Oncogenetica – toekomst van
oncogenetische research (Prof. Dr. Op de
Beeck)
1. Inleiding
Hoe ontstaat kanker?
Somatische mutatie theorie kanker ontstaat niet door mutatie van 1
gen, meestal verschillende genen in 1 pathway of in verschillende
pathways aangestats
o GOF: oncogenen
o LOF: tumor suppressor genen
Epigenetische veranderingen
Genomische instabiliteit
Probleem: analyse huidige dataset weinig therapeutische targets
o Oplossing: meer sequencen?
o Waarom sequencen?
Kanker ontstaat niet door alteratie in 1 gen
Mutaties ontstaan door
Blootstelling genotoxische agentia
Fouten in DNA replicatie
Snel delende cellen: hoger risico
Tijdens embryogenese: celdelingen
Toch is kanker meestal een ouderdomsziekte
Fouten in DNA replicatie
Darm
90% klinische tumoren epitheel (snel delend)
10.000.000 cryptes/colon: onderhouden door stamcellen
Elke stamcel deelt 1/dag
Over 70 jaar: 2,6 mutaties/100.000 nt
CRC genoom: 1 mutatie/100.00 nt
Klinische tumoren hebben +/- 100 niet-sporadische mutaties
20% driver = in verschillende patiënten vinden ze het terug hot spot
mutaties
80% passenger = toegenomen genomische instabiliteit
Tumor heterogeniteit
Binnen de tumor is er genetische selectie
Tumor behandelen behandeling blijven geven patienten worden
resistent maar toch initieel een mooie respons
o Bepaalde regio’s in tumor die andere mutaties bevatten dan andere
regio’s tumor is geen homogene massa
Renaal celcarcinoom metastase in borstwand en long
o Tumor in verschillende regio’s onderverdeeld DNA extraheren van
de verschillende regio’s en sequencen
De verschillende regio’s zijn genetisch verschillend
Regio’s die ver van elkaar liggen (fylogenetische boom)
Mutaties in primaire tumor en mutaties van metastase zijn
toch verschillend
1
, Binnen de pirmaire tumor heb je dat ook
Hoe dichter regio’s bij elkaar liggen hoe homogener ze zijn
o Bepaalde regio’s die mutaties bevatten die regio’s resistent
maken tegen therapie dan gaan die blijven groeien
o Highthrougput technieken zijn nodig!
Als we gewoon biopt nemen met fijne naald uit tumor dan heb je maar een
kleine regio uit de tumor dat sequencen patient resistent ja of nee
maar dat zegt niets over de andere stukken
1.1. Nieuwe therapeutische targets
Zoektocht naar nieuwe therapeutische targets = moeizaam
Moeilijkeheden
o Tumor heterogeniteit
o Omics-datasets niet onafhankelijk van elkaar
Geïntegreerde analysen noodzakelijk info nodig van verschillende zaken
niet alleen van genoom maar ook van methyloom, transxcriptoom en zelfs
proteinen
o Door combinatie te doen begint er wel het één en ander op gang te
komen
o Veel bioinformatica want veel data
o Interactie tussen genetica/epigenetica
2. Technieken
2.1. Next generation sequencing
Next generation sequencing (NGS) is een van de meest voor de hand liggende te
gebruiken methode, waarbij een deel van het genoom (een DNA sequentie)
uitgelezen wordt base per base waardoor we de DNA code kunnen bepalen van
een gen en daarmee verschillende expressie- en methylatie patronen kunnen
vaststellen.
2.2. Micro-array
2.2.1.SNP
We kunnen ook gebruik maken van een micro-array die SNP’s opspeurt. Bij een SNP array willen we
gaan kijken naar de mate van chromosomale instabiliteit. Indien een genoom instabiel is zullen
stukken DNA van de chromosomen loskomen en binden aan andere chromosomen, wat leid tot een
aberrante fusie, wat we kunnen detecteren. Men hebbe het genomisch DNA van een tumorcel, wat
eerst zal worden geamplificeerd. Hierna zal dit gerepliceerde DNA worden gefragmenteerd en deze
kleine delen DNA zullen onderzocht worden op het voorkomen van SNP’s op bepaalde locaties. Om
dit te kunnen doen zal het DNA gehecht worden op een bead- chip. Deze bevat kleine gaatjes met
beads erin, waarop oligonucleotiden gehecht zitten. Deze oligo’s zijn zo ontwikkeld dat bij hechting
van ons gefragmenteerde DNA, de te onderzoeken SNP zich aan het einde van de oligo zal gaan
bevinden. Vervolgens voeren we een single-base-extension uit waarmee de nucleotide sequentie
van de SNP kan worden vastgesteld aan de hand van een signaal gecreëerd door laser-excitatie van
een fluorochroom.
