BW=nieuwe
OBJECTIEVE RECHT EN ELEMENTEN V PUBLIEKRECHT
DEEL 1. HET OBJECTIEVE RECHT
H1. OBJ EN SUBJ RECHT
1.1 RECHT EN RECHTEN (doctor utriusque iuris doctor in beide rechten=
wereldlijke privaatrecht en kerkelijke canonieke recht)
1. Recht: individuele aanspraak die een persoon heeft (rechten vd mens) of
geheel v rechtsregels die in een samenleving gelden (Belgisch recht)
2. Relatief in tijd en ruimte: evolueert zoals de samenleving waarin het
recht geldt, nieuwe wetten w aangenomen of bestaande wetten
veranderen. Ook de wijze waarop rechters recht spreken kan veranderen.
Recht is ook nationaal gegeven: elke staat eigen rechtssysteem wetten
en regels per land gemaakt en toegepast. Een staat is zelfstandig en
beslist zelf over zijn wetten dat zelfstandige beslissingsrecht=
soevereiniteit. Doordat er soevereiniteit heerst, zijn er verschillen in het
recht tussen bepaalde landen, zo kunnen regels rond LGBTQ+ anders zijn
in versch landen.
3. Obj recht (le droit objectif) : geheel v rechtsregels dat id samenleving
geldt, legt subj rechten v personen vast. Diverse rechtsbronnen (wetten,
rechtspraak). Rechtsdogmatiek= studie vh obj recht.
Subj recht (un droit subjectif) : aanspraak die een persoon kan laten
gelden namens het obj recht. Er is sprake ve subj recht indien dat steunt
op een regel uit het obj recht (art 1603 en 1604 in oud BW). Bv tgover het
recht vd koper op het goed, slaat de juridische verplichting vd verkoper om
het gekochte goed te leveren. Recht vaak geformuleerd in termen ve
verplichting voor een ander.
Een afspraak is gn recht, aanspraak moet toegelaten zn dr
wetboek. Koopovereenkomst=obj recht
1.2 HET OBJ RECHT= positieve recht (le droit positif)
4. Geen eensluidende definitie: het geheel a rechtsregels dat op een
bepaald moment op een bepaalde plaats v toepassing is. Om juiste
ordening te brengen ih geheel v maatschappelijke verhoudingen.
5. Kernelementen id definitie:
o Normatieve ordening: normen opleggen om chaos te voorkomen bv
ouders zn normatief verplicht om te zorgen vr kind.
o Geheel v regels en voorschriften.
o Uitgevaardigd dr of krachtens het maatschappelijk gezag: rechten
naleven want democratisch verkozen parlement.
o Afdwingbaar dr of krachtens het maatschappelijk gezag: sanctie v
staatswege en beroep op rechterlijke macht bv sanctie v
politierechtbank.
1
, Afspraken onder vrienden is nt afdwingbaar want moet onder de
regels vh obj recht vallen.
6. Abstract: omdat het is toegespitst op de rechtsregels (dat zijn regels en
voorschriften die dr een daartoe bevoegde overheid w uitgevaardigd,
toegepast en afgedwongen).
Studie vh obj recht= regelgeoriënteerde of doctrinaire benadering vh
recht. Law in books= zonder inzicht in concrete
naleving
Law in action= concrete gebruik vd regels (gedragsgeoriënteerde
benadering vh recht= geheel v regelmatige gedragingen die mensen
stellen wnr ze bepaalde maatschappelijke problemen aanpakken).
Rechtsdogmatiek= bestudeert om welke redenen burgers rechtsregels
naleven.
Regelgeoriënteerde benadering vh recht: meta-juridische studie= vanuit
andere blikken nr recht kijken bv hoe reageert een samenleving op wetten
en wrm houden mensen zich nt a wetten. Het onderzoekt ook welke
factoren bijdragen tot de totstandkoming v rechtsregels.
7. Statisch: het refereert aan het geldende recht op een bepaald ogenblik.
Het is onderhevig aan wijzigingen in tijd en ruimte, de wetgever wijzigt de
wetgeving in functie v nieuwe maatschappelijke noden of dr evoluties id
wijze waarop rechters het recht interpreteren en toepassen.
8. Materieel en formeel recht als onderscheiding binnen het obj
recht: Materieel= inhoud v rechtsregels: rechten en plichten,
voorwaarden vr het rechtsgeldig stellen v bepaalde handelingen, verboden
om bepaalde handelingen te stellen…
Formeel= bepaalt diverse procedures om het materiële recht af te dwingen
en te handhaven.
1.3 DE SUBJECTIEVE RECHTEN
1.3.1 BEGRIP
9. Definitie: recht bekeken op niveau en vanuit het perspectief vd
persoon(=rechtssubject) die een bepaalde juridische aanspraak heeft.
Subjectief recht is een door het objectieve recht bekrachtigde bevoegdheid
of aanspraak die een rechtssubject (individu) op een bepaalde zaak of
jegens een bepaalde persoon kan uitoefenen om zijn of haar eigen
doelstellingen te verwezenlijken. Tegenover aanspraak staat juridische
verplichting en het is dus recht en plicht als tegenpolen.
10. Door het obj recht toegekend: rechtsregels uit het obj recht
bepalen welke subj rechten een persoon bezit. (Art 3.5 BW juridische
aanspraken en bevoegdheden v eigenaar op eigendom, als eigenaar heb je
de meest ruime rechten). Grondrecht = fundamenteel recht als het recht w
erkend in de GW of in een internationaal verdrag over mensenrechten.
