BASISVERPLEEGKUNDE: THEORIE
HOOFDSTUK 1: BASISPRINCIPES
1. Algemene basisprincipes van het verpleegkundig handelen
De 7 basisprincipes:
- Hygiëne/steriliteit
- Beleving van de patiënt
- Zelfzorg en inspraak van de patiënt
- Veiligheid
- Comfort
- Ergonomie
- Economie/ecologie
HOOFDSTUK 2: BEHOEFTE AAN RUSTEN EN SLAPEN
1. Slaapfysiologie: het normale patroon van rust en slaap
Doel slaap:
- Op orde brengen geheugen
- Op peil brengen metabolisme
- Instellen fysiek en psychisch herstel
Slaap kan opgemeten worden adhv:
- EEG = elektro-encefalogram ➔ meet hersenactiviteit
- EMG = elektromyogram ➔ meet spieractiviteit
- EOG = elektro-oculogram ➔ meet oogactiviteit
De lichaamsfuncties volgen een patroon van ongeveer 24 uur = circadiaans ritme ➔ verschilt
van persoon tot persoon ➔ tijdsindicatoren = “zeitgebers”
Slaap bestaat uit een cycli van ± 90 min (5-6/nacht) ➔ stadium 5 = REM-slaap (paradoxale
slaap) ➔ activiteit en functies wisselen sterk + snelle oogbewegingen
2. Factoren die welbevinden, rust en slaap beïnvloeden
Het in slaap vallen is individueel ➔ vaste gewoonten (rituelen), leeftijd en fysieke toestand
3. Slaaptekort
Gevolgen van slaaptekort ➔ nervositeit, irritatie, gestoorde gedachtengang…
Bij een tekort aan REM-slaap ➔ adrenaline niet op het juiste ogenblik in het lichaam ➔
afname vitaliteit, moeheid en verminderde concentratie
Bij blijvende klachten ➔ slaaponderzoek (= polysomnografie)
4. Classificatie van slaap- en eetstoornissen
,4.1 Insomnieën
= DIMS/disorders of initiating and maintaining sleep
Gekenmerkt door inslaap- en/of doorslaapmoeilijkheden
4.2 Hypersomnieën
= DOES/disorders of excessive somnolence
Gekenmerkt door overmatige behoefte aan slaap
4.3 stoornissen van slaap- en waakritme
Gekenmerkt door een stoornis in het ritme van slapen of waken ➔ verloopt niet via het 24-
uurs patroon (onevenwicht eigen circadiaans ritme en slaap-waakritme)
4.4 Parasomnieën
Stoornissen die enkel optreden tijdens de slaap of door het slapen verergeren
5. Symptomen van slaap- en waakstoornissen
5.1 Psychofysiologische insomnia
- Slapeloosheid
- Slaapmedicatie helpt niet
- Oorzaak: stressvolle omstandigheden met een verhoogde arousal
5.2 Narcolepsie
- Overmatig slapen (met hypnagoge hallucinaties)
- Oorzaak: genetische aandoening
5.3 Obstructieve slaapapneu (OSA)
- Overmatig en luid snurken (vermoeidheid en slaperigheid overdag)
- Gevolgen: concentratieproblemen, angsten, klassieke hoofdpijn
5.4 Nachtelijke myoclonus (= rusteloze benen)
- Thv tibialis ➔ plotse en bruuske bewegingen
- Bij rusteloze benen ➔ jeuk, tintelingen en onrust
5.5 Onrustige omgevingsfactoren en slechte slaaphygiëne
- Oorzaken: slaapkamer te warm/koud, te veel licht, lawaai…
5.6 Invloed van hypnotica, alcohol en stimulantia
- Oorzaak: misbruiken van producten
5.7 Slaapritmestoornissen
- Door externe factoren
, - Door intrinsieke factoren
5.8 Slaapwandelen (= somnambulisme)
- Voornamelijk in eerste deel nacht tijdens de diepe slaap fase
- Oorzaak: onbekend
5.9 Nachtangst (= pavor nocturnus)
- In eerste deel nacht
- Men wordt er niet wakker van
- Is niet hetzelfde als scheidingangst of angst om alleen te gaan slapen
5.10 Nachtmerries
- Beangstigende dromen die de slaper uit zijn REM-slaap wekken
- Op einde nacht
- Door schrik moeite met opnieuw te slapen
- Oorzaken: psychisch trauma, medicatie
5.11 Tandenknarsen (= bruxisme)
- In oppervlakkige slaap het heen en weer bewefen van de tanden
- Geeft overbelasting kaakgewrichten en schade aan tanden
- Kan gevolg zijn van lokale afwijking
5.12 Bedplassen (= enuresis nocturna)
- Primaire vorm = van de geboorde
- Secundaire vorm = al zindelijk geweest