2
, 2 verschillende soorten info
o SNP array hier van gezonde persoon 2 grafieken met verschillende kolommen (1-
22 = chromosomen) op begin breed en op einde smaller representeert de
lengte van de chromosomen
o Al de stipjes zijn de SNP’s die op de array zitten en waar je info van hebt gekrijgen
o LogR: de log van de ratio welke ratio intensiteitssignaal hoe intens is een
puntje
Genomisch instab tumor stipjes (SNP’s) gaan intenser zijn want je hebt
meer materiaal van vb chromosoom 1
Staal van interesse vergelijken tov staal waar je van weet dat het diploid is
(gezond dus) zlfde signaal dan krijg je lijn die zich rondom 0 beweegt
gen verschil tussen staal en gezond persoon dus doploid staal
o BAF: heeft te maken met genotype data
B allel frequentie (BAF) SNP genotyperen kan dat ofwel A allel hebben
ofwel B allel elke SNP is anders
Over chromosoom zijn er stukken die heterozygoot zijn B allel
frequentie dus zowel B als A allel want 2 verschillende genen
o Alle SNP’s die zowel B als A allel hebben gevinden zich rond
0,5
Homozygote SNP’s enlkel B allel BAF is dan 100% (1)
o Enkel A allel 0
Alle puntjes die we zien op de resultaten van de SNP-array is informatie verkregen van een SNP
verspreid over de verschillende chromosomen (kolommen). In geval van de LogR verwachten we bij
gezonde stalen dat de distributie van de puntjes gelegen zal zijn rondom de 0.
De BAF-curve (b-allel frequentie curve) toont het genotype verkregen uit de array. Een SNP kan
maar 2 allelen hebben, A en B. De BAF-curve toont ons het ratio tussen de A en B allel. Als het B-allel
1 is betekent dat voor die SNP alleen de B-allel is waargenomen en er dus een verlies is van het A-
allel (loss of heterozygosity). Voor sommige SNP’s zal er heterozygositeit optreden, waarbij we dus
een band perfect in het midden zien rond de 0.5. Dit laatste is wat we verwachten van een gezond
staal.
3
, Beeld van een tumor
Lijn loopt golvend = chromosomaal instabiele tumor op relatief
goedkope manier heb je dit kunnen ontdekken
2 complementair
Afwijkingen in B allel frequentie
o Chromosoom 1: geen heterzogyte meer alleen homozygote = loss
of heterozygosity
2 chromosomen die identiek zijn aan elkaar dan heb je
uiteraard alleen homozygote
Ofwel maar 1 chromozoom dan is alles homozygoot
Verlies van maternaal/paternaal allel in een tumor
o Chromosoom 2: 4 lijnen (ipv 3 lijnen) copy number alteratie
niet meer 2 kopien maar 3 kopien
Kan copy number neutraal zijn (UPD)
Dit zou je in toekomst ook kunnen doen met NGS
o Is wel duurder hoewel prijs is aan het dalen
o Veel minder reads nodig om ong dezelfde analyse dan dit te doen
low pass sequencing niet 30x maar 0,1x
Copy number variatie onbalans
Niet veel info nodig
2.2.2.Methylatie
Kijken naar methylatie
Densiteit van beads zijn nu al wel verdubbeld dus dubbel zoveel kunnen
doen
2.2.3.Gen expressie
Verschillende oligonucleotiden waarvan sequentie overeenkomt met mRNA
Hoe meer RNA heo meer er aan probe gaat binden
Detectie doordat RNA is gelabeld (fluorescent) en dan door intensiteit
hoe meer mRNA er gebonden is aan probe hoe meer intensiteit
Nadeel van dit systeem = enkel kijken naar mRNA die op die beads zitten
alles wat daar niet op zit kan je niet bekijken
o Tegenwoordig kan je dat counteren RNA sequencing gebeurt door
NGS apparaat en daar kan je hypothese vrij kijken daar kan je
naar alles kijken
Wel duurder
Moeilijker te analyseren
4
oncogenetische research (Prof. Dr. Op de
Beeck)
1. Inleiding
Hoe ontstaat kanker?