11. Belangen waar geen juridisch afdwingbaar subj recht tegenover
staat, juridisch beschermd. bv belang v kind om in veilige omgeving op te
groeien maatregelen v jeugdrechter zoals schadevergoeding
2
,1.3.2 VERSCHEIDENHEID A SUBJ RECHTEN
12. Verscheidenheid a bevoegdheden en aanspraken: diverse
gradaties in heerschappij
13. !!! (wie is het, leg uit: ) Legal conceptions (4) v Wesley
Hohfeld: rechtsfilosoof 19-20e eeuw, duidt op type relaties tss personen
14. Aanspraak (claim): tgover recht staat plicht, plichten zn
juridisch verankerd en een inbreuk tg een plicht geeft aanleiding tot
aansprakelijkheid.
15. Vrijheid (privilege): het rechtssubj krijgt de vrijheid om iets
te doen, zonder verplichting. bv eigenaar v fiets kiest of hij fietst of niet.
Overheid kan beperking opleggen om openbare orde te bewaren/…
16. Macht of bevoegdheid (power): rechtssubj hft
bevoegdheid om aanspraken en vrijheden ih leven te roepen=
Gestaltungsrecht. Bv testament (persoon X w eigenaar v spullen v persoon
Y en zo wijzigt Y het vermogen v X)
17. Immuniteit (immunity): beschermt tg macht v anderen om
een aanspraak of vrijheid te wijzigen. Bv een contractpartij kan nt zomaar
de voorwaarden vh contract eenzijdig wijzigen, hier hft die nt de macht
toe. Subj rechten kunnen in private context of in verhouding burger-
overheid.
1.3.3 DE RECHTSREGELS EN HET SUBJ RECHT
A. HYPOTHETISCHE VORM
18. Hypothetische vorm als gedragsnorm (toepassingen- en
interpretatievragen): art. 6.5 BW over extra-contractuele
aansprakelijkheid “…aansprakelijk vr de schade door zijn fout
veroorzaakt…”. Schade en fout staan in causaal verband dus
juridische aansprakelijkheid vd veroorzaker vd schade. Benadeelde
heeft subj recht op schadeloosstelling.
19. Tot leven id toepassing: nagaan welke concrete feiten en
gedragingen daadwerkelijk aanleiding geven tot schadevergoeding. Fout?
Schade door fout of andere oorzaken? lezing v wettekst volstaat niet
dus nr toepassing kijken.
B. HET RECHTSSUBJECT
20. Begrip: degene voor wie de rechtsnorm gevolgen teweegbrengt of
degene a wie het obj recht mogelijke rechten toekent en verplichtingen
oplegt. Drager v rechten en verplichtingen.
o Natuurlijke/ fysieke persoon (une personne physique)
o Rechtspersoon (une personne morale)
3
, 1) De natuurlijke persoon
21. Elke mens is natuurlijk persoon en rechtssubj, een menselijke
persoon mag nooit als volledig in rechte onbestaand beschouwdt w.
Burgerlijke dood afgeschaft in 1831(inwerkingtrede Belg GW) zij
verloren rechts-en handelingsbekwaamheid + vermogen +
huwelijksstatus, slavernij verboden.
22. Rechtsbekwaam (geschiktheid om houder te zijn v subj rechten
→iedereen) en handelingsbekwaam (bekwaamheid om
rechtshandelingen te stellen). Minderjarige kan gn huis kopen wnt nt
handelingsbekwaam. Nt ied is handelingsbekwaam want minderjarigen,
handicappen…
23. Alleen de mens: Art 3.39 “dieren; gevoelsvermogen en biologische
noden” (wettelijke bepalingen ter bescherming v dieren en openbare orde)
antropocentrische benadering: dieren en planten als rechtsobj voorwerp
v subj recht maar genieten geen subj rechten. Het betreft beperkingen v
subj rechten vd mens op natuur en dier.
Art 6.17 BW: “bewaarder v dier is foutloos aansprakelijk vr veroorzaakte
schade dr dier.”
2) De rechtspersoon (=juridische fictie, subject v rechten en
plichten)
24. Begrip: groepering v rechtssubjecten of een voor een bepaald doel
afgescheiden vermogen (geld) die ten aanzien vh recht behandeld w als
zelfstandige eenheid. Privaatrechtelijk of publiekrechtelijk.
25. Publiekrechtelijke rechtspersonen: dr de overheid opgerichte
rechtspersonen met het oog op publieke dienstverlening. Bv Belgische
Staat, gewesten, gemeenschappen, provincies, Proximus, stad
Antwerpen…
26. Privaatrechtelijke rechtspersonen (une personne morale de
droit privé): opgericht op privaat initiatief= venootschappen, vzw en
stichtingen rechtsvorm beheerst dr Wetboek v Vennootschappen en
Verenigingen (WVV, le Code des sociétés et des associations).
Vennootschap (une société): opgericht bij rechtshandeling dr 1 of meer
vennoten die inbreng doen met als doel vermogensvoordeel uitkeren aan
vennoten.
Vennootschapsvormen met rechtspersoonlijkheid vermindert in 2019 tot
VOF (onder firma), CommV(commanditaire) , B(esloten)V, NV,
C(oöperatieve)V. Alle anderen zijn feitelijke verenigingen.
VZW (une association sans but lucratif): 2 of meer personen,
belangeloos doel zonder uitkering v vermogensvoordeel aan leden.
Stichting (une fondation): rechtspersoon zonder leden waarvan het
vermogen w bestemd om een belangeloos doel na te streven en zonder
uitkering a stichters of bestuurders. Geld staat dus vr onbepaalde tijd vast.
Kan zowel van openbaar nut (wetenschappelijk, religieuze, artistieke…
4