Algemene Farmacologie
Deel 1: Farmacodynamiek
Inleiding
Algemeen
• geneesmiddelontwikkeling
o ontdekking verschillende soorten componenten
o preklinisch onderzoek op proefdieren
o klinische onderzoek op proefpersonen
▪ in 3 fasen
• kleine groep gezonde vrijwilligers
• patiënten
• grote groep patiënten testen
o vrij dure fase
▪ dit onderdeel is kleiner in de diergeneeskunde
• stap van proefdieren nr dieren is kleiner dan nr mens
o uiteindelijk een geneesmiddel volledig gekarakteriseerd
• PK/PD model
o farmacokinetisch en farmacodynamisch model
o farmacokinetiek
▪ toediening geneesmiddel tot opname door het weefsel
o farmacodynamiek
▪ effect v/h geneesmiddel
Wat is een geneesmiddel?
• klassiek waren het kleine moleculen
o bv. aspirine
o tegenwoordig wel geneesmiddelen die een stuk groter zijn
o consequenties v/d grootte
▪ kleine moleculen kunnen moeilijker selectief zijn
▪ grotere moleculen kunnen specifieker reageren
• biologicals
o bestaan uit natuurlijke eiwitten
▪ bv. antilichamen, cytokines …
▪ kunnen menselijke, dierlijke eiwitten zijn of een combinatie
o moeten meestal via injectie toegediend w
▪ w vaak afgebroken in het SVS
▪ vaak te groot om opgenomen te worden
1
, • selectiviteit
o selectief op een bepaald doelwit
o via chemische selectiviteit
▪ sleutel-slot principe
▪ ruimtelijke vormgeving
o via biologische selectiviteit
▪ waar komt het doelwit vr
▪ receptoren aanwezig in ene weefsel mr niet in het andere
• aangrijpingspunten
o interactie met receptoren
▪ agonist → activeren
▪ antagonist → inhiberen / blokkeren
o enzymen
▪ inhibitors
• normale reactie inhiberen
▪ vals substraat
• moleculen die abnormale metaboliet vormen
• of irreversibele inhibitie
o transporteiwitten
▪ bv. opname neurotransmitters verhinderen
o ionkanalen
▪ blokkeren of moduleren
Enkele voorbeelden
1. Maag(zuur)klachten
Algemeen
• onbalans zuurproductie en mucus + irritatie v/d maagwand
• mogelijke gevolgen
o maagzweren
o irritatie slokdarm door reflux
• mogelijke oplossingen
o inhibitie zuurvorming
o meer bescherming
o het gevormde zuur neutraliseren
2
,Geneesmiddelen
• antacida
o soort zouten
▪ bv. natriumbicarbonaat
▪ absorbeerbare en niet-absorbeerbare
• natrium kan geabsorbeerd w
• magnesium, calcium etc. niet
• niet-absorbeerbare kunnen laxerend of constiperend zijn
▪ oppassen bij bepaalde patiënten
• natrium zorgt dat bloeddruk omhoog gaat
• bv. patiënten met hoge bloeddruk
o werking
▪ vormt complexen met de protonen v/h zuur
▪ bicarbonaat gaat H+ capteren
o kenmerken
▪ vrij aselectieve werking
▪ relatief grote hoeveelheden nodig
o symptomatische behandeling
• sucralfaat / alginaat
o leggen een beschermend laagje over de maagwand
o beide een soort van suikerketens
o symptomatische behandeling
