DEEL 1: HET OBJECTIEVE RECHT
HOOFDSTUK 1: OBJECTIEF EN SUBJECTIEF RECHT
1.1 RECHT EN RECHTEN
Recht - Recht is overal aanwezig in onze samenleving. Het woord “recht” kan verschillende
betekenissen hebben. Het kan betekenen dat iemand iets mag doen of ergens recht op heeft
(individuele aanspraak): de rechten van de mens. Of “recht” kan ook verwijzen naar het geheel van
rechtsregels die in een samenleving gelden (zoals het Belgisch recht), of naar een deel ervan dat van
toepassing is op een bepaald domein van het maatschappelijk leven (bv. het milieurecht). Hoewel
recht overal voorkomt, bestaat er geen duidelijke en algemene definitie van wat "recht" precies
betekent.
Relatief in tijd en ruimte - Bovendien is recht geen statisch onveranderlijk gegeven, maar is het
relatief in tijd en ruimte. Het recht evolueert mee met de samenleving. Nieuwe wetten worden
gemaakt, oude worden aangepast, en ook de wijze waarop rechters recht spreken kan over de tijd
wijzigen. Recht is in het bijzonder ook een nationaal gegeven. Het hoort meestal bij 1 bepaald land.
Elk land maakt zijn eigen wetten als teken van zijn soeverein staatsgezag. Daarom verschillen wetten
van land tot land, zoals het Belgische recht of het Duitse recht. Landen werken samen en maken ook
regels die voor meerdere landen gelden. Dat noemen we internationaal recht, en dat kan wereldwijd
zijn (zoals bij de VN), regionaal (zoals in de EU) of tussen enkele landen onderling (bilaterale of
multilaterale relaties). Door die samenwerking gaan de wetten van verschillende landen soms meer op
elkaar lijken (harmonisatie). De landen proberen hun wetten beter op elkaar af te stemmen
Objectief recht en subjectieve rechten - Om recht goed te begrijpen, moet je 2 belangrijke
begrippen kennen: objectief recht en subjectieve rechten. Het objectieve recht verwijst naar het geheel
van rechtsregels dat in de samenleving geldt. Dat objectief recht bepaalt, onder meer, de subjectieve
rechten van personen. Een subjectief recht is een persoonlijk recht (aanspraak) dat iemand kan
gebruiken omdat de wet (objectieve recht) dat toestaat. Je hebt alleen een subjectief recht als het
gebaseerd is op een wet of regel uit het objectieve recht vb. als je iets koopt, heb je als koper het recht
dat de verkoper het product levert (subjectief recht), omdat dit in de wet staat (art. 1603 en 1604 oud
BW). Tegenover dat recht van de koper, staat de juridische verplichting van de verkoper om het
gekochte goed te leveren. De wetgever formuleert een recht vaak in termen van een verplichting voor
een ander, zoals in dit voorbeeld van de koop. Artikel 1604, eerste lid oud BW luidt: "De verkoper
moet aan de koper een zaak leveren die met de overeenkomst in overeenstemming is." Uit deze
verplichting voor de verkoper tot levering volgt het subjectieve recht van de koper op levering.
1.2 HET OBJECTIEVE RECHT
Geen eensluidende definitie – In een samenleving geldt er recht. Recht is dus een maatschappelijk
fenomeen. Het recht dat in een samenleving aanwezig is, is het objectieve recht: het geheel aan
rechtsregels dat op een bepaald moment op een bepaalde plaats van toepassing is. Hiernaar wordt ook
verwezenlijkt als het positieve recht.
