Inleiding ....................................................................................................................................... 3
Depressieve stemmingsstoornissen ............................................................................................10
Depressieve stoornis ...................................................................................................................... 10
Perisisterende depressieve stoornis (dysthymie) ............................................................................. 23
Premenstruele stemmingsstoornis ................................................................................................. 24
Bipolaire stoornis ........................................................................................................................25
Peripartumstoornissen ................................................................................................................33
Kraamtranen .................................................................................................................................. 33
Peripartum depressie ..................................................................................................................... 33
Peripartum psychose ..................................................................................................................... 33
Stoornissen in het gebruik van middelen ......................................................................................34
Diagnose ....................................................................................................................................... 34
Epidemiologie ................................................................................................................................ 36
Neurobiologie ................................................................................................................................ 36
Gebruik – intoxicatie – ontwenning .................................................................................................. 37
Behandeling .................................................................................................................................. 40
Angststoornissen ........................................................................................................................44
paniekstoornis ............................................................................................................................... 46
agorafobie ..................................................................................................................................... 46
Sociale angst stoornis .................................................................................................................... 47
Specifieke fobie ............................................................................................................................. 47
Gegeneraliseerde angststoornis ..................................................................................................... 47
Differentiatie van angststoornissen: ................................................................................................ 48
Differentiaal diagnose .................................................................................................................... 48
Behandeling .................................................................................................................................. 49
Dwangstoornissen ......................................................................................................................51
Obsessief-compulsieve stoornis ..................................................................................................... 51
Morfodysfore stoornis .................................................................................................................... 55
Verzamelstoornis ........................................................................................................................... 55
Psychotische stoornissen ............................................................................................................56
wat is een psychose ....................................................................................................................... 56
1
,DD................................................................................................................................................. 57
Schizofrenie ................................................................................................................................... 59
Prevalentie .................................................................................................................................. 59
Diagnostische criteria en symptomen .......................................................................................... 59
Beloop ........................................................................................................................................ 60
Risicofactoren ............................................................................................................................. 60
Pathogenese ............................................................................................................................... 61
Behandeling ................................................................................................................................ 63
2
,INLEIDING
Wat is psychiatrie
- Psychiatrie = medisch specialisme dat zich bezighoudt met ptzorg, wetenschappelijk onderzoek en
onderwijs op het gebied van psychiatrische ziekten
- Psychiatrische ziekten = aandoeningen die zich kenmerken door een afwijking in psychiatrische
functies en die gepaard gaan met een lijdensdruk en/of sociale dysfunctie
- Psychische functies = trias psychica
o Cognitieve domein: denken, waarnemen (‘denken’)
o Affectieve domein: gevoelsleven (‘voelen’)
o Conatieve domein: motivatie, wil (‘willen’)
- Denken
- Waarnemen
- Bewustzijn
Cognitief
- Aandacht
Logos
- Oriëntatie
- Geheugen
- Intellectuele functies
Affectief - Affect = onmiddellijke emotie Bv op begrafenis: stemming = somber, verdrietig,
maar op rouwmaaltijd haal je fijne momenten op en
Thymos - Stemming = langetermijns emotie kan je eens lachen à affect = vrolijkheid
- Wil
Conatief - Motivatie
Eros - Psychomotoriek
- Gedrag
Er kan iets in die 3 domeinen mislopen à maar niet omdat er iets misloopt, dat je daarom psychiatrisch ziek
bent, het is namelijk de combinatie van symptomen of stoornissen id verschillende domeinen die een
psychiatrische ziekte vormen
Wanneer is iets afwijkend?