• H2 antagonisten
o receptoren op pariëtale cel
▪ bepaalde stoffen kunnen binden
▪ na binding w enzymen geactiveerd
▪ H+ w gevormd
▪ bv. histamine bindt op de H2 receptor
o competitieve reversibele antagonisten
▪ gaan binding aan met de receptor
▪ histamine zal signaal moeilijk kunnen doorgeven
▪ gevolg: minder zuurwerking
o minder en minder gebruikt
• protonpomp inhibitoren
o H+/K+-ATPase pomp
o omeprazole
▪ is een pro-drug
• w geacitveerd in het lichaam
• activatie gebeurt in het zure milieu v/d maag
o w geprotoneerd
▪ werking
• zwavelbrug gaat interageren met protonpomp
• molecule raakt irreversibel gebonden via disulfidebrug
o geeft een langere biologische werking
3
, ▪ kenmerken
• ion-trapping
o w bij activatie ook positief geladen
o kan niet door plasmamembraan diffunderen
o w gevangen binnen pariëtale cel en accumuleert
• enteric coated formulatie
o enteric = maagsapresistent
o geneesmiddel zou anders te vroeg geactiveerd w
▪ kan dan niet meer opgenomen w
o molecule moet eerst opgenomen w
▪ gaat via het bloed in pariëtale cel terechtkomen
2. Ishemisch herseninfarct
2 onderliggende aandoeningen
• vorming thrombus door artherosclerose
o opstapeling van cholesterol in de vaatwand
▪ vorming van plaques
▪ met een inflammatoir proces
o op de plaques kunnen thrombi vormen
▪ opstapeling van bloedplaatjes
▪ stollingscascade w daar ook geactiveerd
o op 1 locatie
• embool
o eerder gevormde bloedklonter die doorheen het lichaam gaat circuleren
o vaak gevormd bij stase v/h bloed
▪ kan activatie geven v/d stollingscascade
▪ bv. voorkamerfibrillatie
Remmers van plaatjesaggregatie
• bloedplaatjes
o activatie
▪ leidt uiteindelijk tot vrijstelling Ca2+ in het cytoplasma
• zorgt vr afgifte van granules
• bv. ADP
▪ ADP activeert andere plaatjes
• positieve feedback
▪ TXA2 w ook gevormd
• COX1 vormt het thromboxaan
o cyclo-oxigenasche 1 enzym
• ook sterke activator andere bloedplaatjes
o transductiesystemen
▪ receptor TXP
• bindt TXA2
• activeert fosfolipase C
• fosfolipase C vormt IP3
• IP3 zorgt vr vrijstelling Ca2+ uit het sarcoplasmatisch reticulum
4
Deel 1: Farmacodynamiek
Inleiding
Algemeen
• geneesmiddelontwikkeling
o ontdekking verschillende soorten componenten
o preklinisch onderzoek op proefdieren
o klinische onderzoek op proefpersonen
▪ in 3 fasen
• kleine groep gezonde vrijwilligers
• patiënten
• grote groep patiënten testen
o vrij dure fase
▪ dit onderdeel is kleiner in de diergeneeskunde
• stap van proefdieren nr dieren is kleiner dan nr mens
o uiteindelijk een geneesmiddel volledig gekarakteriseerd
• PK/PD model
o farmacokinetisch en farmacodynamisch model
o farmacokinetiek
▪ toediening geneesmiddel tot opname door het weefsel
o farmacodynamiek
▪ effect v/h geneesmiddel
Wat is een geneesmiddel?
