Psychologie: Inleiding
1. Inleiding
1.1 Wat is psychologie (niet)?
Psychologie is niet wat in magazines staat, noch zijn psychologen zieners. Het gedrag voorspellen kan
enkel op basis van theoretische kaders, maar dit zijn vermoedens. Psy houdt zich niet enkel bezig met
psychische problemen, maar houdt zich ook bezig met normale processen.
Psychologie is de empirische wetenschap van gedrag en mentale processen.
⇒ Psychologie is de wetenschappelijke studie van het gedrag en de mentale processen van het
individu.
Psychologie is heel breed en opgedeeld in heel veel subcategorieën. Ook heeft het een specifieke focus op
het individu en staat het naast nog een heel deel andere disciplines.
Pseudowetenschappen: elke poging om fenomenen uit de natuurlijke wereld te verklaren die niet
gebaseerd zijn op empirische observatie of op wetenschappelijke methode.
→Psychologie staat niet achter ongefundeerde pseudowetenschappen zoals astrologie.
Psychologie is niet speculatie over menselijke natuur noch een verzameling van volkswijsheden.
1.1.1 Psychologie/wetenschap en intuïtie
Beide doen uitspraken op basis van ervaringsgegevens, maar er een groot verschil tussen hoeveel gegevens
ze gebruiken en hoe ze hiermee aan de gang gaan:
- Psychologie gaat zich baseren op veel gegevens t.o.v. intuïtie waar zeer weinig gegevens worden
verzameld.
- Intuïtie richt zich op snelle verbanden, terwijl wetenschap kijkt naar systematische verbanden die
meerdere keren voorkomen.
⇒ Wetenschap kenmerkt zich door een empirische manier van werken.
1.2 Methoden van onderzoek
1.2.1 Stappen van onderzoek
4 Stappen van de wetenschappelijke methodes:
1. Hypothese ontwikkelen
- Hypothese is een vermoeden, een voorspelling, een idee
- Deze moet toetsbaar en falsifieerbaar(weerlegbaar) zijn, zodat je kan bewijzen dat deze
juist is. (moeten objectief zijn)
2. Objectieve data verzamelen
- Bv. experiment vs. correlatie, ...
3. Resultaten analyseren en hypothesen accepteren(bevestigen) of verwerpen
4. Resultaten publiceren, bekritiseren en verwerpen
!B!: dat andere onderzoekers jouw onderzoek ook kunnen uitvoeren (met een andere doelgroep). Het moet
herpubliceerbaar zijn.
1.2.2 Het experiment
Een experiment vindt plaats in een zeer gecontroleerde omgeving zodat de omstandigheden zo gelijk
mogelijk zijn voor iedereen. Er worden meerdere groepen gebruikt, en deze worden met elkaar vergelijkt:
● Experimentele groep: de groep die een specifieke behandeling krijgt, wordt blootgesteld aan een
bepaalde factor.
● → Controle groep: volgen de norm, worden niet blootgesteld aan de factor die wordt onderzocht
of krijgen een placebo
Een variabele is een kenmerk/factor die kan veranderen binnen een experiment, wetenschappers
gebruiken variabelen om te testen hoe bepaalde factoren elkaar beïnvloeden.
● Onafhankelijke variabelen: dat is de variabele waarvan we willen nagaan of het een effect heeft.
● Afhankelijke variabele: dit is de variabele waarvan we verwachten dat deze gaat veranderen
naargelang de onafhankelijke variabele.
Dit is de enige onderzoeksmethode waarbij je kan spreken over oorzaak-gevolg, over een causaal verband.
1
,1.2.3 Correlatieonderzoek
Dit onderzoek gebeurt in de natuurlijke wereld, je maakt gebruik van data die voorhanden is. Hierbij ga je
na of er verband is tussen 2 variabelen. De uitkomst kan verschillen en drukken we uit;
● Positieve correlatie:
○ Als de ene variabele stijgt, stijgt de andere, daalt de ene dan daalt de andere ook
○ Tussen 0 en +1, hoe dichter bij 1 hoe sterker het verband en hoe beter je kan voorspellen.
● Negatieve correlatie:
○ Als de ene variabele stijgt dan daalt de andere en omgekeerd.
● Geen correlatie = 0 correlatie: er is geen verband tss variabelen.
Er is geen oorzaak-gevolg sinds je niet alle elementen kan controleren. Correlatie betekent niet altijd
causaliteit!