Kernelementen in de definitie - Er is geen unieke definitie van het objectieve recht, maar er zijn wel
kernelementen die het objectieve recht beschrijven:
- recht is gericht op de normatieve ordening in en van de samenleving
- recht is een geheel van regels en voorschriften
1
, - recht is uitgevaardigd door of krachtens het maatschappelijk gezag
- recht is afdwingbaar door of krachtens het maatschappelijk gezag
Abstract - Het objectief recht is abstract omdat het vooral gaat over de rechtsregels zelf. Rechtsregels
zijn regels en voorschriften die de bevoegde overheid maakt, toepast en afdwingt. Wie het objectief
recht bestudeert, kijkt vooral naar de regels zelf en hun samenhang met andere rechtsregels; dit
noemen we een regelgeoriënteerde of doctrinaire benadering van het recht. Men kijkt naar de wetten
zoals ze geschreven staan (“law in books”), maar niet naar hoe mensen die wetten echt gebruiken of
naleven (“law in action”). Het echte gebruik en naleving van wetten bestudeert men bij de
gedragsgeoriënteerde benadering. Deze benadering ziet het recht als een geheel van gedragingen die
mensen stellen om bepaalde maatschappelijke problemen aan te pakken. Die 2 benaderingen van het
recht (law in books en law in action) beïnvloeden ook hoe men recht bestudeert. De rechtsdogmatiek
onderzoekt objectief recht op een wetenschappelijke manier. Wie recht als sociaal verschijnsel
bestudeert, doet meta-juridisch onderzoek. Meta-juridisch onderzoek kijkt verder dan wetten of
uitspraken en onderzoekt hoe wetten ontstaan, hoe ze werken en hoe ze worden nageleefd. Deze meer
empirische benadering gebeurt vanuit diverse disciplinaire invalshoeken als antropologie, economie,
filosofie, geschiedenis, politicologie, psychologie, sociologie of taalkunde.
Statisch - Het objectieve recht is daarnaast ook een statisch gegeven. Het betekent het recht dat op
een bepaald moment geldig is. Maar dat wil niet zeggen dat het altijd hetzelfde blijft. Het objectief
recht verandert mee met de tijd en de samenleving. Een deel van de wetten die je tijdens je
rechtenstudie leert, kan na je studie alweer veranderd zijn, omdat de wetgever de regels aanpast aan
nieuwe maatschappelijke behoeften of omdat rechters de wetten anders gaan toepassen. Een jurist
moet daarom zijn hele leven blijven leren
Materieel en formeel recht - Binnen het objectieve recht maken we een onderscheid tussen materieel
recht en formeel recht. Materieel recht gaat over de inhoud van de wetten en regels zelf. Het materieel
recht bevat bijvoorbeeld de rechten en plichten van personen, de voorwaarden voor het rechtsgeldig
stellen van bepaalde handelingen, de verboden om bepaalde handelingen te stellen, en de gevolgen
van die handelingen of van bepaalde gebeurtenissen. Het formeel recht beschrijft hoe je de regels van
het materiële recht kunt afdwingen en handhaven bv. de regels van het privaatrechtelijk procesrecht
om geschillen tussen private personen op te lossen, regels van het strafprocesrecht om strafrechtelijke
inbreuken te beteugelen en de regels van het bestuurlijke procesrecht voor de geschilbeslechting met
publieke overheden.
1.3 DE SUBJECTIEVE RECHTEN
1.3.1 BEGRIP
Een subjectief recht bekijkt het recht vanuit het perspectief van een persoon (rechtssubject) die een
juridisch recht of aanspraak heeft. Volgens Van Gerven is een subjectief recht een bevoegdheid
(heerschappij) die het objectieve recht aan een persoon geeft om zijn of haar behoeften of belangen te
beschermen. Het is een door het objectieve recht bekrachtigde bevoegdheid of aanspraak dat iemand
kan gebruiken op een ding of tegenover een ander persoon om zijn of haar doelen te bereiken. Bij dat
recht hoort meestal een verplichting voor iemand anders. Die verplichting is vastgelegd in de wet en
kan voor de rechter worden afgedwongen door degene die er recht op heeft.