Somatische mutatie theorie kanker ontstaat niet door mutatie van 1
gen, meestal verschillende genen in 1 pathway of in verschillende
pathways aangestats
o GOF: oncogenen
o LOF: tumor suppressor genen
Epigenetische veranderingen
Genomische instabiliteit
Probleem: analyse huidige dataset weinig therapeutische targets
o Oplossing: meer sequencen?
o Waarom sequencen?
Kanker ontstaat niet door alteratie in 1 gen
Mutaties ontstaan door
Blootstelling genotoxische agentia
Fouten in DNA replicatie
Snel delende cellen: hoger risico
Tijdens embryogenese: celdelingen
Toch is kanker meestal een ouderdomsziekte
Fouten in DNA replicatie
Darm
90% klinische tumoren epitheel (snel delend)
10.000.000 cryptes/colon: onderhouden door stamcellen
Elke stamcel deelt 1/dag
Over 70 jaar: 2,6 mutaties/100.000 nt
CRC genoom: 1 mutatie/100.00 nt
Klinische tumoren hebben +/- 100 niet-sporadische mutaties
20% driver = in verschillende patiënten vinden ze het terug hot spot
mutaties
80% passenger = toegenomen genomische instabiliteit
Tumor heterogeniteit
Binnen de tumor is er genetische selectie
Tumor behandelen behandeling blijven geven patienten worden
resistent maar toch initieel een mooie respons
o Bepaalde regio’s in tumor die andere mutaties bevatten dan andere
regio’s tumor is geen homogene massa
Renaal celcarcinoom metastase in borstwand en long
o Tumor in verschillende regio’s onderverdeeld DNA extraheren van
de verschillende regio’s en sequencen
De verschillende regio’s zijn genetisch verschillend
Regio’s die ver van elkaar liggen (fylogenetische boom)
Mutaties in primaire tumor en mutaties van metastase zijn
toch verschillend
1
, Binnen de pirmaire tumor heb je dat ook
Hoe dichter regio’s bij elkaar liggen hoe homogener ze zijn
o Bepaalde regio’s die mutaties bevatten die regio’s resistent
maken tegen therapie dan gaan die blijven groeien
o Highthrougput technieken zijn nodig!
Als we gewoon biopt nemen met fijne naald uit tumor dan heb je maar een
kleine regio uit de tumor dat sequencen patient resistent ja of nee
maar dat zegt niets over de andere stukken
1.1. Nieuwe therapeutische targets
Zoektocht naar nieuwe therapeutische targets = moeizaam
Moeilijkeheden
o Tumor heterogeniteit
o Omics-datasets niet onafhankelijk van elkaar
Geïntegreerde analysen noodzakelijk info nodig van verschillende zaken
niet alleen van genoom maar ook van methyloom, transxcriptoom en zelfs
proteinen
o Door combinatie te doen begint er wel het één en ander op gang te
komen
o Veel bioinformatica want veel data
o Interactie tussen genetica/epigenetica
2. Technieken
2.1. Next generation sequencing
Next generation sequencing (NGS) is een van de meest voor de hand liggende te
gebruiken methode, waarbij een deel van het genoom (een DNA sequentie)
uitgelezen wordt base per base waardoor we de DNA code kunnen bepalen van
een gen en daarmee verschillende expressie- en methylatie patronen kunnen
vaststellen.
2.2. Micro-array
2.2.1.SNP
We kunnen ook gebruik maken van een micro-array die SNP’s opspeurt. Bij een SNP array willen we
gaan kijken naar de mate van chromosomale instabiliteit. Indien een genoom instabiel is zullen
stukken DNA van de chromosomen loskomen en binden aan andere chromosomen, wat leid tot een
aberrante fusie, wat we kunnen detecteren. Men hebbe het genomisch DNA van een tumorcel, wat
eerst zal worden geamplificeerd. Hierna zal dit gerepliceerde DNA worden gefragmenteerd en deze
kleine delen DNA zullen onderzocht worden op het voorkomen van SNP’s op bepaalde locaties. Om
dit te kunnen doen zal het DNA gehecht worden op een bead- chip. Deze bevat kleine gaatjes met
beads erin, waarop oligonucleotiden gehecht zitten. Deze oligo’s zijn zo ontwikkeld dat bij hechting
van ons gefragmenteerde DNA, de te onderzoeken SNP zich aan het einde van de oligo zal gaan
bevinden. Vervolgens voeren we een single-base-extension uit waarmee de nucleotide sequentie
van de SNP kan worden vastgesteld aan de hand van een signaal gecreëerd door laser-excitatie van
een fluorochroom.
