jong en oud: biopsychosociaal model
emoties
sociaal-emotionele ontwikkeling
affectregulatie
= vermogen om verschillende niveaus van emotionele opwinding (arousal) te kunnen
moduleren en controleren
- ontwikkelt zich in spiegelproces met de oudere
spiegelproces:
- onbewust proces tijdens eerste 1,5 jaar via empathische reacties tussen baby en
ouders
- spiegelneuronen zijn bij geboorte al voor een deel aanwezig maar ontwikkelen verder
in relatie tussen kind en ouder
- baby weet nog niet wat emoties zijn maar door spiegels van ouders zal die deze
stapsgewijs leren kennen
→ baby kijkt naar moeder en lacht – moeder lacht terug – hersenen van de baby
associëren eigen glimlach met het zien glimlachen van iemand anders →
verbindingen in spiegelneuronensysteem voor glimlachen worden versterkt.
emotioneel metabolisme: stofwisseling van emoties
caretakers = ‘clubje’ van mensen rondom jou die belangrijk zijn → 3 universele
acties nodig om een caretaker te zijn:
- zorghandeling (baby voeding geven, pamper verversen, …)
- vertellen wat zij denkt dat er aan de hand is
- gevoelsbeleving spiegelen
→ wanneer omgeving amper / niet spiegelt → grote kans op problemen later
- ouders zitten op hun gsm
- postnatale depressie
affect spiegeling
- richten van aandacht op en herkennen van het affect
- interpreteren en representeren van het affect
- moduleren van het affect
- expressie van een emotionele respons of actie
(affect = onderliggende tuning van een emotie)
reflux bij baby: 1 vd oorzaken = ouders meer gespannen → kans bestaat dat
affectregulatie op spanning komt te staan
- vicieuze cirkel: ouders meer gespannen → baby spant zich op → verdere
reflux → ouders nog meer gespannen
, → affectregulatie: belangrijk voor gezonde ontwikkeling van jong kind → ouder-baby
behandeling richt zich op het herstel van de verstoring van de affectregulatie
→ ontwikkeling affectregulatie = voorloper van vermogen op mentaliseren
affect-spiegeling en attunement
→ 6-9 maanden oud: interactie ouder en kind vooral op niveau van directe
sensaties en zichtbaar gedrag → imitatie heel belangrijk
→ rond 9 maanden oud: baby is in staat om samen met ouder aandacht op iets anders te
vestigen (gedeelde aandacht)
- volgens Stern: begin van proces bewustwording van intenties en affectieve
toestanden + proces van mentaliseren
ouders doen in deze fase aan affect-attunement:
- ouder moet gevoelde toestand van kind kunnen lezen uit het zichtbare gedrag
- daarna zelf gedrag laten zien, niet strikte imitatie maar toch voldoende
correspondentie met het zichtbare gedrag
- kind moet in staat zijn om ouderlijke respons te kunnen lezen als het te maken
hebben met zijn gevoel
indien ouders gevoelens van baby niet kunnen verdragen (traumatische
ervaringen) → baby internaliseert de defensieve reactie van ouders
- internaliseren = naar binnen nemen als een soort ‘leerproces’ van wat de realiteit is
- self-fullfilling prophecy = aan een situatie zo hard bijdragen dat het zichzelf vervult
→ zelfexploratie belangrijk om optimale zelfregulatie te ontwikkelen
- belangrijk dat baby alleen kan spelen in aanwezigheid ouder
- balans tussen exploratie en wederkerig gedrag: mogelijkheid ontstaat om de
binnenwereld van ouder te exploreren
- ouder reflecteert gevoelens en intenties van baby → baby leert zo over zijn
eigen intenties en gevoelens
optimaal ouderschap = sensitief, responsief en attuned zijn maar baby ook leren
omgaan met negatieve gevoelens
- mogelijkheid om wrijvingen op te lossen vormt kern van veilige hechting
- baby leert een variatie aan interpersoonlijke vaardigheden
- good enough mothering
→ mismatches horen bij normale interactieproces: hoe groter het vermogen om deze te
repareren, hoe waarschijnlijker dat het kind op 12 maanden veilig gehecht is
gezichtspiegeling, co-regulatie en co-constructie
→ dynamisch interactieproces:
- affect representaties in baby: gevormd door proces van crossmodale perceptie in
baby
emoties
sociaal-emotionele ontwikkeling
affectregulatie
= vermogen om verschillende niveaus van emotionele opwinding (arousal) te kunnen
moduleren en controleren
- ontwikkelt zich in spiegelproces met de oudere
spiegelproces:
- onbewust proces tijdens eerste 1,5 jaar via empathische reacties tussen baby en
ouders
- spiegelneuronen zijn bij geboorte al voor een deel aanwezig maar ontwikkelen verder
in relatie tussen kind en ouder
- baby weet nog niet wat emoties zijn maar door spiegels van ouders zal die deze
stapsgewijs leren kennen
→ baby kijkt naar moeder en lacht – moeder lacht terug – hersenen van de baby
associëren eigen glimlach met het zien glimlachen van iemand anders →
verbindingen in spiegelneuronensysteem voor glimlachen worden versterkt.