Door het objectieve recht toegekend - Het objectieve recht en een subjectief recht zijn met elkaar
verbonden. De rechtsregels uit het objectieve recht bepalen welke subjectieve rechten een persoon
2
,bezit. Zonder een regel uit het objectieve recht is er geen sprake van een subjectief recht. Om
bijvoorbeeld te weten welke juridische aanspraken een eigenaar op zijn eigendom kan maken, moet
worden gekeken naar art. 3.50 BW. Die regel uit het objectieve recht bepaalt de aanspraken en
bevoegdheden van de eigenaar: het eigendomsrecht geeft de eigenaar het recht om zijn eigendom te
gebruiken, ervan te genieten en ermee te doen wat hij wil. De eigenaar mag alles met zijn eigendom
doen, behalve wat de wet of de rechten van anderen verbieden. Meestal bepaalt de wetgever het
bestaan van een subjectief recht en de draagwijdte ervan. Als het recht wordt erkend in de Grondwet
of in een internationaal verdrag over mensenrechten, is er sprake van een grondrecht of een
fundamenteel recht.
Belangen - Het recht beschermt niet alleen subjectieve rechten, maar ook belangen waarvoor geen
juridisch afdwingbaar subjectief recht bestaat. Belangen kunnen ook door de wet beschermd worden.
Bijvoorbeeld: het belang van een kind om veilig en met liefde op te groeien kan een jeugdrechter laten
ingrijpen. Als iemands belangen op een onrechtmatige manier worden geschaad, kan die persoon een
schadevergoeding krijgen.
1.3.2. VERSCHEIDENHEID AAN SUBJECTIEVE RECHTEN
Verscheidenheid - Subjectieve rechten bevatten verschillende bevoegdheden en aanspraken die
personen kunnen hebben. Deze rechten geven de eigenaar of titularis verschillende graden van
zeggenschap. Sommige subjectieve rechten geven iemand controle over een bepaald goed of over het
gedrag van 1 of meerdere andere personen. Bijvoorbeeld: een verkoper moet het verkochte goed aan
de koper leveren. Aan de andere kant zijn er ook subjectieve rechten die iemand het recht geven om
door eenzijdige handeling iets te veranderen in zijn eigen situatie of in die van iemand anders.
Bijvoorbeeld: het sluiten van een overeenkomst waardoor een ander juridisch gebonden wordt, of het
weggeven van een goed. Niet elk subjectief recht geeft evenveel macht; de mate van controle verschilt
van geval tot geval.
Rechtsopvattingen van Wesley Hohfeld - Om de verschillende soorten subjectieve rechten beter te
begrijpen, maakte de Amerikaanse rechtsfilosoof Wesley Hohfeld (1879-1918) een onderscheid
tussen 4 soorten rechten. Elk type recht laat zien hoe mensen juridisch tegenover elkaar staan.
Hohfeld onderscheidt: aanspraak, vrijheid, bevoegdheid en immuniteit.
- Aanspraak (claim) - Een subjectief recht als aanspraak betekent dat iemand een recht heeft dat
tegenover iemand anders een plicht oplegt. Voorbeeld: een koper heeft recht op levering van
een product; de verkoper moet dit leveren. Die plichten zijn juridisch verankerd en een
inbreuk tegen een plicht geeft aanleiding tot aansprakelijkheid. Aanspraken gelden niet alleen
tussen personen, maar ook tegenover goederen: wie eigenaar is van iets, kan van anderen
eisen dat zij dit eigendom respecteren (plicht).
- Vrijheid (privilege) - Een subjectief recht als vrijheid betekent dat het rechtssubject iets mag
doen zonder verplichting, en het beperkt de vrijheid van anderen niet vb. de eigenaar van een
fiets mag zelf kiezen of hij ermee fietst of niet. Vaak wordt deze vrijheid beschermd door een
verplichting van anderen om niet in te grijpen in de uitoefening van die vrijheid (zie
immuniteit). De overheid kan regels stellen over hoe de vrijheid wordt uitgeoefend
(beperkingen) om de openbare orde of rechten van anderen te beschermen (legitiem doel).
