Verpleegkundige aandachtspunten neurologie
Doelstellingen zijn zo goed als de letterlijk examenvragen
5 open vragen (1 vraag met een iets langer antwoordt, meeste vragen kort
antwoordt)
Antwoorden moeten niet zeer uitgebreid zijn
Zowel doelstellingen als begrippenlijst kennen: nodig in volgende jaren (maximaal 1
vraag terminologie)
Indien ze geen getal heeft gezet maar 1 voorbeeld geven
Stoornissen aan de hogere cerebrale functies
Doelstellingen
1. Welke soorten anamneses bestaan er en leg uit
o Soorten anamneses
Gewone anamnese: opnamegesprek
Heteroanamnese
Pijnanamnese
Opvolganamnese
2. Wat is klinemetrie
o Meten ziekteverschijnselen is belangrijk voor het bepalen van de toestand en
voor het stellen van een prognose en het maken van een behandelplan
Bepalen van
- Ernst stoornis
- Visuele beperking stoornis
- Sociale gevolgen
3. Hoe kunnen we het bewustzijn testen
o Glasgow Coma Scale
E: eyes (open)
M: motoriek (beste motorische reactie)
V: verbal (beste verbale reactie)
4. Leg de EMV score uit
o Afkorting staat voor:
E: eyes (open)
M: motoriek (beste motorische reactie)
V: verbal (beste verbale reactie)
o Wordt gebruikt om glasgow Coma Scale in te vullen
5. Hoe testen we de oriëntatie
o De oriëntatie kan enkel getest worden door te bevragen, hiervoor zijn dus
geen schalen beschikbaar.
1
, o Tijd: hoe laat het is, welke dag van de week het is of welke maand het is
(exacte dag niet zo zinvol ook gezonde mensen vergeten deze)
o Plaats: waar bent u hier?, is dit u huis?
6. Leg het verschil uit tussen motorische brocca afasie en sensorische Wernicke afasie
o Motorische brocca afasie: begrijpen goed wat je vraagt of zegt maar kunnen
niet of slecht een paar eenvoudige woorden terugzeggen
o Sensorische Wernicke afasie: patiënt begrijpt totaal niet wat er gezegt wordt
ook al is zijn gehoor prima in orde
=> moeilijker om gesprek te voeren
Begrippenlijst
• Impairement: de ernst van de stoornis
• Disability: de functionele beperking van de stoornis
• Handicap: de sociale gevolgen van de stoornis
• Hogere cerebrale functies : cognitieve functies/ het waarnemen
• Somna: p slaapt maar wekbaar
• Sopor: p reageert maar kan geen gesprek mee gevoerd worden
• Coma: reageert niet op pijnprikkels
• EMV waarden om GCS schaal om bewustzijnsdaling te meten
• Afasie: stoornissen in het gebruik van taal
• Dysatrie spraakstoornis (stoornis in spraak itt taal) door het niet kunnen spreken
door een stoornis aan motoriek van tong, mond of keel
• Brocca: motorisch spraakcentrum aangetast: bv. stotteren
• Wernicke: Sensorisch spraakcentrum aangetast: kunnen vlot spreken maar spreken
wartaal
• Apraxie: Wanneer een patiënt niet weet om doelgericht te handelen bv. niet weet
hoe kleding aan te trekken wanneer motoriek intact is
• Agnosie: Het niet kunnen herkennen van zintuiglijke gewaarwording. Bv voorwerpen
niet herkennen
• Neglect: verwaarlozing. Bv bord maar half leeg eten
Stoornissen II, III, IV & V
Doelstellingen
1. Leg uit: frontale syndroom en hoe uit zich dit bij een patiënt?
o Gevolg van een stoornis in frontaal kwab
o Globale remming van psychische functies
o Apathie:
ontplooit nauwelijks initiatieven
Denken gaat traag
Na vragen vallen lange stiltes, de patiënt geeft korte niet correcte
antwoorden
Het handelen kan vertraagd zijn (ligt geen bewegingsstoornis aan de
grondslag)
