H1: introductie
1.1. Stroom van genetische informatie = centraal dogma
- Behoud en doorgeven van genetische info = essentieel voor leven
o Cel: leven en groeien
o Nieuwe generatie cellen voor te brengen
- DNA overgeschreven naar DNA = replicatie
- DNA overgeschreven naar RNA = transcriptie
Genexpressie
- RNA vertaald naar EW = translatie
1.1.1. Genexpressie
= proces waarbij info in een gen ‘tot expressie’ komt,
doordat gen afgelezen wordt en RNA en EW worden
gemaakt
2 belangrijke stappen
- Transcriptie en translatie
- RNA: ofwel onmiddellijk gebruikt door cel of gebruikt om specifiek EW te maken
1.1.2. Evolutie centrale dogma
- Genexpressie: gereguleerd op verschillende niveaus
- Leidt tot immense variabiliteit: cel-cel, organisme-organisme, …
1
,1.2. Structuur van DNA
1.2.1. Primaire structuur
DNA = desoxyribonucleïnezuur
- Bevat alle erfelijke info vh organisme (genetisch materiaal)
- Polymeer van nucleotiden
Nucleotiden:
- Ribose (pentose suiker)
- Fosfaatgroep → hier komt zure karakter van
- N-base
o Purines: adenine (A), guanine (G)
o Pyrimides: cytosine (C), thymine (T)
- Nucleotiden polymeriseren → door condensatiereacties
- Fosfodiester binding tss 3’ OH vd ene en 5’ fosfaatgroep(en) volgende
o Zeer stabiele binding (covalent)
o Energie nodig om binding te breken = hydrolysereactie
o Aan elkaar gekoppelde nucleotide polymeer = DNA-streng = primaire structuur
- DNA strengen = 2 verschillende uiteindes + richting 5’ → 3’
polariteit!!
- Suikers en fosfaten → suiker-fosfaat ruggengraat
o Altijd zelfde, variatie ligt id N-basen
o Volgorde vd nucleotide in streng = DNA-sequentie
- DNA = negatief geladen
o 2 strengen tegen elkaar → beetje afstoten
o Histonen neutraliseren dat → want zijn basische EW
2
, 1.2.2. Secundaire structuur
- DNA = dubbele helix
- 2 anti-parallelle DNA strengen
- Major en minor groove
o = plaatsten waar EW op kunnen binden en bepaalde functie kunnen uitoefenen
- Baseparing ligt vast
o A en T → 2 waterstofbruggen
o G en C → 3 waterstofbruggen
- Waterstofbrugkrachten: zwakke krachten
o Base ‘stacking’ en elektrostatische interacties (Van der
Waals) → door hydrofobe basen dicht op elkaar
o → stabiliteit DNA
1.2.3. Tertiaire structuur
1.2.3.1. Prokaryoot genoom
- Genoom = 1 (of enkele) circulair, ds DNA-molecuul
- Geen vrij 3’ en/of 5’ uiteinde
- Complex met EW
- Vaak
o Extra chromosomaal DNA: circulair ds plasmiden
o Supercoiling: over- of underwinding
1.2.3.2. Eukaryoot genoom
- Chromosomaal DNA in kern
o Als chromatine en chromosomen
- Dubbelstrengig lineair
- Eukaryoot chromosoom
o Ontwonden tot verschillende niveaus
- DNA ‘draad’ van 2m lengte in elke kern
- Gecondenseerd heterochromatine, euchromatine,
chromatine-draden
- Geassocieerd met histonen ter vorming van
nucleosomen
Opmerking ivm chromosomen
o Enkel zichtbaar tijdens metafase van mitose
o Bestaat uit 2 identieke chromatiden
3
1.1. Stroom van genetische informatie = centraal dogma
- Behoud en doorgeven van genetische info = essentieel voor leven
o Cel: leven en groeien
o Nieuwe generatie cellen voor te brengen
- DNA overgeschreven naar DNA = replicatie
- DNA overgeschreven naar RNA = transcriptie
Genexpressie
- RNA vertaald naar EW = translatie
1.1.1. Genexpressie
= proces waarbij info in een gen ‘tot expressie’ komt,
doordat gen afgelezen wordt en RNA en EW worden
gemaakt
2 belangrijke stappen
- Transcriptie en translatie
- RNA: ofwel onmiddellijk gebruikt door cel of gebruikt om specifiek EW te maken
1.1.2. Evolutie centrale dogma
- Genexpressie: gereguleerd op verschillende niveaus
- Leidt tot immense variabiliteit: cel-cel, organisme-organisme, …
1
,1.2. Structuur van DNA
1.2.1. Primaire structuur
DNA = desoxyribonucleïnezuur
- Bevat alle erfelijke info vh organisme (genetisch materiaal)
- Polymeer van nucleotiden
Nucleotiden:
- Ribose (pentose suiker)
- Fosfaatgroep → hier komt zure karakter van
- N-base
o Purines: adenine (A), guanine (G)
o Pyrimides: cytosine (C), thymine (T)
- Nucleotiden polymeriseren → door condensatiereacties
- Fosfodiester binding tss 3’ OH vd ene en 5’ fosfaatgroep(en) volgende
o Zeer stabiele binding (covalent)
o Energie nodig om binding te breken = hydrolysereactie
o Aan elkaar gekoppelde nucleotide polymeer = DNA-streng = primaire structuur
- DNA strengen = 2 verschillende uiteindes + richting 5’ → 3’
polariteit!!
- Suikers en fosfaten → suiker-fosfaat ruggengraat
o Altijd zelfde, variatie ligt id N-basen
o Volgorde vd nucleotide in streng = DNA-sequentie
- DNA = negatief geladen
o 2 strengen tegen elkaar → beetje afstoten
o Histonen neutraliseren dat → want zijn basische EW
2
, 1.2.2. Secundaire structuur
- DNA = dubbele helix
- 2 anti-parallelle DNA strengen
- Major en minor groove
o = plaatsten waar EW op kunnen binden en bepaalde functie kunnen uitoefenen
- Baseparing ligt vast
o A en T → 2 waterstofbruggen
o G en C → 3 waterstofbruggen
- Waterstofbrugkrachten: zwakke krachten
o Base ‘stacking’ en elektrostatische interacties (Van der
Waals) → door hydrofobe basen dicht op elkaar
o → stabiliteit DNA
1.2.3. Tertiaire structuur
1.2.3.1. Prokaryoot genoom
- Genoom = 1 (of enkele) circulair, ds DNA-molecuul
- Geen vrij 3’ en/of 5’ uiteinde
- Complex met EW
- Vaak
o Extra chromosomaal DNA: circulair ds plasmiden
o Supercoiling: over- of underwinding
1.2.3.2. Eukaryoot genoom
- Chromosomaal DNA in kern
o Als chromatine en chromosomen
- Dubbelstrengig lineair
- Eukaryoot chromosoom
o Ontwonden tot verschillende niveaus
- DNA ‘draad’ van 2m lengte in elke kern
- Gecondenseerd heterochromatine, euchromatine,
chromatine-draden
- Geassocieerd met histonen ter vorming van
nucleosomen
Opmerking ivm chromosomen
o Enkel zichtbaar tijdens metafase van mitose
o Bestaat uit 2 identieke chromatiden
3