Wo: ruimte
Examenvoorbereiding
1. Ruimte
1.1 Voorstelling van de leefwereld
1.1.1 Eindtermen
1. weet welke soorten plattegronden, kaarten, luchtfoto's en andere
afbeeldingen van de leefwereld er bestaan en welke bruikbaar zijn
voor de lagere school
2. vlot kaarten kan lezen en gebruiken om de weg te vinden, gegevens op
te zoeken, elementen te situeren en te lokaliseren
3. inziet dat landschapselementen op kaarten voorgesteld worden door
symbolen en dat in de legende staat met welk symbool een
landschapselement op de kaart voorgesteld wordt
4. de belangrijkste kaartsymbolen die er gebruikt worden op
topografische kaarten, wandkaarten, wegenkaarten en kaarten in
atlassen kent
5. inziet wat schaal is, welke schaalaanduidingen er bestaan en
verschillende soorten toepassingen op de schaal kan maken
6. weet hoe de derde dimensie nl. de hoogte kan voorgesteld worden op
een kaart
7. inziet welke voordelen luchtfoto's ten opzichte van kaarten hebben
8. weet hoe het kaartbegrip bij kinderen groeit van de kleuterschool tot
en met het 6de leerjaar
9. een goede mentale kaart en een goed beeld hebt van de eigen
woonomgeving, de eigen provincie, Vlaanderen, België, Europa en de
wereld
10. de juiste betekenis van begrippen kent
uitgangspunten eindtermen WO (3H)
handen
hoofd
hart
,wat moet je als leerkracht kunnen?
• Afbeeldingen van de leefwereld (kaart, foto, globe,…)
• Kaarten lezen en gebruiken
• Symbolen en legende lezen
• Kennis en toepassingen op schaal
• Juiste betekenis van begrippen kennen en hanteren
• Kaartbegrip bij kinderen stimuleren
Kinderen die de afstand inschatten
• korte afstanden
o al een realistisch afstandsbegrip
• grotere afstanden
o veel moeilijker.
1.1.2 Van bol naar kaart
Wat gebeurt er als we de aarde voorstellen op een plat
vlak
Fouten
o Afstanden
o Vormen
o Oppervlaktes
Hoe komt dit
De aarde perfecte bol
Verschillende soorten
kaarten
Kaart van Peters
o Oppervlakte goed
o Continenten zijn vervormd
Kaart van Mercator
o Juiste vorm
o Oppervlaktes fout
o Ontdekkingsreizen
Cantersprojectie
o Verkleind fouten
Opdracht
Pagina 109 – 110
, 1.1.3 Plaatsbepaling
Verschillende manieren om een plaats te bepalen.
Matrix/grid
o Letters
o Getallen
o 2de graad lager onderwijs
Geografische coördinaten
o 2 getallen
o 1e = breedteligging
Noorder- of Zuiderbreedte
o 2de = lengteligging
Ooster- of Westerlengte
Coördinaat = punt op de aardbol dat precies is bepaald door de lengte-en
breedteligging.
Nulpunt = de kruising tussen de evenaar en de nulmeridiaan.
Opdracht
Pagina 112
Didactische tips
Aarde = appel
o Steeltje = zuidpool
o Kroontje = noordpool
Blauwe ballon
o Teken evenaar
o Teken nulmeridiaan
o Teken de wereld delen
Examenvoorbereiding
1. Ruimte
1.1 Voorstelling van de leefwereld
1.1.1 Eindtermen
1. weet welke soorten plattegronden, kaarten, luchtfoto's en andere
afbeeldingen van de leefwereld er bestaan en welke bruikbaar zijn
voor de lagere school
2. vlot kaarten kan lezen en gebruiken om de weg te vinden, gegevens op
te zoeken, elementen te situeren en te lokaliseren
3. inziet dat landschapselementen op kaarten voorgesteld worden door
symbolen en dat in de legende staat met welk symbool een
landschapselement op de kaart voorgesteld wordt
4. de belangrijkste kaartsymbolen die er gebruikt worden op
topografische kaarten, wandkaarten, wegenkaarten en kaarten in
atlassen kent
5. inziet wat schaal is, welke schaalaanduidingen er bestaan en
verschillende soorten toepassingen op de schaal kan maken
6. weet hoe de derde dimensie nl. de hoogte kan voorgesteld worden op
een kaart
7. inziet welke voordelen luchtfoto's ten opzichte van kaarten hebben
8. weet hoe het kaartbegrip bij kinderen groeit van de kleuterschool tot
en met het 6de leerjaar
9. een goede mentale kaart en een goed beeld hebt van de eigen
woonomgeving, de eigen provincie, Vlaanderen, België, Europa en de
wereld
10. de juiste betekenis van begrippen kent
uitgangspunten eindtermen WO (3H)
handen
hoofd
hart
,wat moet je als leerkracht kunnen?
• Afbeeldingen van de leefwereld (kaart, foto, globe,…)
• Kaarten lezen en gebruiken
• Symbolen en legende lezen
• Kennis en toepassingen op schaal
• Juiste betekenis van begrippen kennen en hanteren
• Kaartbegrip bij kinderen stimuleren
Kinderen die de afstand inschatten
• korte afstanden
o al een realistisch afstandsbegrip
• grotere afstanden
o veel moeilijker.
1.1.2 Van bol naar kaart
Wat gebeurt er als we de aarde voorstellen op een plat
vlak
Fouten
o Afstanden
o Vormen
o Oppervlaktes
Hoe komt dit
De aarde perfecte bol
Verschillende soorten
kaarten
Kaart van Peters
o Oppervlakte goed
o Continenten zijn vervormd
Kaart van Mercator
o Juiste vorm
o Oppervlaktes fout
o Ontdekkingsreizen
Cantersprojectie
o Verkleind fouten
Opdracht
Pagina 109 – 110
, 1.1.3 Plaatsbepaling
Verschillende manieren om een plaats te bepalen.
Matrix/grid
o Letters
o Getallen
o 2de graad lager onderwijs
Geografische coördinaten
o 2 getallen
o 1e = breedteligging
Noorder- of Zuiderbreedte
o 2de = lengteligging
Ooster- of Westerlengte
Coördinaat = punt op de aardbol dat precies is bepaald door de lengte-en
breedteligging.
Nulpunt = de kruising tussen de evenaar en de nulmeridiaan.
Opdracht
Pagina 112
Didactische tips
Aarde = appel
o Steeltje = zuidpool
o Kroontje = noordpool
Blauwe ballon
o Teken evenaar
o Teken nulmeridiaan
o Teken de wereld delen