emotioneel metabolisme: stofwisseling van emoties
caretakers = ‘clubje’ van mensen rondom jou die belangrijk zijn → 3 universele
acties nodig om een caretaker te zijn:
- zorghandeling (baby voeding geven, pamper verversen, …)
- vertellen wat zij denkt dat er aan de hand is
- gevoelsbeleving spiegelen
→ wanneer omgeving amper / niet spiegelt → grote kans op problemen later
- ouders zitten op hun gsm
- postnatale depressie
affect spiegeling
- richten van aandacht op en herkennen van het affect
- interpreteren en representeren van het affect
- moduleren van het affect
- expressie van een emotionele respons of actie
(affect = onderliggende tuning van een emotie)
reflux bij baby: 1 vd oorzaken = ouders meer gespannen → kans bestaat dat
affectregulatie op spanning komt te staan
- vicieuze cirkel: ouders meer gespannen → baby spant zich op → verdere
reflux → ouders nog meer gespannen
, → affectregulatie: belangrijk voor gezonde ontwikkeling van jong kind → ouder-baby
behandeling richt zich op het herstel van de verstoring van de affectregulatie
→ ontwikkeling affectregulatie = voorloper van vermogen op mentaliseren
affect-spiegeling en attunement
→ 6-9 maanden oud: interactie ouder en kind vooral op niveau van directe
sensaties en zichtbaar gedrag → imitatie heel belangrijk
→ rond 9 maanden oud: baby is in staat om samen met ouder aandacht op iets anders te
vestigen (gedeelde aandacht)
- volgens Stern: begin van proces bewustwording van intenties en affectieve
toestanden + proces van mentaliseren
ouders doen in deze fase aan affect-attunement:
- ouder moet gevoelde toestand van kind kunnen lezen uit het zichtbare gedrag
- daarna zelf gedrag laten zien, niet strikte imitatie maar toch voldoende
correspondentie met het zichtbare gedrag
- kind moet in staat zijn om ouderlijke respons te kunnen lezen als het te maken
hebben met zijn gevoel
indien ouders gevoelens van baby niet kunnen verdragen (traumatische
ervaringen) → baby internaliseert de defensieve reactie van ouders
- internaliseren = naar binnen nemen als een soort ‘leerproces’ van wat de realiteit is
- self-fullfilling prophecy = aan een situatie zo hard bijdragen dat het zichzelf vervult
→ zelfexploratie belangrijk om optimale zelfregulatie te ontwikkelen
- belangrijk dat baby alleen kan spelen in aanwezigheid ouder
- balans tussen exploratie en wederkerig gedrag: mogelijkheid ontstaat om de
binnenwereld van ouder te exploreren
- ouder reflecteert gevoelens en intenties van baby → baby leert zo over zijn
eigen intenties en gevoelens
optimaal ouderschap = sensitief, responsief en attuned zijn maar baby ook leren
omgaan met negatieve gevoelens
- mogelijkheid om wrijvingen op te lossen vormt kern van veilige hechting
- baby leert een variatie aan interpersoonlijke vaardigheden
- good enough mothering
→ mismatches horen bij normale interactieproces: hoe groter het vermogen om deze te
repareren, hoe waarschijnlijker dat het kind op 12 maanden veilig gehecht is
gezichtspiegeling, co-regulatie en co-constructie
→ dynamisch interactieproces:
- affect representaties in baby: gevormd door proces van crossmodale perceptie in
baby