- Kan symptoom zijn van organische aandoening
5.13 Sleeptalking
- Zich onbewust uiten
- Meestal kort, onregelmatig en emotieloos
5.14 Scheidingangst
- Vooral bij kinderen naar bed brengen
- Gedrag kan lang aanhouden
6. Verpleegkundig handelen
6.1 Doelstellingen
6.2 Verpleegkundige interventies
Bekijk boek p33-34
HOOFDSTUK 3: BEHOEFTE AAN BEWEGING EN AANNEMEN GEWENSTE HOUDING
1. Houdingen, bewegingspatronen en beïnvloedende factoren
, 1.1 Het normale motorische functioneren
Normale lichaamshoudingen = staan, zitten en liggen
1.2 Lichaamshoudingen bij zorgvragers
- Staan
o Moeilijk of niet lang kunnen rechtstaan
- Zitten
o Niet kunnen rechtzitten of in mekaar zakken
- Liggen
o Kan eigen houding niet corrigeren of wijzigen
- Specifiek: dwanghoudingen
o Dwanhouding = een houding die men spontaan aanneemt of moet aannemen
om het omgemal dat men heeft te verlichten
1.3 Factoren die het motorisch functioneren belemmeren
- Vooral wanneer het samenspel tussen de botten, spieren, zenuwen en bloedvaten
verstoor/beschadigd is
2. Beoordelen van de motoriek
2.1 Objectieve gegevens
Eigen observaties als verpleegkundige (skelet, gewrichten, spieren, beweging, houding…)
2.2 Subjectieve gegevens
Familie en patiënt zelf die informatie geven die relevant kan zijn over het verloop van zijn
verblijf
2.3 Mobiliseren en mobilisatieoefeningen
- Passieve oefeningen
o Lichaamsdeel wordt bewogen door iemand anders dan de patiënt
- Isometrische oefeningen
o Actieve oefening
o Patiënt spierspanning verhoogt zonder gewricht te bewegen of lengte van de
spier te veranderen
- Isotone oefeningen
o Actieve oefening
o Patiënt levert effecteif energie op om spieren samen te trekken en te oefenen
3. Doelstellingen van het verpleegkundig handelen
Gericht aan patienten met actuele of potentiele problemen mbt het motorisch functioneren
HOOFDSTUK 1: BASISPRINCIPES
1. Algemene basisprincipes van het verpleegkundig handelen
De 7 basisprincipes:
- Hygiëne/steriliteit
- Beleving van de patiënt
- Zelfzorg en inspraak van de patiënt
- Veiligheid
- Comfort
- Ergonomie
- Economie/ecologie
HOOFDSTUK 2: BEHOEFTE AAN RUSTEN EN SLAPEN
1. Slaapfysiologie: het normale patroon van rust en slaap
Doel slaap:
- Op orde brengen geheugen
- Op peil brengen metabolisme
- Instellen fysiek en psychisch herstel
Slaap kan opgemeten worden adhv:
- EEG = elektro-encefalogram ➔ meet hersenactiviteit
- EMG = elektromyogram ➔ meet spieractiviteit
- EOG = elektro-oculogram ➔ meet oogactiviteit
De lichaamsfuncties volgen een patroon van ongeveer 24 uur = circadiaans ritme ➔ verschilt
van persoon tot persoon ➔ tijdsindicatoren = “zeitgebers”
Slaap bestaat uit een cycli van ± 90 min (5-6/nacht) ➔ stadium 5 = REM-slaap (paradoxale
slaap) ➔ activiteit en functies wisselen sterk + snelle oogbewegingen
2. Factoren die welbevinden, rust en slaap beïnvloeden
Het in slaap vallen is individueel ➔ vaste gewoonten (rituelen), leeftijd en fysieke toestand
3. Slaaptekort
Gevolgen van slaaptekort ➔ nervositeit, irritatie, gestoorde gedachtengang…
Bij een tekort aan REM-slaap ➔ adrenaline niet op het juiste ogenblik in het lichaam ➔
afname vitaliteit, moeheid en verminderde concentratie
Bij blijvende klachten ➔ slaaponderzoek (= polysomnografie)
4. Classificatie van slaap- en eetstoornissen
,4.1 Insomnieën
= DIMS/disorders of initiating and maintaining sleep
Gekenmerkt door inslaap- en/of doorslaapmoeilijkheden
4.2 Hypersomnieën
= DOES/disorders of excessive somnolence
Gekenmerkt door overmatige behoefte aan slaap
4.3 stoornissen van slaap- en waakritme
Gekenmerkt door een stoornis in het ritme van slapen of waken ➔ verloopt niet via het 24-
