen en kaken
Tanden voldoende van elkaar halen
Zoveel mogelijk vooraan in de mond praten
Uitspraak
Deze term slaat op het correct vormen van klanken.
Heweldih Geweldig
De gelihe geest De heilige geest
Noar skool goan Naar school gaan
Meen vader Mijn vader
Noar eus goan Naar huis gaan
Afhankelijk van het dialect dat in jouw streek wordt gesproken en jouw neiging in het
Standaardnederlands relicten van je dialect te hanteren, zal je eventueel moeten letten op:
Zeg geen [g] ipv [h] en omgekeerd
Laat je tweeklanken (ei, ui, ou) voldoende verglijden. In een tweeklank moet je nl. beide
klanken horen. De [ei] bv begint ongeveer aan de [ee] en eindigt aan de [i]
Zogenaamd lange klanken worden gespannen uitgesproken. Aa, ee, ie, oo, eu, oe, en uu
moet je dus met gespannen kaken en lippen realiseren. Noem hen: gespannen klanken
Spelling - 4.3 Drie fasen bij het leren spellen Pagina | 2