HOOFDSTUK 5: GRONDVORM SUPPLY CHAIN
5.1 ONTWERPVARIABELEN VAN EEN SUPPLY CHAIN
Er zijn verschillende variabelen bij het ontwerpen van de supply chain, de genoemde ontwerpvariabelen
hieronder komen uit het gezichtspunt van een supply chain. De zes ontwerpvariabelen zijn:
1. Het aantal en de lengte van de distributiekanalen:
Wanneer er direct aan de eindgebruiker wordt geleverd is er sprake van directe distributie. Als er één of
meerdere distribuanten worden gebruikt is er sprake van indirecte distributie. Met 1 distribuant heet het
een korte distributiekanaal en als er meerdere zijn wordt het een lange distributiekanaal genoemd.
Wanneer de afnemer bedient wordt via één route is het single channel en als hij via meerdere
distributiekanalen beleverd wordt is het multi-channel.
2. Aantal, omvang en locatie van de productiefaciliteiten:
Bepalen van een locatie aan de hand van enkele keuzemogelijkheden:
- Few central plans: beperkt aantal grote faciliteiten voor een groot gebied. Hierbij heb je
schaalvoordelen door een lagere productiekost/unit, maar kan wel gepaard gaan met hogere
transportkosten.
o Dit kan toegepast worden bij producten met een hoge waarde dichtheid.
- Many smaller plans: verspreide kleinere faciliteiten dichtbij verschillende markten. Dit zorgt voor
lagere transportkosten, maar ook voor een hogere vaste kost omdat er meerdere locaties zijn.
o Dit is ideaal voor producten met een lage waarde dichtheid.
- Waardedichtheid (waarde/m³): verhouding tussen economische waarde van een product en het
fysieke volume/gewicht. Bv Een diamant heeft een zeer hoge waarde dichtheid. (Hoge waarde,
kleine volume. Graan of zand hebben dan weer een lage waarde dichtheid. (Lage waarde, groot
volume.
- Excess capacity vs Little excess capacity : bewust aanhouden van meer productiecapaciteit dan
nodig. Hiermee kan de piek v/d vraag worden opgevangen en kan er snel gereageerd worden,
maar zijn er hoge kosten door de opslag ervan.
o Dit kan best worden toegepast bij markten met een onzekere vraag of seizoensgebonden
pieken.
- Flexible manufacturing vs Narrow focus: productiesysteem snel laten schakelen bij verschillende
producten. Kan snel schakelen bij aanpassingen en vraagveranderingen, maar vraagt een hoge
investeringskost in technologie en training.
o Best toepassen bij diverse productlijnen of een sterk wisselende vraag.
De volgende termen vertellen meer over hoe de productiefaciliteit kan functioneren en reageren op
veranderingen:
, - Bevroren capaciteit: capaciteit die vastligt en niet snel kan worden aangepast. Dit zorgt voor een
lage flexibiliteit.
- Volume-flexibiliteit: vermogen om de hoeveelheid productie snel aan te passen aan de vraag
- Mix-flexibiliteit: vermogen om verschillende productievarianten op dezelfde productielijn te
maken
- Reshoring: Het terughalen van activiteiten, bv. Productie terugbrengen van China naar Europa.
- Near shoring: verplaatsen van productie dichter bij de eindmarkt. Zorgt voor lagere
transportkosten en kortere levertijden.
3. Aantal, omvang en locatie van de distributiefaciliteiten:
Volgens Hugos zijn er ‘many locations close to customer’ en ‘few entral locations serve wide areas’.
Er zijn twee type distributiefaciliteiten:
- Consolidatiecentra: samenvoegen van diverse ladingen van verschillende herkomsten voor een
bestemming (stroomopwaarts);
o Doel: transportkosten verlagen
- Deconsolidatiecentra: opsplitsen van verzendingen voor verschillende deelzendingen op
verschillende eindbestemmingen (stroomafwaarts).
o Doel: snelle levering naar eindklant en verminderen van voorraad in lokale hubs
4. De gemiddelde voorraadniveaus op de diverse voorraadlocaties:
Deze ontwerpvariabelen wordt bepaald door de 3r’s: rente, ruimte en risico van de goederen.
5. Het soort transportmiddel:
Wanneer een product hoge waarde dichtheid heeft wordt het via de lucht vervoerd, zeker bij een snelle
economische veroudering (waardevermindering doordat er snel nieuwe producten op de markt komen).
6. De mate van uitbesteding:
Wat uitbestedings- (subcontracting-) of outsourcingvraagstuk betreft, kan algemeen gesteld worden dat
het voor veel onderneming belangrijk is om te doen waar de onderneming goed in is.