• klassiek waren het kleine moleculen
o bv. aspirine
o tegenwoordig wel geneesmiddelen die een stuk groter zijn
o consequenties v/d grootte
▪ kleine moleculen kunnen moeilijker selectief zijn
▪ grotere moleculen kunnen specifieker reageren
• biologicals
o bestaan uit natuurlijke eiwitten
▪ bv. antilichamen, cytokines …
▪ kunnen menselijke, dierlijke eiwitten zijn of een combinatie
o moeten meestal via injectie toegediend w
▪ w vaak afgebroken in het SVS
▪ vaak te groot om opgenomen te worden
1
, • selectiviteit
o selectief op een bepaald doelwit
o via chemische selectiviteit
▪ sleutel-slot principe
▪ ruimtelijke vormgeving
o via biologische selectiviteit
▪ waar komt het doelwit vr
▪ receptoren aanwezig in ene weefsel mr niet in het andere
• aangrijpingspunten
o interactie met receptoren
▪ agonist → activeren
▪ antagonist → inhiberen / blokkeren
o enzymen
▪ inhibitors
• normale reactie inhiberen
▪ vals substraat
• moleculen die abnormale metaboliet vormen
• of irreversibele inhibitie
o transporteiwitten
▪ bv. opname neurotransmitters verhinderen
o ionkanalen
▪ blokkeren of moduleren
Enkele voorbeelden
1. Maag(zuur)klachten
Algemeen
• onbalans zuurproductie en mucus + irritatie v/d maagwand
• mogelijke gevolgen
o maagzweren
o irritatie slokdarm door reflux
• mogelijke oplossingen
o inhibitie zuurvorming
o meer bescherming
o het gevormde zuur neutraliseren
2
,Geneesmiddelen
• antacida
o soort zouten
▪ bv. natriumbicarbonaat
▪ absorbeerbare en niet-absorbeerbare
• natrium kan geabsorbeerd w
• magnesium, calcium etc. niet
• niet-absorbeerbare kunnen laxerend of constiperend zijn
▪ oppassen bij bepaalde patiënten
• natrium zorgt dat bloeddruk omhoog gaat
• bv. patiënten met hoge bloeddruk
o werking
▪ vormt complexen met de protonen v/h zuur
▪ bicarbonaat gaat H+ capteren
o kenmerken
▪ vrij aselectieve werking
▪ relatief grote hoeveelheden nodig
o symptomatische behandeling
• sucralfaat / alginaat
o leggen een beschermend laagje over de maagwand
o beide een soort van suikerketens
o symptomatische behandeling
• H2 antagonisten
o receptoren op pariëtale cel
▪ bepaalde stoffen kunnen binden
▪ na binding w enzymen geactiveerd
▪ H+ w gevormd
▪ bv. histamine bindt op de H2 receptor
o competitieve reversibele antagonisten
▪ gaan binding aan met de receptor
▪ histamine zal signaal moeilijk kunnen doorgeven
▪ gevolg: minder zuurwerking
o minder en minder gebruikt
• protonpomp inhibitoren
o H+/K+-ATPase pomp
o omeprazole
▪ is een pro-drug
• w geacitveerd in het lichaam
• activatie gebeurt in het zure milieu v/d maag
o w geprotoneerd
▪ werking
• zwavelbrug gaat interageren met protonpomp
• molecule raakt irreversibel gebonden via disulfidebrug
o geeft een langere biologische werking
3
, ▪ kenmerken
• ion-trapping
o w bij activatie ook positief geladen
o kan niet door plasmamembraan diffunderen
o w gevangen binnen pariëtale cel en accumuleert
• enteric coated formulatie
o enteric = maagsapresistent
o geneesmiddel zou anders te vroeg geactiveerd w
▪ kan dan niet meer opgenomen w
o molecule moet eerst opgenomen w
▪ gaat via het bloed in pariëtale cel terechtkomen
2. Ishemisch herseninfarct
2 onderliggende aandoeningen
• vorming thrombus door artherosclerose
o opstapeling van cholesterol in de vaatwand
▪ vorming van plaques
▪ met een inflammatoir proces
o op de plaques kunnen thrombi vormen
▪ opstapeling van bloedplaatjes
▪ stollingscascade w daar ook geactiveerd
o op 1 locatie
• embool
o eerder gevormde bloedklonter die doorheen het lichaam gaat circuleren
o vaak gevormd bij stase v/h bloed
▪ kan activatie geven v/d stollingscascade
▪ bv. voorkamerfibrillatie
Remmers van plaatjesaggregatie
• bloedplaatjes
o activatie
▪ leidt uiteindelijk tot vrijstelling Ca2+ in het cytoplasma
• zorgt vr afgifte van granules
• bv. ADP
▪ ADP activeert andere plaatjes
• positieve feedback
▪ TXA2 w ook gevormd
• COX1 vormt het thromboxaan
o cyclo-oxigenasche 1 enzym
• ook sterke activator andere bloedplaatjes
o transductiesystemen
▪ receptor TXP
• bindt TXA2
• activeert fosfolipase C
• fosfolipase C vormt IP3
• IP3 zorgt vr vrijstelling Ca2+ uit het sarcoplasmatisch reticulum
4