1.3 Geschiedenis van de psychologie
1.3.1 Verre voorgeschiedenis
Socrates ging veel de waarom achterhalen, Plato probeerde de realiteit te achterhalen terwijl Aristoteles op
zoek ging naar de empirische werkelijkheid gebaseerd op ervaringen en bewijs uit de praktijk.
Galenus ging op basis van de lichaamssappen en van mensen, kenmerken en persoonlijkheid afleiden.
Frenologie
Franz Joseph Gall
Op basis van de vorm van de schedel gaat men persoonlijkheid afleiden. Aanleg en karakter worden door de
groei van bepaalde hersendelen bepaald. Het karakter wordt afgeleid uit de vorm van de schedel.
Structuralisme - 19de eeuw
Wilhelm Wundt
→ Psychologie als wetenschap
Is de eerste psycholoog en had het eerste psychologische lab. Psychologie was toen een nieuwe
experimentele wetenschap en ging kijken naar elementen van de bewuste waarneming. Hij diende
waarneembare prikkels toe en ging na welke weg deze aflegde met als doel de structuur van de geest te
analyseren. Hiervoor gebruikte hij introspectie (= naar je eigen binnenkant gaan kijken).
Functionalisme - 19de eeuw
William James
Amerikaanse reactie op structuralisme, met een focus op de functie en doelen van gedrag. Dit via
introspectie, extrene observatie waarbij er een persoon bij zit die kijkt naaar de persoon die iets doet/prikkel
krijgt en de eerste dierproeven.
Behaviorisme - 20ste eeuw (opkomst)
Zet zich af tegen mentale processen en studeert enkel het uitwendig waarneembaar gedrag.
Ivan Pavlov: klassieke conditionering (KC)
John Watson = Grondlegger behaviorisme en deed verder onderzoek naar KC. Hij was radicaal; hij
studeerde enkel het uiterlijk waarneembaar en liet het innerlijke buiten beschouwing. Elk gedrag heeft
stimulusrespons verbinding. Maar de geest zit in de onbereikbare ‘black box’
Gestaltpsychologie - 1930
Reactie op structuralisme
- Kijkt naar het geheel, het geheel is meer dan de delen bij perceptie
- Menselijke waarneming gericht op gehelen, het geheel is maar dan delen = GESTALT
Reactie op strikt behaviorisme
- Leren is niet enkel trail en error, maar ook inzichtelijk (AHA-erlebnis)
- Leren is ook mogelijk zonder effect dat zichtbaar is in gedrag.
2
,Neobehaviorisme / cognitieve psychologie - 1930
Heeft dezelfde basisassumptie als behavioristische stroming maar herontdekt het innerlijk, voor hen bestaat
het innerlijke wel.
Hebben een S-O-R opvatting van gedrag.
O = organisme = white box ⇒ innerlijke
Psychodynamische stroming
Sigmund Freud = grondlegger
Zoeken een verklaring voor het gedrag in het onbewuste. Er is bewust, onbewust en voorbewust.
Eerst psychotherapie: onbewuste ervaringen naar het bewust brengen via vrije associatie(= alles opsommen
wat in je opkomt zonder linken en oordelen). Dit is nog steeds een invloedrijke stroming.
Humanisme - 1950
Begrijpen van menselijk gedrag met een klemtoon op positieve thema’s. De mens is van nature goed en
streeft van nature naar zelfactualisatie. Hoe je over jezelf denkt, heeft een grote invloed op je emoties,
gedrag,..
→ Maslow, Rogers(cliëntgerichte therapie)
1.3.2 Therapierichtingen
Thearpierichting Onderliggende stroming
Psychoanalytische therapie Psychodynamische stroming
→ Kijken naar onbewuste conflicten
Cliëntgerichte therapie Humanisme
→ Hoe het met de cliënt gaat vandaag
Systeemtherapie Combinatie van stromingen
→ Hoe functioneren binnen een bepaalde systeem
Cognitieve gedragstherapie Neobhaviorisme
→ Mensen stellen bepaald gedrag bij een stimulus
en hoe komt dit.
→ Meeste gebruiken meerdere richtingen
3
, 1.3.3 Nature-nurture debat
● Nature = alle eigenschappen van een individu die bepaald zijn door aanleg, bv. genetisch materiaal
● Nurture = alle eigenschappen van een individu die bepaald zijn door ervaring, bv. opvoeding
→ Zeer oud debat, maar de huidige consensus is dat het een EN-EN verhaal is. Ook epigenetica is zeer
belangrijk.