- Subcontracting: uitbesteden van een specifieke taak of onderdeel aan een externe partij, terwijl de
hoofdaannemer verantwoordelijk blijft.
- Outsourcing: structureel uitbesteden van een volledige functie/proces aan een externe partij.
Vraag: Is er in de foodindustrie sprake van reshoring?
,Ja, vooral sinds Covid. Bedrijven brengen productie terug naar het thuisland om supply chain-risico’s te
verminderen en sneller op vraag te reageren. Er is een zekere kwetsbaarheid door grenscontroles,
container te korten en transportproblemen, waardoor import van voedsel moeilijk en duur werd.
Maar bv ook door stijgende energieprijzen en geopolitieke onzekerheid maken offshoring minder
aantrekkelijk.
5.2 VOORRAADVORMING IN KETENPERSPECTIEF
Opslingereffect
Het opslingereffect of bullwhip effect is dat er door een wisselende consumentenvraag steeds grotere
voorraden worden gehouden verder terug in de keten om maar deze variërende vraag van de consument
aan te kunnen.
Eventuele oorzaken van het opslingereffect:
- Voorraadaanvulsysteem: een systeem die besteld wanneer de voorraad onder een bepaald punt
zit;
- Order batching: bestellingen worden niet continu geplaatst, maar in grote batches om kosten te
beparen. Versterkt het bullwhip effect en kan leiden tot pieken.
- Over prognosticeren: productie op basis van voorspellingen waardoor er meer wordt besteldom
boven de veiligheidsvoorraad te zitten. Met als gevolg een hoge voorraad.
Ketensynchronisatie
Er kan worden gewerkt met
ketensynchronisatie of supply
chainsynchronisatie (SCS) wat het leveren is van
producten naar de retail-DC wanneer het
geproduceerd is. Dit zorgt voor een push-
bestuurde keten. Deze manier van
bevoorraadden kan alleen wanneer de
producent de voorraadgegevens van het retail-DC heeft en die van de winkelfilialen. Er is ook vertrouwen
nodig tussen de schakels. Om het effect van ketensynchronisatie te kunnen beschrijven moet er
onderscheid worden gemaakt tussen:
1) De producent: het bullwhip effect wordt vooral door de producent veroorzaakt doordat hier veel
voorraadreductie plaats vindt.
2) Het retail-DC: er kan één keer per productieomloop
worden beleverd of verschillende leveringen in de
productieomloop. Wanneer er een levering per
productieomloop wordt gedaan zal er geen verandering
plaatsvinden, alleen het moment van levering
veranderd. Als er wordt overgestapt met verschillende
leveringen per productieomloop is er wel een wijzing in
het voorraadniveau bij de retail-DC.
a. Productieomloop: productieproces van
grondstof tot eindproduct.
3) De retail-filialen: De kans op nee-verkoop neemt
drastische af, aangezien het duidelijk zal worden op
welke dag het product aankomt in de winkel. Dit
komtdoordat het retail-DC meer de tijd heeft.
Toepassing van ketensynchronisatie
, Voor fast-movers, producten met een hoge doorloopsnelheid, is ketensynchronisatie niet bedoeld. Maar
vooral voor medium- en slow-movers , aangezien ze een relatief lage omloopsnelheid hebben en/of een
langere houdbaarheidsdatum.
Vraag: Waarom zijn producenten positiever over SCS dan retailers?
Producenten hebben op die manier controle over de productieplanning → duidelijk beeld over de
stabiele/voorspelbare vraag. Synchronisatie vermindert dan ook de pieken/dalen bij de orders. Er is ook
een kostenvoordeel aan verbonden, omdat er minder excess capacity nodig is. Ze kunnen dan investeren
in technologische mogelijkheden zoals een ERP-systeem en forecasting tools.
Voor retailers is dit minder interessant, omdat zij net die flexibiliteit willen behouden om snel te reageren
op de vraag.
5.3 E-COMMERCE EN ONTWERPVARIABELEN
e-commerce en keuzes inzake de distributiekanalen
Als bedrijven alleen online verkopen hebben worden het ‘pure players’ (uitsluitend online)of e-tailers (één-
kanaal) genoemd.
Single channel, multi-channel, cross-channel en omnichannel
Een singel-channel heeft maar één verkoopkoopkanaal. Bij een
multi-channel zijn verschillende verkoopkanalen die los van
elkaar opereren en niet op elkaar zijn afgestemd. Soms wordt
dit ook Bricks&Clicks genoemd (bricks = fysiek & clicks=online)
Bij een cross-channel is de uitstraling overal gelijk en is het
bijvoorbeeld mogelijk om online te bestellen en in de winkel
op te halen. Bij de omnichannel is het mogelijk om moeiteloos
te switchen tussen de verschillende kanalen. Hier zit ook customer journey in waarbij een klant een pad
kiest om van aankoop tot nazorg over alle kanalen heen. (KLM met haar mogelijkheid om instapkaarten te
ontvangen via SMS, email of via de app).