- Waan vs extreme overtuiging
- Hallucinaties vs vergissing
- Grens tussen normaal en abnormaal is maatschappelijk en cultureel bepaald
o Bv uitspraak die wij als ‘abnormaal’ bestempelen, maar in andere culturen juist normaal is en
coping mechanisme is
3
,Interactief gelaagd model: psychiatrische stoornis is niet het gevolg van één oorzaak, maar moet begrepen
worden vanuit verschillende lagen:
- Psychologisch
- Biologisch
- Relationeel
- Sociaal
Obv verkenning van al die lagen oorzaken en behandelingen vinden
+ er wordt altijd ook gekeken naar de mens achter de stoornis: de patiënt als mens proberen begrijpen (hangt
ook af vd psychiater als persoon zelf, hoe hij de patiënt ziet)
Interactief gelaagd model:
Blauw = sociaal à mogelijke verklaringen vr sympt
hier te vinden bv zieke omgeving
Groen = persoonsniveau à trias psychica evalueren:
kijken welke functies verstoord zijn obv de sympt die
de pt heeft
Oranje = biologisch à mogelijke verklaringen vr
sympt hier te vinden bv stoornis in een hersencircuit
Al die niveaus beïnvloeden elkaar
Interactief gelaagd model toegepast vr depressie:
4
,Interactief gelaagd model toegepast vr behandeling van depressie:
Indien problemen gevonden op sociaal niveau: die
problemen dan gaan aanpakken: therapie vr
gezin/relatie, integratie in maatschappij bevorderen,
existentiële therapie...
Indien niet veel problemen gevonden op sociaal niveau à
vaak problemen op biologisch niveau en dit dan gaan
behandelen dmv neuromodulatietechnieken, antidepressiva
Vaak ook interactie id behandelmethoden: zowel psychotherapeutisch als medicamenteus omdat beide elkaar
knn bevorderen
Het psychiatrisch onderzoek
Observatie:
- Uiterlijk à verzorgd/onverzorgd, bijzonderheden kledij/kapsel/make-up, ouder/jonger dan
kalenderleeftijd...
- Contactname à wijze van begroeten, wederkerigheid van contact, contactgroei?, ...
- Houding vd pt à vriendelijk, kil, prikkelbaar, schuchter, manipulerend...
- Klachtenpresentatie à met gevoel, overdreven, onverschillig, zakelijk...
- Gevoelens/reacties bij onderzoeker à hoe ervaar je de pt en welke gevoelens wekt de pt bij je op
o Zegt iets over jou als persoon
o Zegt iets over hoe echt/onecht de persoon overkomt à doortrekken nr zijn omgeving
Anamnese:
- Lijkt sterkt op somatische anamnese, met het verschil dat je hier moet afgaan op subjectieve
symptomen
- 6 onderdelen
o Speciële anamnese
o Algemene psychiatrische anamnese
o Psychiatrische VG en familie-anamnese
o Somatische anamnese en lichamelijk onderzoek
o Sociale anamnese
o Ontwikkelingsanamnese
5
, Speciële anamnese Zorgvuldige bevraging vd hoofdklacht
- Laten vertellen
- Open vragen
- Authentieke interesse tonen
- Aanmoedigen meer te zeggen over moeilijke thema’s
Algemene 3 psychopathologische domeinen bevragen + terwijl pt ook goed observeren:
psychiatrische
anamnese - Cognitieve:
o Bewustzijn, aandacht en oriëntatie
§ Lichte bwzdaling, somnolent, soporeus
§ Verhoogde afleidbaarheid, hypervigiliteit
o Geheugen à LTG, KTG
o Intellectuele functies à milde/matige/ernstige intellectuele
beperking
o Denken
§ Incoherent
§ Gedachtenstop
Gedachtenvlucht
§ Stoornis in het denken = wanen
§ Dwanggedachten
§ Suïcidaliteit (passief en actief)
o Waarnemen à stoornis in het waarnemen = hallucinaties
- Affectieve:
o Stemming à eufoor, depressief, dysfoor (boosachtig,
prikkelbaar), anhedonie
o Affect à labiel (snel wisselende emoties), vlak, inadequaat
(ongepaste emoties gezien de context), gespannenheid,
prikkelbaarheid, angst, paniekaanvallen, fobieën,
vermijdingsgedrag
- Connatieve:
o Psychomotoriek
§ Psychomotore agitatie en versnelling (beweegt snel
vanuit onrustig gedreven gevoel)
§ Psychomotore retardatie (beweegt weinig/geremd),
§ Katatonie (uitgesproken motorische retardatie met
hypertonie vd spieren
o Motivatie en gedrag
§ Middelengebruik à heel concreet in kaart brengen
§ Eetgedrag à idem
§ Dwanghandelingen à idem
6