1.4 Huidige visie op gedrag
Biopsychosociaal model
Elk menselijk functioneren is het gevolg van 3 invloeden:
- Biologische factoren
- Psychologische factoren
- Sociale factoren
Gedrag kan enkel ten volle worden begrepen als er aandacht is voor de 3 factoren die met elkaar in
wisselwerking staan
2. Waarneming
2.1 Gewaarwording versus waarneming
2.1.1 Gewaarwording
= Sensatie
Het is de opname van stimulatie/prikkel uit de omgeving door zintuigen en het omzetten ervan in
elektrochemische neurale signalen die naar de hersenen gestuurd kunnen worden en daar kunnen worden
vertaald in beelden, klanken, geuren, smaken,.. De zintuigen spelen een centrale rol.
Transductie is het centrale proces; elk zintuig heeft specifieke receptoren die input opvangen, deze worden
gehercodeerd naar elektrochemische signalen die doorgestuurd worden naar de hersenen.
Bv. visuele transductie: lichtgolven vallen op netvlies/retina, de receptoren (kegeltjes/staafjes) zetten deze om naar
elektrochemische signalen die via de optische zenuw naar de visuele cortex gestuurd worden.
→ Omdat onze hersenen de taal van buitenaf niet kunnen lezen en hebben dus andere signalen nodig
Er zijn 10 zintuigen:
1. Gezichtsvermogen → oog
2. Gehoor → oor
3. Geur → neus
4. Smaak → tong
5. Tastzin → huid
6. Pijngewaarwording → huid
7. Temperatuurgewaarwording → huid
8. Evenwichtsgevoel (vestibulair zintuig) → binnenoor
9. Kinesthesie (positie en beweging van gewrichten en spieren) → spieren, pezen en gewrichten
10. Interoceptie (interne sensaties zoals honger, hartslag, blaas) → verspreid over hele lichaam
→ Gaan allemaal signalen opnemen, omzetten in elektrochemische signalen opnemen en naar hersenen
sturen ⇒ transductie.
4
1. Inleiding
1.1 Wat is psychologie (niet)?
Psychologie is niet wat in magazines staat, noch zijn psychologen zieners. Het gedrag voorspellen kan
enkel op basis van theoretische kaders, maar dit zijn vermoedens. Psy houdt zich niet enkel bezig met
psychische problemen, maar houdt zich ook bezig met normale processen.
Psychologie is de empirische wetenschap van gedrag en mentale processen.
⇒ Psychologie is de wetenschappelijke studie van het gedrag en de mentale processen van het
individu.
Psychologie is heel breed en opgedeeld in heel veel subcategorieën. Ook heeft het een specifieke focus op
het individu en staat het naast nog een heel deel andere disciplines.
Pseudowetenschappen: elke poging om fenomenen uit de natuurlijke wereld te verklaren die niet
gebaseerd zijn op empirische observatie of op wetenschappelijke methode.
→Psychologie staat niet achter ongefundeerde pseudowetenschappen zoals astrologie.
Psychologie is niet speculatie over menselijke natuur noch een verzameling van volkswijsheden.
1.1.1 Psychologie/wetenschap en intuïtie
Beide doen uitspraken op basis van ervaringsgegevens, maar er een groot verschil tussen hoeveel gegevens
ze gebruiken en hoe ze hiermee aan de gang gaan:
- Psychologie gaat zich baseren op veel gegevens t.o.v. intuïtie waar zeer weinig gegevens worden
verzameld.
- Intuïtie richt zich op snelle verbanden, terwijl wetenschap kijkt naar systematische verbanden die
meerdere keren voorkomen.
⇒ Wetenschap kenmerkt zich door een empirische manier van werken.
1.2 Methoden van onderzoek
1.2.1 Stappen van onderzoek
4 Stappen van de wetenschappelijke methodes:
1. Hypothese ontwikkelen
- Hypothese is een vermoeden, een voorspelling, een idee
- Deze moet toetsbaar en falsifieerbaar(weerlegbaar) zijn, zodat je kan bewijzen dat deze
juist is. (moeten objectief zijn)
2. Objectieve data verzamelen
- Bv. experiment vs. correlatie, ...