uurs patroon (onevenwicht eigen circadiaans ritme en slaap-waakritme)
4.4 Parasomnieën
Stoornissen die enkel optreden tijdens de slaap of door het slapen verergeren
5. Symptomen van slaap- en waakstoornissen
5.1 Psychofysiologische insomnia
- Slapeloosheid
- Slaapmedicatie helpt niet
- Oorzaak: stressvolle omstandigheden met een verhoogde arousal
5.2 Narcolepsie
- Overmatig slapen (met hypnagoge hallucinaties)
- Oorzaak: genetische aandoening
5.3 Obstructieve slaapapneu (OSA)
- Overmatig en luid snurken (vermoeidheid en slaperigheid overdag)
- Gevolgen: concentratieproblemen, angsten, klassieke hoofdpijn
5.4 Nachtelijke myoclonus (= rusteloze benen)
- Thv tibialis ➔ plotse en bruuske bewegingen
- Bij rusteloze benen ➔ jeuk, tintelingen en onrust
5.5 Onrustige omgevingsfactoren en slechte slaaphygiëne
- Oorzaken: slaapkamer te warm/koud, te veel licht, lawaai…
5.6 Invloed van hypnotica, alcohol en stimulantia
- Oorzaak: misbruiken van producten
5.7 Slaapritmestoornissen
- Door externe factoren
, - Door intrinsieke factoren
5.8 Slaapwandelen (= somnambulisme)
- Voornamelijk in eerste deel nacht tijdens de diepe slaap fase
- Oorzaak: onbekend
5.9 Nachtangst (= pavor nocturnus)
- In eerste deel nacht
- Men wordt er niet wakker van
- Is niet hetzelfde als scheidingangst of angst om alleen te gaan slapen
5.10 Nachtmerries
- Beangstigende dromen die de slaper uit zijn REM-slaap wekken
- Op einde nacht
- Door schrik moeite met opnieuw te slapen
- Oorzaken: psychisch trauma, medicatie
5.11 Tandenknarsen (= bruxisme)
- In oppervlakkige slaap het heen en weer bewefen van de tanden
- Geeft overbelasting kaakgewrichten en schade aan tanden
- Kan gevolg zijn van lokale afwijking
5.12 Bedplassen (= enuresis nocturna)
- Primaire vorm = van de geboorde
- Secundaire vorm = al zindelijk geweest
- Kan symptoom zijn van organische aandoening
5.13 Sleeptalking
- Zich onbewust uiten
- Meestal kort, onregelmatig en emotieloos
5.14 Scheidingangst
- Vooral bij kinderen naar bed brengen
- Gedrag kan lang aanhouden
6. Verpleegkundig handelen
6.1 Doelstellingen
6.2 Verpleegkundige interventies
Bekijk boek p33-34
HOOFDSTUK 3: BEHOEFTE AAN BEWEGING EN AANNEMEN GEWENSTE HOUDING
1. Houdingen, bewegingspatronen en beïnvloedende factoren
, 1.1 Het normale motorische functioneren
Normale lichaamshoudingen = staan, zitten en liggen
1.2 Lichaamshoudingen bij zorgvragers
- Staan
o Moeilijk of niet lang kunnen rechtstaan
- Zitten
o Niet kunnen rechtzitten of in mekaar zakken
- Liggen
o Kan eigen houding niet corrigeren of wijzigen
- Specifiek: dwanghoudingen
o Dwanhouding = een houding die men spontaan aanneemt of moet aannemen
om het omgemal dat men heeft te verlichten
1.3 Factoren die het motorisch functioneren belemmeren
- Vooral wanneer het samenspel tussen de botten, spieren, zenuwen en bloedvaten
verstoor/beschadigd is
2. Beoordelen van de motoriek
2.1 Objectieve gegevens
Eigen observaties als verpleegkundige (skelet, gewrichten, spieren, beweging, houding…)
2.2 Subjectieve gegevens
Familie en patiënt zelf die informatie geven die relevant kan zijn over het verloop van zijn
verblijf
2.3 Mobiliseren en mobilisatieoefeningen
- Passieve oefeningen
o Lichaamsdeel wordt bewogen door iemand anders dan de patiënt
- Isometrische oefeningen
o Actieve oefening
o Patiënt spierspanning verhoogt zonder gewricht te bewegen of lengte van de
spier te veranderen
- Isotone oefeningen
o Actieve oefening
o Patiënt levert effecteif energie op om spieren samen te trekken en te oefenen
3. Doelstellingen van het verpleegkundig handelen
Gericht aan patienten met actuele of potentiele problemen mbt het motorisch functioneren