Taaltoets middenbouw
,Taalonderwijs ontwerpen
5.1 Het proces van begrijpend lezen
Strategie: een bepaalde aanpak die en taalgebruiker hanteert om zijn doel te
bereiken.
Vaardigheden: deelhandelingen waarvan een lezer zich niet altijd bewust van is.
Strategieën en vaardigheden lopen door elkaar en beïnvloeden elkaar.
Strategieën voor begrijpend lezen:
- Oriënterend lezen: is de tekst bruikbaar, je leest hierbij niet alles. titel, plaatjes en
tussenkopjes.
- Zoekend lezen: specifieke vraag. Titel en plaatjes lezen, specifieke woorden
zoeken.
- Intensief lezen: bepaalde informatie onthouden. Leest hele tekst en markeert
belangrijke stukken.
- Studerend lezen: op lange termijn onthouden. Je leest de hele tekst, maakt
aantekeningen en maakt hierbij nog een samenvatting of mindmap.
Voor alle studietechnieken:
- Ze proberen hoof- en bijzaken van elkaar te scheiden.
- Ze proberen een samenhang tussen de bergrippen en relaties in de tekst te
geven.
- Ze geven een schriftelijke en soms gevisualiseerde neerslag van de inhoud van
de tekst.
Ook wel: globaal, zoekend nauwkeurig lezen.
Verwerven van informatie: studerend lezen
Lees strategieën:
- Voorkennis gebruiken
- Voorspellen
- Visualiseren
- Vragen bedenken
Decoderen: ontsleutelen welke woorden er in een tekst staan.
Vaardigheden voor begrijpend lezen taalonderwijs ontwerpen
- Leesdoel bepalen: waarom wil ik een tekst lezen? Wil ik ontspannen lezen,
mening vormen, iets weten hoe iets werkt, wat is je doel?
- Betekenis van woordgroepen bepalen: op zoek naar woorden die je niet kent,
betekenis in de tekst zelf opzoeken of opzoeken op internet, woordenboek etc.
1
, - Relaties in de tekst leggen: verwijswoorden, relaties aangeven, aanwijzende,
betrekkende of persoonlijke voornaamwoorden( die, zij) voegwoorden ( omdat,
want of en)
- Relaties buiten de tekst leggen: wat weet je al over dit onderwerp, dit vraag je
voor het lezen. Je hebt hierbij de tekst nog niet gelezen.
- Structuur van de tekst herkennen: inleiding, kern slot herkennen, wat hoor bij wat.
Structuur bekijken van de tekst (alinea’s etc.)
- Tekstsoort herkennen: krantenbericht, gebruiksaanwijzing, verschillende teksten
en uiterlijke kenmerken.
- Thema van de tekst bepalen: wat is het onderwerp van de tekst, vaak heb je
genoeg aan de titel. Kernzin lezen, eerste zin van de alinea maar soms ook hele
tekst lezen.
- Tekstdoel vaststellen: wat wil de schrijver meebrengen, informeren, amuseren,
emotioneren etc.
- Tekst beoordelen: wat vind je van de tekst? Wat had je aan de tekst? Wat heb ik
precies geleerd? (mooi, niet mooi, mee eens, niet mee eens, waar, niet waar, klopt,
klopt niet)
5.2 instructie voor begrijpend lezen
Leerkracht gestuurd: jij geeft als leerkracht aan wat de kinderen moeten doen en
kinderen voeren het uit.
Gedeelde sturing: samen met kinderen interactie na wat de beste manier van
werken is om een tekst te begrijpen.
Leerling gestuurd: kinderen zelf laten experimenteren en overleggen en bepalen
wat de beste manier van werken is, om die toe te passen.
Uitgangspunten voor instructie:
- Activeer steeds de aanwezige kennis: controleren wat hij aan nieuwe info erbij
gekregen heeft. Voor, tijdens en na het elzen vragen stellen. Waarom ga ik lezen?
Waar zal het over gaan? wat weet ik er al van? Wat is belangrijk? Wat ben ik te
weten gekomen?
- Koppel tekst en leesdoel: leerlingen motiveren, eerst leesdoel genereren en
daarna beginnen aan de tekst. (wel eens meegemaakt dat… deze week gezien
dat….)
- Laat kinderen een strategie kiezen: kinderen bewuster en efficiënter laten lezen,
naast het leesdoel ook kinderen een strategie te laten kiezen. Hele tekst lezen?
Bepaald gedeelten? Alleen de koppen?
- Combineer begrijpend lezen met stelonderwijs: kinderen krijgen hierdoor meer
inzicht in teksten en de vaardigheden voor begrijpend lezen. Bewust van
processen die zich bij een schrijver afspelen. (opbouw leren bij het schrijven,
herkennen in tekst)
2
,Taalonderwijs ontwerpen
5.1 Het proces van begrijpend lezen
Strategie: een bepaalde aanpak die en taalgebruiker hanteert om zijn doel te
bereiken.