Disintermediatie en re-intermediatie
Er is sprake van disintermediatie wanneer een groothandel direct aan de consument verkoopt zonder
detailhandel ertussen (Öhlins vering fabrikant). Hierdoor kunnen wel kanaalconflicten ontstaan aangezien
de fabrikant een concurrent kan vormen (in de ogen van de detailhandel).
Er kan ook re-intermediatie plaatsvinden, dit is wanneer er partijen of intermediairs bij komen in de supply
chain van producenten. Deze intermediairs kunnen specialisten zijn die zich focussen op de retourhandel
of bijvoorbeeld vergelijkingssites.
E-commerce en keuzes inzake de productiefaciliteiten
Klanten die online bestellen zijn niet bereid om te wachten wegens lange levertijd of out-of-stock. In
fysieke winkels gebeurt het wel vaker dat klanten op een out-of-stock willen wachten. Ook zorgt e-
commerce voor een flinke druk op snelheid en responsiviteit. Deze druk heeft er wel voor gezorgd dat
sommige e-commerce bedrijven hun eigen label produceren.
E-commerce en keuzes inzake de distributiefaciliteiten
De uiterste datum waarop een consument online kan bestelen om het voor een bepaalde datum te
hebben heet cut-off tijd. Voor same day delivery in Nederland is veel animo, maar mensen zijn er vaak niet
bereid om er extra voor betalen. Nog voorbeelden zijn, next-day delivery, drive through, lockers
Een fulfilment center is een distributiecentrum, waarin producten liggen opgeslagen en waar klantorders
worden georderpickt. Een webwinkel met een eigen label/merk heet een branded sites en leveren vaak
pas later, aangezien het vaak om specifieke dingen gaan (door een paar DC-locatie in Europa).
Er kan worden gekozen om pick up points in te schakelen, dit gebeurt al in supermarkten. Dit is een win-
win situatie door impulsaankopen van de mensen die de pakketten komen ophalen in de supermarkt en
nog even snel een pak melk meenemen.
5.1 ONTWERPVARIABELEN VAN EEN SUPPLY CHAIN
Er zijn verschillende variabelen bij het ontwerpen van de supply chain, de genoemde ontwerpvariabelen
hieronder komen uit het gezichtspunt van een supply chain. De zes ontwerpvariabelen zijn:
1. Het aantal en de lengte van de distributiekanalen:
Wanneer er direct aan de eindgebruiker wordt geleverd is er sprake van directe distributie. Als er één of
meerdere distribuanten worden gebruikt is er sprake van indirecte distributie. Met 1 distribuant heet het
een korte distributiekanaal en als er meerdere zijn wordt het een lange distributiekanaal genoemd.
Wanneer de afnemer bedient wordt via één route is het single channel en als hij via meerdere
distributiekanalen beleverd wordt is het multi-channel.
2. Aantal, omvang en locatie van de productiefaciliteiten:
Bepalen van een locatie aan de hand van enkele keuzemogelijkheden:
- Few central plans: beperkt aantal grote faciliteiten voor een groot gebied. Hierbij heb je
schaalvoordelen door een lagere productiekost/unit, maar kan wel gepaard gaan met hogere
transportkosten.
o Dit kan toegepast worden bij producten met een hoge waarde dichtheid.
- Many smaller plans: verspreide kleinere faciliteiten dichtbij verschillende markten. Dit zorgt voor
lagere transportkosten, maar ook voor een hogere vaste kost omdat er meerdere locaties zijn.
o Dit is ideaal voor producten met een lage waarde dichtheid.
- Waardedichtheid (waarde/m³): verhouding tussen economische waarde van een product en het
fysieke volume/gewicht. Bv Een diamant heeft een zeer hoge waarde dichtheid. (Hoge waarde,
kleine volume. Graan of zand hebben dan weer een lage waarde dichtheid. (Lage waarde, groot
volume.
- Excess capacity vs Little excess capacity : bewust aanhouden van meer productiecapaciteit dan
nodig. Hiermee kan de piek v/d vraag worden opgevangen en kan er snel gereageerd worden,
maar zijn er hoge kosten door de opslag ervan.
o Dit kan best worden toegepast bij markten met een onzekere vraag of seizoensgebonden
pieken.
