KRACHTIGE LEEROMGEVINGEN
DEEL 1: LEREN EN INSTRUCTIE DOOR EEN HEDENDAGSE BRIL
- heel veel elementen die invloed hebben op je leeromgeving: wat je als leerkracht doet, schoolkeuzes,
soorten leerlingen in je klas…
- leeromgevingen: micro- meso- en macroniveau -> beïnvloeden de leeromgeving positief, negatief of
geen effect + niveaus hebben ook invloed op elkaar
CONCLUSIES
Inzicht in ‘kwaliteit’ onderwijs vraagt een complex referentiekader
Referentiekader = ‘bril’ om actoren, processen en variabelen te onderscheiden
Onderscheid micro-, meso- en macroniveau
Kijk naar de onderzoeksevidentie
En kies zelf voor een ‘onderzoekende houding’ bij wat werkt in ‘jouw’ onderwijs
DE VRAAG
Waar moet je als leraar mee rekening houden bij het opzetten van instructie?
Wat speelt een (belangrijke) rol en wat niet?
Voorbeelden ppt
HET ANTWOORD
Actoren
o Kenmerken
o Begeleiding
Organisatie
Didactisch handelen / instructie
Leeractiviteiten
Context
,MAAR…
Wat is het belangrijkste?
Hoe weten we wat werkt?
Onderzoeksevidentie
o Evidencebased benaderingen = rekening houden met resultaten van wetenschappelijk
onderzoek wanneer we beslissingen nemen en keuzes maken die leren en instructie
beïnvloeden
JOHN HATTIE OVER WAT EC HT HET VERSCHIL MAAKT
John Hattie
Auteur
Visible learning: Hattie (2009). Visible learning for teachers: Maximizing impact on learning.
London: Routledge
o Wat heeft effect op leerprestaties
Meta-analyse
o Alle studies samennemen
o Integreren resultaten van een groot aantal onderzoeken en geven op die manier een
kwantitatieve ‘samenvatting’
o -> verliezen hierdoor detailinformatie over een individueel onderzoek
Effect size
Geliefd en gehaat
o Veel informatie samengevat
o Maar te veel informatie ook kwijt door die meta-analyse
,EFFECT SIZE
Statistische test: F, t, …
o Is het effect toevallig of niet
Significantie: p
o Verschil tussen 2 groepen verschilt enorm veel en het is significant: er is een verschil ->
geen toeval
o Hoe kleiner de p-waarde, hoe minder het vastgestelde verschil aan toeval te wijten zou
kunnen zijn
Effect size: ES, d, …
o
Effect size: d = aantal standdaarddeviaties dat gemiddelde leerprestaties van leerlingen
opschuiven
o Hoe “groot”, hoe “belangrijk” is het verschil?
o Heeft … een effect op leerprestaties? >0.40 = ja
o
o
Voorbeeld
o Links: d = 1.44
▪ Veel meer leerlingen die een leerprestatie hoger dan het gemiddelde neerzetten
o Rechts: d = 0.05
▪ Leerprestaties van leerlingen stijgen nauwelijks tot niets
Hoe belangrijk is het effect?
Vanaf wanneer speelt iets een “grote” rol?
o m.a.w. vanaf wanneer is een effect belangrijk?
Vuistregel: d > .40
, o Alleen onderzoek dat gelijk is aan of het beter doet dan die gemiddelde effect size
beschouwt Hattie als onderzoek dat ertoe doet
Leereffecten kunnen ook negatief zijn
o D = -0.
o Leerprestaties gaan achteruit
D < 0.20 = ontwikkelingseffecten
o Leerlingen leren bij, los van een bepaalde instructieaanpak
o Verwachten in veel mindere mate dat leerlingen door die aanpak betere leerprestaties
zullen neerzetten
Leerkrachteffect
o Leerlingen die vaststellen dat hun leerkracht plots op een andere manier lesgeeft, zijn
altijd wat alerter betrokken bij de instructie en zijn dus aandachtiger, tonen langer
interesse
o < 0.40
Effect sizes tot d = 0.40 → ontwikkelingsinvloeden / leerkrachteneffecten
Effect sizes vanaf d =0.40
o Interessanter voor de onderwijspraktijk omdat ze dan sterker zijn dan gewone
ontwikkelingsinvloeden / leerkrachteneffecten
Maar!
o Effect sizes zijn gemiddelden
o Huiswerk: d = 0.29
o Maar bij lager onderwijs: d = 0.13
o Bij hoger secundair onderwijs: d = 0.73 -> ander beeld!
Meta-analyse
Zijn samengenomen over verschillende studie heen
De ene studie is de ander niet, veel details vallen weg.