3. Resultaten analyseren en hypothesen accepteren(bevestigen) of verwerpen
4. Resultaten publiceren, bekritiseren en verwerpen
!B!: dat andere onderzoekers jouw onderzoek ook kunnen uitvoeren (met een andere doelgroep). Het moet
herpubliceerbaar zijn.
1.2.2 Het experiment
Een experiment vindt plaats in een zeer gecontroleerde omgeving zodat de omstandigheden zo gelijk
mogelijk zijn voor iedereen. Er worden meerdere groepen gebruikt, en deze worden met elkaar vergelijkt:
● Experimentele groep: de groep die een specifieke behandeling krijgt, wordt blootgesteld aan een
bepaalde factor.
● → Controle groep: volgen de norm, worden niet blootgesteld aan de factor die wordt onderzocht
of krijgen een placebo
Een variabele is een kenmerk/factor die kan veranderen binnen een experiment, wetenschappers
gebruiken variabelen om te testen hoe bepaalde factoren elkaar beïnvloeden.
● Onafhankelijke variabelen: dat is de variabele waarvan we willen nagaan of het een effect heeft.
● Afhankelijke variabele: dit is de variabele waarvan we verwachten dat deze gaat veranderen
naargelang de onafhankelijke variabele.
Dit is de enige onderzoeksmethode waarbij je kan spreken over oorzaak-gevolg, over een causaal verband.
1
,1.2.3 Correlatieonderzoek
Dit onderzoek gebeurt in de natuurlijke wereld, je maakt gebruik van data die voorhanden is. Hierbij ga je
na of er verband is tussen 2 variabelen. De uitkomst kan verschillen en drukken we uit;
● Positieve correlatie:
○ Als de ene variabele stijgt, stijgt de andere, daalt de ene dan daalt de andere ook
○ Tussen 0 en +1, hoe dichter bij 1 hoe sterker het verband en hoe beter je kan voorspellen.
● Negatieve correlatie:
○ Als de ene variabele stijgt dan daalt de andere en omgekeerd.
● Geen correlatie = 0 correlatie: er is geen verband tss variabelen.
Er is geen oorzaak-gevolg sinds je niet alle elementen kan controleren. Correlatie betekent niet altijd
causaliteit!
1.3 Geschiedenis van de psychologie
1.3.1 Verre voorgeschiedenis
Socrates ging veel de waarom achterhalen, Plato probeerde de realiteit te achterhalen terwijl Aristoteles op
zoek ging naar de empirische werkelijkheid gebaseerd op ervaringen en bewijs uit de praktijk.
Galenus ging op basis van de lichaamssappen en van mensen, kenmerken en persoonlijkheid afleiden.
Frenologie
Franz Joseph Gall
Op basis van de vorm van de schedel gaat men persoonlijkheid afleiden. Aanleg en karakter worden door de
groei van bepaalde hersendelen bepaald. Het karakter wordt afgeleid uit de vorm van de schedel.
Structuralisme - 19de eeuw
Wilhelm Wundt
→ Psychologie als wetenschap
Is de eerste psycholoog en had het eerste psychologische lab. Psychologie was toen een nieuwe
experimentele wetenschap en ging kijken naar elementen van de bewuste waarneming. Hij diende
waarneembare prikkels toe en ging na welke weg deze aflegde met als doel de structuur van de geest te
analyseren. Hiervoor gebruikte hij introspectie (= naar je eigen binnenkant gaan kijken).
Functionalisme - 19de eeuw
William James
Amerikaanse reactie op structuralisme, met een focus op de functie en doelen van gedrag. Dit via
introspectie, extrene observatie waarbij er een persoon bij zit die kijkt naaar de persoon die iets doet/prikkel
krijgt en de eerste dierproeven.
Behaviorisme - 20ste eeuw (opkomst)
Zet zich af tegen mentale processen en studeert enkel het uitwendig waarneembaar gedrag.
Ivan Pavlov: klassieke conditionering (KC)
John Watson = Grondlegger behaviorisme en deed verder onderzoek naar KC. Hij was radicaal; hij
studeerde enkel het uiterlijk waarneembaar en liet het innerlijke buiten beschouwing. Elk gedrag heeft
stimulusrespons verbinding. Maar de geest zit in de onbereikbare ‘black box’
Gestaltpsychologie - 1930
Reactie op structuralisme
- Kijkt naar het geheel, het geheel is meer dan de delen bij perceptie
- Menselijke waarneming gericht op gehelen, het geheel is maar dan delen = GESTALT
Reactie op strikt behaviorisme
- Leren is niet enkel trail en error, maar ook inzichtelijk (AHA-erlebnis)
- Leren is ook mogelijk zonder effect dat zichtbaar is in gedrag.