- Flexible manufacturing vs Narrow focus: productiesysteem snel laten schakelen bij verschillende
producten. Kan snel schakelen bij aanpassingen en vraagveranderingen, maar vraagt een hoge
investeringskost in technologie en training.
o Best toepassen bij diverse productlijnen of een sterk wisselende vraag.
De volgende termen vertellen meer over hoe de productiefaciliteit kan functioneren en reageren op
veranderingen:
, - Bevroren capaciteit: capaciteit die vastligt en niet snel kan worden aangepast. Dit zorgt voor een
lage flexibiliteit.
- Volume-flexibiliteit: vermogen om de hoeveelheid productie snel aan te passen aan de vraag
- Mix-flexibiliteit: vermogen om verschillende productievarianten op dezelfde productielijn te
maken
- Reshoring: Het terughalen van activiteiten, bv. Productie terugbrengen van China naar Europa.
- Near shoring: verplaatsen van productie dichter bij de eindmarkt. Zorgt voor lagere
transportkosten en kortere levertijden.
3. Aantal, omvang en locatie van de distributiefaciliteiten:
Volgens Hugos zijn er ‘many locations close to customer’ en ‘few entral locations serve wide areas’.
Er zijn twee type distributiefaciliteiten:
- Consolidatiecentra: samenvoegen van diverse ladingen van verschillende herkomsten voor een
bestemming (stroomopwaarts);
o Doel: transportkosten verlagen
- Deconsolidatiecentra: opsplitsen van verzendingen voor verschillende deelzendingen op
verschillende eindbestemmingen (stroomafwaarts).
o Doel: snelle levering naar eindklant en verminderen van voorraad in lokale hubs
4. De gemiddelde voorraadniveaus op de diverse voorraadlocaties:
Deze ontwerpvariabelen wordt bepaald door de 3r’s: rente, ruimte en risico van de goederen.
5. Het soort transportmiddel:
Wanneer een product hoge waarde dichtheid heeft wordt het via de lucht vervoerd, zeker bij een snelle
economische veroudering (waardevermindering doordat er snel nieuwe producten op de markt komen).
6. De mate van uitbesteding:
Wat uitbestedings- (subcontracting-) of outsourcingvraagstuk betreft, kan algemeen gesteld worden dat
het voor veel onderneming belangrijk is om te doen waar de onderneming goed in is.
- Subcontracting: uitbesteden van een specifieke taak of onderdeel aan een externe partij, terwijl de
hoofdaannemer verantwoordelijk blijft.
- Outsourcing: structureel uitbesteden van een volledige functie/proces aan een externe partij.
Vraag: Is er in de foodindustrie sprake van reshoring?
,Ja, vooral sinds Covid. Bedrijven brengen productie terug naar het thuisland om supply chain-risico’s te
verminderen en sneller op vraag te reageren. Er is een zekere kwetsbaarheid door grenscontroles,
container te korten en transportproblemen, waardoor import van voedsel moeilijk en duur werd.
Maar bv ook door stijgende energieprijzen en geopolitieke onzekerheid maken offshoring minder
aantrekkelijk.
5.2 VOORRAADVORMING IN KETENPERSPECTIEF
Opslingereffect
Het opslingereffect of bullwhip effect is dat er door een wisselende consumentenvraag steeds grotere
voorraden worden gehouden verder terug in de keten om maar deze variërende vraag van de consument
aan te kunnen.
Eventuele oorzaken van het opslingereffect:
- Voorraadaanvulsysteem: een systeem die besteld wanneer de voorraad onder een bepaald punt
zit;
- Order batching: bestellingen worden niet continu geplaatst, maar in grote batches om kosten te
beparen. Versterkt het bullwhip effect en kan leiden tot pieken.
- Over prognosticeren: productie op basis van voorspellingen waardoor er meer wordt besteldom
boven de veiligheidsvoorraad te zitten. Met als gevolg een hoge voorraad.
Ketensynchronisatie
Er kan worden gewerkt met
ketensynchronisatie of supply
chainsynchronisatie (SCS) wat het leveren is van
producten naar de retail-DC wanneer het
geproduceerd is. Dit zorgt voor een push-
bestuurde keten. Deze manier van
bevoorraadden kan alleen wanneer de
producent de voorraadgegevens van het retail-DC heeft en die van de winkelfilialen. Er is ook vertrouwen
nodig tussen de schakels. Om het effect van ketensynchronisatie te kunnen beschrijven moet er
onderscheid worden gemaakt tussen:
1) De producent: het bullwhip effect wordt vooral door de producent veroorzaakt doordat hier veel
voorraadreductie plaats vindt.