Quote: “Uiteindelijk test een leerkracht het best zelf of zijn of haar beslissing ‘werkt’ in de eigen
context, bij de eigen leerlingen, het eigen vak…” (Valcke 2023)
LEREN EN INSTRUCTIE VIA VERSCHILLENDE DIMENSIES
DIMENSIES
1. Actoren
Leerlingen
DEEL 1: LEREN EN INSTRUCTIE DOOR EEN HEDENDAGSE BRIL
- heel veel elementen die invloed hebben op je leeromgeving: wat je als leerkracht doet, schoolkeuzes,
soorten leerlingen in je klas…
- leeromgevingen: micro- meso- en macroniveau -> beïnvloeden de leeromgeving positief, negatief of
geen effect + niveaus hebben ook invloed op elkaar
CONCLUSIES
Inzicht in ‘kwaliteit’ onderwijs vraagt een complex referentiekader
Referentiekader = ‘bril’ om actoren, processen en variabelen te onderscheiden
Onderscheid micro-, meso- en macroniveau
Kijk naar de onderzoeksevidentie
En kies zelf voor een ‘onderzoekende houding’ bij wat werkt in ‘jouw’ onderwijs
DE VRAAG
Waar moet je als leraar mee rekening houden bij het opzetten van instructie?
Wat speelt een (belangrijke) rol en wat niet?
Voorbeelden ppt
HET ANTWOORD
Actoren
o Kenmerken
o Begeleiding
Organisatie
Didactisch handelen / instructie
Leeractiviteiten
Context
,MAAR…
Wat is het belangrijkste?
Hoe weten we wat werkt?
Onderzoeksevidentie
o Evidencebased benaderingen = rekening houden met resultaten van wetenschappelijk
onderzoek wanneer we beslissingen nemen en keuzes maken die leren en instructie
beïnvloeden
JOHN HATTIE OVER WAT EC HT HET VERSCHIL MAAKT
John Hattie
Auteur
Visible learning: Hattie (2009). Visible learning for teachers: Maximizing impact on learning.
London: Routledge
o Wat heeft effect op leerprestaties
Meta-analyse
o Alle studies samennemen
o Integreren resultaten van een groot aantal onderzoeken en geven op die manier een
kwantitatieve ‘samenvatting’
o -> verliezen hierdoor detailinformatie over een individueel onderzoek
Effect size
Geliefd en gehaat
o Veel informatie samengevat
o Maar te veel informatie ook kwijt door die meta-analyse
,EFFECT SIZE
Statistische test: F, t, …
o Is het effect toevallig of niet
Significantie: p
o Verschil tussen 2 groepen verschilt enorm veel en het is significant: er is een verschil ->
geen toeval
o Hoe kleiner de p-waarde, hoe minder het vastgestelde verschil aan toeval te wijten zou
kunnen zijn
Effect size: ES, d, …
o
Effect size: d = aantal standdaarddeviaties dat gemiddelde leerprestaties van leerlingen
opschuiven
o Hoe “groot”, hoe “belangrijk” is het verschil?
o Heeft … een effect op leerprestaties? >0.40 = ja
o
o
Voorbeeld
o Links: d = 1.44
▪ Veel meer leerlingen die een leerprestatie hoger dan het gemiddelde neerzetten
o Rechts: d = 0.05
▪ Leerprestaties van leerlingen stijgen nauwelijks tot niets
Hoe belangrijk is het effect?
Vanaf wanneer speelt iets een “grote” rol?
o m.a.w. vanaf wanneer is een effect belangrijk?
Vuistregel: d > .40
, o Alleen onderzoek dat gelijk is aan of het beter doet dan die gemiddelde effect size
beschouwt Hattie als onderzoek dat ertoe doet
Leereffecten kunnen ook negatief zijn
o D = -0.
o Leerprestaties gaan achteruit
D < 0.20 = ontwikkelingseffecten
o Leerlingen leren bij, los van een bepaalde instructieaanpak
o Verwachten in veel mindere mate dat leerlingen door die aanpak betere leerprestaties
zullen neerzetten
Leerkrachteffect
o Leerlingen die vaststellen dat hun leerkracht plots op een andere manier lesgeeft, zijn
altijd wat alerter betrokken bij de instructie en zijn dus aandachtiger, tonen langer
interesse
o < 0.40
Effect sizes tot d = 0.40 → ontwikkelingsinvloeden / leerkrachteneffecten
Effect sizes vanaf d =0.40
o Interessanter voor de onderwijspraktijk omdat ze dan sterker zijn dan gewone
ontwikkelingsinvloeden / leerkrachteneffecten
Maar!
o Effect sizes zijn gemiddelden
o Huiswerk: d = 0.29
o Maar bij lager onderwijs: d = 0.13
o Bij hoger secundair onderwijs: d = 0.73 -> ander beeld!
Meta-analyse
Zijn samengenomen over verschillende studie heen
De ene studie is de ander niet, veel details vallen weg.
Quote: “Uiteindelijk test een leerkracht het best zelf of zijn of haar beslissing ‘werkt’ in de eigen
context, bij de eigen leerlingen, het eigen vak…” (Valcke 2023)
LEREN EN INSTRUCTIE VIA VERSCHILLENDE DIMENSIES
DIMENSIES
1. Actoren
Leerlingen