- Macht of bevoegdheid (power) - Een subjectief recht als macht geeft het rechtssubject de
bevoegdheid of macht om aanspraken en vrijheden in het leven te roepen. In de Duitse
rechtstheorie wordt dit een Gestaltungsrecht genoemd, het recht om iets te vormen. Met zo’n
3
, recht kan iemand zelf, door een eenzijdige handeling, een juridische situatie
(rechtsverhouding) starten, wijzigen of stopzetten vb. iemand kan bij testament bepalen dat
een erfgenaam zijn bezit krijgt. Bij overlijden krijgt de erfgenaam het eigendomsrecht. De
erflater creëert dus een aanspraak voor de erfgenaam en een plicht voor anderen om dit recht
te respecteren.
- Immuniteit (immunity) - Recht als immuniteit beschermt het rechtssubject tegen de macht van
anderen om diens rechten of vrijheden te veranderen. Voorbeeld: fundamentele vrijheden
voorkomen dat de staat deze rechten zomaar kan afschaffen. In contracten kan een partij
immuniteit hebben tegen een andere partij die de voorwaarden niet eenzijdig mag veranderen.
Uit dit overzicht blijkt reeds dat subjectieve rechten zowel kunnen bestaan in een private context,
tussen individuen, als in de verhouding tussen de burger en de overheid.
1.3.3. DE RECHTSREGEL EN HET SUBJECTIEVE RECHT
A. Hypothetische vorm
Subjectieve rechten komen voort uit rechtsregels die deel uitmaken van het objectieve recht. Zo’n
rechtsregel heeft vaak een hypothetische vorm: ze zegt wat er gebeurt als bepaalde feiten zich
voordoen. Met andere woorden, de regel (gedragsnorm) koppelt bepaalde algemeen omschreven
feiten of handelingen aan bepaalde algemeen omschreven juridische gevolgen voor de mensen op wie
ze van toepassing is. Een voorbeeld is art 6.5 BW over buitencontractuele aansprakelijkheid: als
iemand een fout maakt en daardoor schade veroorzaakt bij een ander, dan is die persoon
verantwoordelijk en moet hij of zij de schade volledig vergoeden. Uit de rechtsfeiten "schade" en
"fout" die in een causaal verband staan, volgt, als rechtsgevolg, een juridische aansprakelijkheid voor
de dader.
Tot leven in de toepassing - Het objectieve recht krijgt pas echt betekenis wanneer iemand zijn
rechten uitoefent (opeist) of aangesproken wordt op zijn plichten. Pas dan wordt de algemene regel
toegepast op een concreet geval. Men kijkt dan of de feiten overeenkomen met wat in de wet
beschreven staat. Als dat zo is, volgen daaruit de rechtsgevolgen die de wet voorziet. Maar het
toepassen van zo’n eenvoudige regel is niet altijd makkelijk. Bij het voorbeeld van art. 6.5 BW moet
de rechter onderzoeken:
● Was er werkelijk sprake van een fout?
● Welke schade komt in aanmerking voor vergoeding?
● Moet de schade voorzienbaar zijn?
● Is de schade rechtstreeks veroorzaakt door die fout, of spelen andere factoren mee?
Dit toont aan dat om te weten wat een recht in de praktijk betekent, het niet genoeg is om enkel de
wettekst te lezen. Men moet ook kijken hoe rechters die wet concreet toepassen en interpreteren in
echte situaties.
B. Het rechtssubject
Een rechtsregel bevat een of meerdere van volgende elementen: een rechtssubject, rechtsobject,
rechtsfeit en een rechtsgevolg. Het rechtssubject is degene op wie de rechtsregels van toepassing zijn
of diegene die daardoor rechten krijgt en verplichtingen heeft. Het is de drager of titularis van rechten
en verplichtingen.
4