2) Het retail-DC: er kan één keer per productieomloop
worden beleverd of verschillende leveringen in de
productieomloop. Wanneer er een levering per
productieomloop wordt gedaan zal er geen verandering
plaatsvinden, alleen het moment van levering
veranderd. Als er wordt overgestapt met verschillende
leveringen per productieomloop is er wel een wijzing in
het voorraadniveau bij de retail-DC.
a. Productieomloop: productieproces van
grondstof tot eindproduct.
3) De retail-filialen: De kans op nee-verkoop neemt
drastische af, aangezien het duidelijk zal worden op
welke dag het product aankomt in de winkel. Dit
komtdoordat het retail-DC meer de tijd heeft.
Toepassing van ketensynchronisatie
, Voor fast-movers, producten met een hoge doorloopsnelheid, is ketensynchronisatie niet bedoeld. Maar
vooral voor medium- en slow-movers , aangezien ze een relatief lage omloopsnelheid hebben en/of een
langere houdbaarheidsdatum.
Vraag: Waarom zijn producenten positiever over SCS dan retailers?
Producenten hebben op die manier controle over de productieplanning → duidelijk beeld over de
stabiele/voorspelbare vraag. Synchronisatie vermindert dan ook de pieken/dalen bij de orders. Er is ook
een kostenvoordeel aan verbonden, omdat er minder excess capacity nodig is. Ze kunnen dan investeren
in technologische mogelijkheden zoals een ERP-systeem en forecasting tools.
Voor retailers is dit minder interessant, omdat zij net die flexibiliteit willen behouden om snel te reageren
op de vraag.
5.3 E-COMMERCE EN ONTWERPVARIABELEN
e-commerce en keuzes inzake de distributiekanalen
Als bedrijven alleen online verkopen hebben worden het ‘pure players’ (uitsluitend online)of e-tailers (één-
kanaal) genoemd.
Single channel, multi-channel, cross-channel en omnichannel
Een singel-channel heeft maar één verkoopkoopkanaal. Bij een
multi-channel zijn verschillende verkoopkanalen die los van
elkaar opereren en niet op elkaar zijn afgestemd. Soms wordt
dit ook Bricks&Clicks genoemd (bricks = fysiek & clicks=online)
Bij een cross-channel is de uitstraling overal gelijk en is het
bijvoorbeeld mogelijk om online te bestellen en in de winkel
op te halen. Bij de omnichannel is het mogelijk om moeiteloos
te switchen tussen de verschillende kanalen. Hier zit ook customer journey in waarbij een klant een pad
kiest om van aankoop tot nazorg over alle kanalen heen. (KLM met haar mogelijkheid om instapkaarten te
ontvangen via SMS, email of via de app).
Disintermediatie en re-intermediatie
Er is sprake van disintermediatie wanneer een groothandel direct aan de consument verkoopt zonder
detailhandel ertussen (Öhlins vering fabrikant). Hierdoor kunnen wel kanaalconflicten ontstaan aangezien
de fabrikant een concurrent kan vormen (in de ogen van de detailhandel).
Er kan ook re-intermediatie plaatsvinden, dit is wanneer er partijen of intermediairs bij komen in de supply
chain van producenten. Deze intermediairs kunnen specialisten zijn die zich focussen op de retourhandel
of bijvoorbeeld vergelijkingssites.
E-commerce en keuzes inzake de productiefaciliteiten
Klanten die online bestellen zijn niet bereid om te wachten wegens lange levertijd of out-of-stock. In
fysieke winkels gebeurt het wel vaker dat klanten op een out-of-stock willen wachten. Ook zorgt e-
commerce voor een flinke druk op snelheid en responsiviteit. Deze druk heeft er wel voor gezorgd dat
sommige e-commerce bedrijven hun eigen label produceren.
E-commerce en keuzes inzake de distributiefaciliteiten
De uiterste datum waarop een consument online kan bestelen om het voor een bepaalde datum te
hebben heet cut-off tijd. Voor same day delivery in Nederland is veel animo, maar mensen zijn er vaak niet
bereid om er extra voor betalen. Nog voorbeelden zijn, next-day delivery, drive through, lockers
Een fulfilment center is een distributiecentrum, waarin producten liggen opgeslagen en waar klantorders
worden georderpickt. Een webwinkel met een eigen label/merk heet een branded sites en leveren vaak
pas later, aangezien het vaak om specifieke dingen gaan (door een paar DC-locatie in Europa).
Er kan worden gekozen om pick up points in te schakelen, dit gebeurt al in supermarkten. Dit is een win-
win situatie door impulsaankopen van de mensen die de pakketten komen ophalen in de supermarkt en
nog even snel een pak melk meenemen.