2
, Er kunnen perseveraties ontstaan: de persoon zal eerder gegeven
antwoorden of eerder uitgevoerde motorische opdrachten steeds
blijven herhalen
o Het syndroom kan zich ook voordoen als een ontremming dit uit zich in het
decorum, dikwijls leidt dit tot incontinentie en bij gebrek aan decorum gaat
dit om incontinentie zonder gène
2. Wat is een delier, hoe uit zich dit en is dit permanent?
o Bewustzijns daling gepaard gaande met hallucinaties, verwarheid, wanen en
onrust
o Ontstaat plotseling binnen enkele uren of dagen
o Verschijnselen vooral ‘s avonds en ’s nachts aanwezig
o symptomen
Patiënt is niet zo helder als normaal
Patiënt weet niet precies waar hij is
Aandacht is wisselend
De spraak is onsamenhangend
Soms ziet of hoort de patiënt dingen die er niet zijn
vaak is er motorische onrust en plukt de patiënt doelloos aan kleding
of dekens van het bed
Kan ook dat deze juis stil en teruggetrokken is
o Accuut begin -> verschijnselen wisselen over het etmaal
o Verschijnselen zijn psychisch maar oorzaak lichamelijk
Ziekten die gepaard gaan met koorts (bv. blaasontsteking)
Diabetes die niet goed onder controle is
Urineretentie
Ziekte van de schildklier
Hartinfatct
Obstipatie
Operatie, narcose, opname op intensieve kunnen leiden tot een delier
Begrippenlijst
• Alexie: taalstoornis bij het lezen
• Agrafie: taalstoornis bij het schrijven
• Apathie: gebrek aan emotie, motivatie. Gelaten zijn, komt voor bij psychische
stoornissen
• Apraxie: stoornis in handelen
• Agnosie: stoornis in waarneming, het niet herkennen van een voorwerp
• Anosognosie: in de veronderstelling dat ze een verlamd lichaamsdeel nog kunnen
gebruiken
• Neglect: verwaarlozing van bv de linker helft gezicht niet scheren of linker helft bord
niet leeg eten
• Anosmie= niet meer kunnen ruiken
• Hemianopsie= stoornis gezichtsveld
• Ptosis: hangend ooglid
• Anisocorie: pupillen verschillen in diameter
3
Doelstellingen zijn zo goed als de letterlijk examenvragen
5 open vragen (1 vraag met een iets langer antwoordt, meeste vragen kort
antwoordt)
Antwoorden moeten niet zeer uitgebreid zijn
Zowel doelstellingen als begrippenlijst kennen: nodig in volgende jaren (maximaal 1
vraag terminologie)
Indien ze geen getal heeft gezet maar 1 voorbeeld geven
Stoornissen aan de hogere cerebrale functies
Doelstellingen
1. Welke soorten anamneses bestaan er en leg uit
o Soorten anamneses
Gewone anamnese: opnamegesprek
Heteroanamnese
Pijnanamnese
Opvolganamnese
2. Wat is klinemetrie
o Meten ziekteverschijnselen is belangrijk voor het bepalen van de toestand en
voor het stellen van een prognose en het maken van een behandelplan
Bepalen van
- Ernst stoornis
- Visuele beperking stoornis
- Sociale gevolgen
3. Hoe kunnen we het bewustzijn testen
o Glasgow Coma Scale
E: eyes (open)
M: motoriek (beste motorische reactie)
V: verbal (beste verbale reactie)
4. Leg de EMV score uit
o Afkorting staat voor:
E: eyes (open)
M: motoriek (beste motorische reactie)
V: verbal (beste verbale reactie)
o Wordt gebruikt om glasgow Coma Scale in te vullen
5. Hoe testen we de oriëntatie
o De oriëntatie kan enkel getest worden door te bevragen, hiervoor zijn dus
geen schalen beschikbaar.
1
, o Tijd: hoe laat het is, welke dag van de week het is of welke maand het is
(exacte dag niet zo zinvol ook gezonde mensen vergeten deze)
o Plaats: waar bent u hier?, is dit u huis?