Vaardigheden: deelhandelingen waarvan een lezer zich niet altijd bewust van is.
Strategieën en vaardigheden lopen door elkaar en beïnvloeden elkaar.
Strategieën voor begrijpend lezen:
- Oriënterend lezen: is de tekst bruikbaar, je leest hierbij niet alles. titel, plaatjes en
tussenkopjes.
- Zoekend lezen: specifieke vraag. Titel en plaatjes lezen, specifieke woorden
zoeken.
- Intensief lezen: bepaalde informatie onthouden. Leest hele tekst en markeert
belangrijke stukken.
- Studerend lezen: op lange termijn onthouden. Je leest de hele tekst, maakt
aantekeningen en maakt hierbij nog een samenvatting of mindmap.
Voor alle studietechnieken:
- Ze proberen hoof- en bijzaken van elkaar te scheiden.
- Ze proberen een samenhang tussen de bergrippen en relaties in de tekst te
geven.
- Ze geven een schriftelijke en soms gevisualiseerde neerslag van de inhoud van
de tekst.
Ook wel: globaal, zoekend nauwkeurig lezen.
Verwerven van informatie: studerend lezen
Lees strategieën:
- Voorkennis gebruiken
- Voorspellen
- Visualiseren
- Vragen bedenken
Decoderen: ontsleutelen welke woorden er in een tekst staan.
Vaardigheden voor begrijpend lezen taalonderwijs ontwerpen
- Leesdoel bepalen: waarom wil ik een tekst lezen? Wil ik ontspannen lezen,
mening vormen, iets weten hoe iets werkt, wat is je doel?
- Betekenis van woordgroepen bepalen: op zoek naar woorden die je niet kent,
betekenis in de tekst zelf opzoeken of opzoeken op internet, woordenboek etc.
1
, - Relaties in de tekst leggen: verwijswoorden, relaties aangeven, aanwijzende,
betrekkende of persoonlijke voornaamwoorden( die, zij) voegwoorden ( omdat,
want of en)
- Relaties buiten de tekst leggen: wat weet je al over dit onderwerp, dit vraag je
voor het lezen. Je hebt hierbij de tekst nog niet gelezen.
- Structuur van de tekst herkennen: inleiding, kern slot herkennen, wat hoor bij wat.
Structuur bekijken van de tekst (alinea’s etc.)
- Tekstsoort herkennen: krantenbericht, gebruiksaanwijzing, verschillende teksten
en uiterlijke kenmerken.
- Thema van de tekst bepalen: wat is het onderwerp van de tekst, vaak heb je
genoeg aan de titel. Kernzin lezen, eerste zin van de alinea maar soms ook hele
tekst lezen.
- Tekstdoel vaststellen: wat wil de schrijver meebrengen, informeren, amuseren,
emotioneren etc.
- Tekst beoordelen: wat vind je van de tekst? Wat had je aan de tekst? Wat heb ik
precies geleerd? (mooi, niet mooi, mee eens, niet mee eens, waar, niet waar, klopt,
klopt niet)
5.2 instructie voor begrijpend lezen
Leerkracht gestuurd: jij geeft als leerkracht aan wat de kinderen moeten doen en
kinderen voeren het uit.
Gedeelde sturing: samen met kinderen interactie na wat de beste manier van
werken is om een tekst te begrijpen.
Leerling gestuurd: kinderen zelf laten experimenteren en overleggen en bepalen
wat de beste manier van werken is, om die toe te passen.
Uitgangspunten voor instructie:
- Activeer steeds de aanwezige kennis: controleren wat hij aan nieuwe info erbij
gekregen heeft. Voor, tijdens en na het elzen vragen stellen. Waarom ga ik lezen?
Waar zal het over gaan? wat weet ik er al van? Wat is belangrijk? Wat ben ik te
weten gekomen?
- Koppel tekst en leesdoel: leerlingen motiveren, eerst leesdoel genereren en
daarna beginnen aan de tekst. (wel eens meegemaakt dat… deze week gezien
dat….)
- Laat kinderen een strategie kiezen: kinderen bewuster en efficiënter laten lezen,
naast het leesdoel ook kinderen een strategie te laten kiezen. Hele tekst lezen?
Bepaald gedeelten? Alleen de koppen?
- Combineer begrijpend lezen met stelonderwijs: kinderen krijgen hierdoor meer
inzicht in teksten en de vaardigheden voor begrijpend lezen. Bewust van
processen die zich bij een schrijver afspelen. (opbouw leren bij het schrijven,
herkennen in tekst)
2