2
,Neobehaviorisme / cognitieve psychologie - 1930
Heeft dezelfde basisassumptie als behavioristische stroming maar herontdekt het innerlijk, voor hen bestaat
het innerlijke wel.
Hebben een S-O-R opvatting van gedrag.
O = organisme = white box ⇒ innerlijke
Psychodynamische stroming
Sigmund Freud = grondlegger
Zoeken een verklaring voor het gedrag in het onbewuste. Er is bewust, onbewust en voorbewust.
Eerst psychotherapie: onbewuste ervaringen naar het bewust brengen via vrije associatie(= alles opsommen
wat in je opkomt zonder linken en oordelen). Dit is nog steeds een invloedrijke stroming.
Humanisme - 1950
Begrijpen van menselijk gedrag met een klemtoon op positieve thema’s. De mens is van nature goed en
streeft van nature naar zelfactualisatie. Hoe je over jezelf denkt, heeft een grote invloed op je emoties,
gedrag,..
→ Maslow, Rogers(cliëntgerichte therapie)
1.3.2 Therapierichtingen
Thearpierichting Onderliggende stroming
Psychoanalytische therapie Psychodynamische stroming
→ Kijken naar onbewuste conflicten
Cliëntgerichte therapie Humanisme
→ Hoe het met de cliënt gaat vandaag
Systeemtherapie Combinatie van stromingen
→ Hoe functioneren binnen een bepaalde systeem
Cognitieve gedragstherapie Neobhaviorisme
→ Mensen stellen bepaald gedrag bij een stimulus
en hoe komt dit.
→ Meeste gebruiken meerdere richtingen
3
, 1.3.3 Nature-nurture debat
● Nature = alle eigenschappen van een individu die bepaald zijn door aanleg, bv. genetisch materiaal
● Nurture = alle eigenschappen van een individu die bepaald zijn door ervaring, bv. opvoeding
→ Zeer oud debat, maar de huidige consensus is dat het een EN-EN verhaal is. Ook epigenetica is zeer
belangrijk.
1.4 Huidige visie op gedrag
Biopsychosociaal model
Elk menselijk functioneren is het gevolg van 3 invloeden:
- Biologische factoren
- Psychologische factoren
- Sociale factoren
Gedrag kan enkel ten volle worden begrepen als er aandacht is voor de 3 factoren die met elkaar in
wisselwerking staan
2. Waarneming
2.1 Gewaarwording versus waarneming
2.1.1 Gewaarwording
= Sensatie
Het is de opname van stimulatie/prikkel uit de omgeving door zintuigen en het omzetten ervan in
elektrochemische neurale signalen die naar de hersenen gestuurd kunnen worden en daar kunnen worden
vertaald in beelden, klanken, geuren, smaken,.. De zintuigen spelen een centrale rol.
Transductie is het centrale proces; elk zintuig heeft specifieke receptoren die input opvangen, deze worden
gehercodeerd naar elektrochemische signalen die doorgestuurd worden naar de hersenen.
Bv. visuele transductie: lichtgolven vallen op netvlies/retina, de receptoren (kegeltjes/staafjes) zetten deze om naar
elektrochemische signalen die via de optische zenuw naar de visuele cortex gestuurd worden.
→ Omdat onze hersenen de taal van buitenaf niet kunnen lezen en hebben dus andere signalen nodig
Er zijn 10 zintuigen:
1. Gezichtsvermogen → oog
2. Gehoor → oor
3. Geur → neus
4. Smaak → tong
5. Tastzin → huid
6. Pijngewaarwording → huid
7. Temperatuurgewaarwording → huid
8. Evenwichtsgevoel (vestibulair zintuig) → binnenoor
9. Kinesthesie (positie en beweging van gewrichten en spieren) → spieren, pezen en gewrichten
10. Interoceptie (interne sensaties zoals honger, hartslag, blaas) → verspreid over hele lichaam
→ Gaan allemaal signalen opnemen, omzetten in elektrochemische signalen opnemen en naar hersenen
sturen ⇒ transductie.
4