Professor Pollefeyt Didier
Samenstelling van het eindpunt, examenmodaliteiten en voorwaarden om
examen te kunnen afleggen:
1. Mondeling examen met schriftelijke voorbereiding: 75%
Het mondeling examen bestaat uit drie vragen:
Vraag 1 uit het theoretische gedeelte van de cursus (25%)
Vraag 2 uit het theoretisch gedeelte van de cursus (25%)
Vraag 3 bij het lesvoorbereidingsformulier: deze vraag kan uit
verschillende vragen bestaan refererend aan verschillende
deelaspecten van het didactisch opbouwwerk (25%)
2. Lesvoorbereidingsformulier: 20%
Het lesvoorbereidingsformulier wordt beoordeeld aan de hand
van de checklist voor de lesvoorbereiding (zie cursus).
Het lesvoorbereidingsformulier (inclusief bijhorende
lesblaadjes en toets) wordt op voorhand ingediend (via e-mail).
De indiendatum voor reguliere studenten is telkens ten laatste
op de maandag voor de start van de examenzittijd waarin de
student een punt wenst te behalen. De indiendatum voor
werkstudenten is ten laatste vijf werkdagen voor het examen.
De student is verantwoordelijk voor het vragen van
bevestiging van ontvangst.
3. Eén reactie op Thomas discussieruimte gepost: 5%
De reactie wordt op voorhand ingediend (via e-mail).
De reactie op Thomas wordt beoordeeld op een correcte
weergave van standpunten en de eigen creatieve inbreng.
https://www.kuleuven.be/thomas/page/communities/
viewtopic/182917/9592/
4. Vorderingsplan resultaat: pass/fail
Het jaarvorderingsplan wordt afgegeven bij het begin van het
mondelinge examen
Jaarvorderingsplan: je maakt één klas aan voor het huidige
schooljaar en je maakt één les aan voor deze klas met titel,
omschrijving en tijdsaanduiding en vervolgens geef je ook aan
welke terreinen en doelen je behandelt in deze les.
Vervolgens maak je een PDF van de getailleerde weergave,
drukt het af en neemt het mee naar het examen.
5. PKG Schaal resultaat: pass/fail
Het resultaat van de eigen PKG Schaal wordt afgegeven bij het
begin van het mondelinge examen.
1
,Deel 1: Een ontwikkelingspsychologisch
perspectief op geloofsgroei
Hoofdstuk 1: Geloofsontwikkeling volgens het model
van James Fowler
1. Inleiding: Fowlers model
Belangrijkste werk: Stages of Faith (wereldwijd invloedrijk, maar
ook veel kritiek).
Uitgangspunt:
o geloofsontwikkeling is een universeel proces
o De psychologische ontwikkelingen van Piaget (denken) en
Kohlberg (moraal) vormen de basis voor Fowlers
geloofsontwikkeling
➡️het geloof groeit mee met de ontwikkeling van het
verstand en het moreel bewustzijn.
Breed geloofsbegrip (“faith”) = het fundamentele
vertrouwen of zoeken naar zin, betekenis en samenhang in
het leven.
o Niet enkel Religieus, ook Existentieel of Spiritueel.
o Iedereen heeft “faith” → “Niet-gelovig zijn” bestaat volgens
Fowler niet.
2. Theoretische basis
1. Cognitieve ontwikkeling (Piaget): vier opeenvolgende stadia,
die telkens een ander niveau van redeneren tonen.
2
, 2. Morele ontwikkeling (Kohlberg): drie niveaus
3. Faith development: Fowler ziet geloofsontwikkeling als een
psychologisch groeiproces, net zoals Piaget en Kohlberg, maar
focust op de existentiële dimensie van de mens: Structurele
dimensies van geloofsontwikkeling
3. De zes stadia van geloofsontwikkeling
De structurele dimensies bepalen hoe iemand elk stadium beleeft:
3
, Algemene kenmerken:
Ontwikkeling in fasen, maar geen automatische overgang,
afhankelijk van crises, ervaringen, sociale context.
Inclusief model (nieuwe fase bouwt voort op vorige, geen radicale
breuk).
Regressie mogelijk (terugvallen naar eerdere fase).
Niet iedereen doorloopt alle fasen (±80% blijft steken in fase 3).
0. Undifferentiated faith (0–2 jaar) - niet gedifferentieerd
Kernzin: “Ik ben mijn ervaring.” In deze allereerste levensfase is het
kind nog volledig één met zijn omgeving — vooral met de moeder of
verzorger. Er is nog geen onderscheid tussen “ik” en “de ander”.
Ontwikkelingskenmerken:
o Basisvertrouwen
o Hoop
o autonomie ontwikkelen
Risico: Als het kind geen veilige hechting ervaart (verwaarlozing,
inconsistentie, misbruik …), kan dat leiden tot angst, wantrouwen
of innerlijke onrust —
een beschadigde basis voor latere geloofsontwikkeling.
Overgang naar fase 1: leren van taal en symbolen.
1. Intuitive-projective faith (2–6/7 jaar) - Intuïtief-projectief geloof
Kernzin: “Ik ben mijn impuls.”
Betekenis van de naam
o “Intuïtief” het kind reageert vooral op gevoel, indruk en
verbeelding, niet op logisch denken.
o Projectief” het kind projecteert innerlijke gevoelens
(vreugde, angst, woede) op de buitenwereld.
Ontwikkelingskenmerken
o Fantasie en verbeelding overheersen: De wereld van het
kind is magisch — alles leeft, alles heeft betekenis. God,
4