2
, 2 verschillende soorten info
o SNP array hier van gezonde persoon 2 grafieken met verschillende kolommen (1-
22 = chromosomen) op begin breed en op einde smaller representeert de
lengte van de chromosomen
o Al de stipjes zijn de SNP’s die op de array zitten en waar je info van hebt gekrijgen
o LogR: de log van de ratio welke ratio intensiteitssignaal hoe intens is een
puntje
Genomisch instab tumor stipjes (SNP’s) gaan intenser zijn want je hebt
meer materiaal van vb chromosoom 1
Staal van interesse vergelijken tov staal waar je van weet dat het diploid is
(gezond dus) zlfde signaal dan krijg je lijn die zich rondom 0 beweegt
gen verschil tussen staal en gezond persoon dus doploid staal
o BAF: heeft te maken met genotype data
B allel frequentie (BAF) SNP genotyperen kan dat ofwel A allel hebben
ofwel B allel elke SNP is anders
Over chromosoom zijn er stukken die heterozygoot zijn B allel
frequentie dus zowel B als A allel want 2 verschillende genen
o Alle SNP’s die zowel B als A allel hebben gevinden zich rond
0,5
Homozygote SNP’s enlkel B allel BAF is dan 100% (1)
o Enkel A allel 0
Alle puntjes die we zien op de resultaten van de SNP-array is informatie verkregen van een SNP
verspreid over de verschillende chromosomen (kolommen). In geval van de LogR verwachten we bij
gezonde stalen dat de distributie van de puntjes gelegen zal zijn rondom de 0.
De BAF-curve (b-allel frequentie curve) toont het genotype verkregen uit de array. Een SNP kan
maar 2 allelen hebben, A en B. De BAF-curve toont ons het ratio tussen de A en B allel. Als het B-allel
1 is betekent dat voor die SNP alleen de B-allel is waargenomen en er dus een verlies is van het A-
allel (loss of heterozygosity). Voor sommige SNP’s zal er heterozygositeit optreden, waarbij we dus
een band perfect in het midden zien rond de 0.5. Dit laatste is wat we verwachten van een gezond
staal.
3
, Beeld van een tumor
Lijn loopt golvend = chromosomaal instabiele tumor op relatief
goedkope manier heb je dit kunnen ontdekken
2 complementair
Afwijkingen in B allel frequentie
o Chromosoom 1: geen heterzogyte meer alleen homozygote = loss
of heterozygosity
2 chromosomen die identiek zijn aan elkaar dan heb je
uiteraard alleen homozygote
Ofwel maar 1 chromozoom dan is alles homozygoot
Verlies van maternaal/paternaal allel in een tumor
o Chromosoom 2: 4 lijnen (ipv 3 lijnen) copy number alteratie
niet meer 2 kopien maar 3 kopien
Kan copy number neutraal zijn (UPD)
Dit zou je in toekomst ook kunnen doen met NGS
o Is wel duurder hoewel prijs is aan het dalen
o Veel minder reads nodig om ong dezelfde analyse dan dit te doen
low pass sequencing niet 30x maar 0,1x
Copy number variatie onbalans
Niet veel info nodig
2.2.2.Methylatie
Kijken naar methylatie
Densiteit van beads zijn nu al wel verdubbeld dus dubbel zoveel kunnen
doen
2.2.3.Gen expressie
Verschillende oligonucleotiden waarvan sequentie overeenkomt met mRNA
Hoe meer RNA heo meer er aan probe gaat binden
Detectie doordat RNA is gelabeld (fluorescent) en dan door intensiteit
hoe meer mRNA er gebonden is aan probe hoe meer intensiteit
Nadeel van dit systeem = enkel kijken naar mRNA die op die beads zitten
alles wat daar niet op zit kan je niet bekijken
o Tegenwoordig kan je dat counteren RNA sequencing gebeurt door
NGS apparaat en daar kan je hypothese vrij kijken daar kan je
naar alles kijken
Wel duurder
Moeilijker te analyseren
4