§1: Ontstaan van de mens
Bij evolutie gaat hete over de ontwikkeling van het leven door veranderingen en het
ontstaan van nieuwe soorten. Het geloof dat een bovennatuurlijke schepper alles
heeft gemaakt heet het creationisme.
Paleontologie is de wetenschap die fossielen bestudeert, Cuvier was hier de
grondlegger van. Fossielen zijn restanten van vroeger levende organismen. Cuvier
kwam met de catastrofetheorie: een grote natuurramp was de oorzaak dat alle
levende organismen in het getroffen gebied stierven, daarna ontstonden weer nieuwe
soorten dus nieuwe fossielen.
De Lamarack was de eerste met het idee dat soorten veranderen. Hij kwam met de
evolutietheorie die wil verklaren hoe soorten veranderen en nieuwe soorten
ontstaan. Hij ging er van uit dat een organisme de aanpassingen aan zijn omgeving,
die hij tijdens zijn leven ontwikkelde, doorgaf aan zijn nakomelingen.
Charles Darwin kwamen met een andere evolutietheorie. Hij dacht dat in een
populatie individuen verschillen in eigenschappen en de leefomgeving een
selectiedruk uitoefent op hun overlevingskansen. Darwin noemt dit the struggle
of life. Individuen die beter zijn aangepast aan hun omgeving lever langer en krijgen
de meeste nakomelingen, the survival of the fittest. De wetenschappelijke
ontdekkingen na Darwin vullen zijn evolutietheorie aan tot de neodarwinistische
theorie.
Door een Afrikaanse continentale plaat die begon te scheuren kwam er een
verschillende selectiedruk op organismen in de oostelijke en de westelijke helft. In
het westen ontstonden de mensapen. Wetenschappers putten veel informatie uit het
vergelijken van schedels en skeletbouw van de eerste mensachtigen, zoals homo
naledi. Fossiele vondsten tonen het gebruik van gereedschappen aan.
Het lopen op twee benen heet bipedie. De hersenen ontwikkelden zich daarna
parallel aan de nieuwe mogelijkheden van de vrije handen.
De meeste wetenschappers zijn het erover eens dat de moderne mens ongeveer 200
000 jaar geleden in Afrika is ontstaan, de ‘out of Africa’-hypothese. Om meer
informatie te krijgen over hoe de mens de aarde heeft gekoloniseerd, hebben
wetenschappers veel DNA vergeleken, hiermee leiden ze migratiepatronen af.
Mensen werden ingedeeld bij een haplogroep. Via het DNA op het Y-chromosoom
leiden ze zo de herkomst af van de gemeenschappelijke mannelijke voorouder, Y-
chromosomale Adam. De herkomst van de gemeenschappelijke vrouwelijke
voorouders, de mitochondriale Eva, leiden ze af via mitochondriaal DNA, die komen
namelijk allemaal van de eicel. Door dan te bepalen hoeveel mutaties er zijn ontstaan
hebben wetenschappers, via het migratiepatroon, de mitochondriale eva kunnen
herleiden naar Afrika.
§2: Ontstaan van nieuwe soorten
Darwin merkte op dat variatie in eigenschappen tussen soortgenoten een
belangrijke voorwaarde is bij dit proces van natuurlijke selectie.
Macro-evolutie:
- Het ontstaan van nieuwe soorten uit een gemeenschappelijke voorouder
- Verandering in het DNA door mutaties en recombinatie van erfelijk materiaal
Dus macro-evolutie zorgt ervoor dat er een groter variatie in genetisch materiaal is,
die positief zou zijn.
Co-evolutie:
- Waarbij soorten zich aan elkaar aanpassen en gezamenlijk evolueren.