6. Leg het verschil uit tussen motorische brocca afasie en sensorische Wernicke afasie
o Motorische brocca afasie: begrijpen goed wat je vraagt of zegt maar kunnen
niet of slecht een paar eenvoudige woorden terugzeggen
o Sensorische Wernicke afasie: patiënt begrijpt totaal niet wat er gezegt wordt
ook al is zijn gehoor prima in orde
=> moeilijker om gesprek te voeren
Begrippenlijst
• Impairement: de ernst van de stoornis
• Disability: de functionele beperking van de stoornis
• Handicap: de sociale gevolgen van de stoornis
• Hogere cerebrale functies : cognitieve functies/ het waarnemen
• Somna: p slaapt maar wekbaar
• Sopor: p reageert maar kan geen gesprek mee gevoerd worden
• Coma: reageert niet op pijnprikkels
• EMV waarden om GCS schaal om bewustzijnsdaling te meten
• Afasie: stoornissen in het gebruik van taal
• Dysatrie spraakstoornis (stoornis in spraak itt taal) door het niet kunnen spreken
door een stoornis aan motoriek van tong, mond of keel
• Brocca: motorisch spraakcentrum aangetast: bv. stotteren
• Wernicke: Sensorisch spraakcentrum aangetast: kunnen vlot spreken maar spreken
wartaal
• Apraxie: Wanneer een patiënt niet weet om doelgericht te handelen bv. niet weet
hoe kleding aan te trekken wanneer motoriek intact is
• Agnosie: Het niet kunnen herkennen van zintuiglijke gewaarwording. Bv voorwerpen
niet herkennen
• Neglect: verwaarlozing. Bv bord maar half leeg eten
Stoornissen II, III, IV & V
Doelstellingen
1. Leg uit: frontale syndroom en hoe uit zich dit bij een patiënt?
o Gevolg van een stoornis in frontaal kwab
o Globale remming van psychische functies
o Apathie:
ontplooit nauwelijks initiatieven
Denken gaat traag
Na vragen vallen lange stiltes, de patiënt geeft korte niet correcte
antwoorden
Het handelen kan vertraagd zijn (ligt geen bewegingsstoornis aan de
grondslag)
2
, Er kunnen perseveraties ontstaan: de persoon zal eerder gegeven
antwoorden of eerder uitgevoerde motorische opdrachten steeds
blijven herhalen
o Het syndroom kan zich ook voordoen als een ontremming dit uit zich in het
decorum, dikwijls leidt dit tot incontinentie en bij gebrek aan decorum gaat
dit om incontinentie zonder gène
2. Wat is een delier, hoe uit zich dit en is dit permanent?
o Bewustzijns daling gepaard gaande met hallucinaties, verwarheid, wanen en
onrust
o Ontstaat plotseling binnen enkele uren of dagen
o Verschijnselen vooral ‘s avonds en ’s nachts aanwezig
o symptomen
Patiënt is niet zo helder als normaal
Patiënt weet niet precies waar hij is
Aandacht is wisselend
De spraak is onsamenhangend
Soms ziet of hoort de patiënt dingen die er niet zijn
vaak is er motorische onrust en plukt de patiënt doelloos aan kleding
of dekens van het bed
Kan ook dat deze juis stil en teruggetrokken is
o Accuut begin -> verschijnselen wisselen over het etmaal
o Verschijnselen zijn psychisch maar oorzaak lichamelijk
Ziekten die gepaard gaan met koorts (bv. blaasontsteking)
Diabetes die niet goed onder controle is
Urineretentie
Ziekte van de schildklier
Hartinfatct
Obstipatie
Operatie, narcose, opname op intensieve kunnen leiden tot een delier
Begrippenlijst
• Alexie: taalstoornis bij het lezen
• Agrafie: taalstoornis bij het schrijven
• Apathie: gebrek aan emotie, motivatie. Gelaten zijn, komt voor bij psychische
stoornissen
• Apraxie: stoornis in handelen
• Agnosie: stoornis in waarneming, het niet herkennen van een voorwerp
• Anosognosie: in de veronderstelling dat ze een verlamd lichaamsdeel nog kunnen
gebruiken
• Neglect: verwaarlozing van bv de linker helft gezicht niet scheren of linker helft bord
niet leeg eten
• Anosmie= niet meer kunnen ruiken
• Hemianopsie= stoornis gezichtsveld
• Ptosis: hangend ooglid
• Anisocorie: pupillen verschillen in diameter
3