Deel 1: Ethische systemen
Hoofdstuk 1: Begrippenkader
1 Begrippenkader
1.1 Ethiek
gewoonte of zedelijke handeling
Ethiek, deel van filosofie ‘houden van wijsheid’
Ethiek: houdt zich bezig met de vraag welke menselijke handelingen goed of toelaatbaar zijn en welke slecht of niet
toelaatbaar zijn. Ethiek houdt zich bezig met het onderzoek en justificatie van ethische waarden.
1.2 Filosofie
Binnen de filosofie 3 grote kennisgebieden:
1. Fysica kennis van wereld en natuur
2. Logica kennis en taaltheorie
3. Ethica kennis over handelen, moraal, zeden en gewoonten
1.3 Socrates
De ethiek is ontstaan met Socrates. Zijn belangstelling ging uit naar de kwestie dat je van je
leven iets moet maken. Wijsheid moet je ontwikkelen door je leven te onderzoeken.
Ethiek gaat over de juiste keuze maken en de juiste handelingen nastreven.
1.4 Waarden en normen
Waarden Socrates
Een waarde is iets wat een persoon of samenleving nastrevenswaardig vindt. Een waarde
geeft aan wat men wenselijk vindt, zoals bijvoorbeeld goed gedrag.
Een waarde gaat over datgene wat wenselijk is. Waarden zijn vaak collectief van aard, want de samenleving heeft
vaak dezelfde waarden. Maar ieder mens kan een waarde op zijn of haar eigen manier beleven en er invulling aan
geven.
Eerlijkheid
Rechtvaardigheid
Vrijheid
sterk cultureel bepaald
Normen
Normen zijn concrete gedragsregels die aangeven wat verwacht wordt in een bepaalde situatie. Er ontstaat een
mate van voorspelbaarheid van gedrag. Normen zijn zichtlijnen in een samenleving.
Specifieke gedragsregels
Bepaald door en voor een bepaalde groep
1.5 Integriteit
Persoonlijke eigenschap of karaktereigenschap. Integriteit kun je zowel persoonlijk als sociaal benaderen.
Persoonlijke integriteit: doen wat je zegt, zeggen wat je doet, eerlijk- en oprechtheid, betrokkenheid… op basis van
eigen normen- en waardenstelsel. Men maakt zich waarden en normen eigen identificeren.
Pagina 1 van 42
,Sociale integriteit: verleidingen weerstaan uit je omgeving, machtspositie niet misbruiken. weerstand tegen
verleiding.
Integriteit is het juiste doen, ook als niemand kijkt.
Integriteit wordt gezien als begrip bestaande uit 3 aspecten:
1. Moreel oordelen
2. Regelgeving
3. Beperken van integriteitsrisico’s
1.6 Moreel oordeel
Bij moreel oordeel wordt de ethiek in praktijk gebracht. Het is het juist reageren op een bepaalde situatie. Een
handeling is moreel juist als er recht wordt gedaan aan de anderen.
Er zijn verschillende manieren om tot een moreel oordeel te komen. Binnen een bepaald probleem kan er vanuit
verschillende standpunten gehandeld worden.
Pagina 2 van 42
,Hoofdstuk 2: Soorten ethische systemen
1 Soorten ethische systemen
1.1 Morele intuïtie en ervaring
Ieder heeft in zijn opvoeding een eigen waarden- en normenkader. Het stuurt vaak onbewust en zonder al te veel
denken in een bepaalde visie.
1.2 Algemene indeling
Descriptieve ethiek: beschrijft en verklaart waarden en normen van toepassing in bepaalde sociaal-culturele
context.
Normatieve ethiek: beoordeeld in gebruik zijnde waarden en normen.
Meta-ethiek: de manier waarop ethiek bedreven wordt.
1.3 Ethische systemen
3 belangrijke ethische systemen:
1. Gevolgenethiek
2. Plichtsethiek
3. Deugdenethiek
1.3.1 Gevolgenethiek
= Consequentialisme
Morele handelingen zijn gebaseerd op de consequenties (= gevolgen) die deze handelingen hebben.
Moreel handelen is juist wanneer de gevolgen ervan minstens even goed zijn als de gevolgen van andere mogelijke
handelingen binnen dezelfde situatie.
De gevolgen van de handelingen zijn van belang voor het maken van de keuze.
1.3.2 Plichten ethiek
= Deontologie
Het is de plicht van elk mens om het juiste te doen, ongeacht het gevolg van het handelen. De intentie van de
handeling staat centraal en niet de gevolgen ervan.
Men mag niets doen wat slecht is, zelfs als dat tot goede resultaten zou leiden.
Duitse filosoof Immanuel Kant is de grondleggen van deze theorie. ‘grondslagen van ethiek – grondslagen vaan de
metafysica van de zeden.’
Hij stelde dat een handeling moreel goed is as ze wordt gesteld vanuit een plicht. hij gebruikte zijn categorische
imperatief als kernpunt.
Categorische imperatief:
1. Handelen alsof de maxime van jouw handeling door jouw wil tot algemene natuurwet moest worden.
Een handeling is slechts moreel verantwoord wanneer de persoon die haar uitvoert een regel
hanteert waarvan hij kan stellen dat elke persoon deze regel in soortgelijke omstandigheden kan
inroepen.
2. Handelen zo dat jij het mens-zijn, zowel in eigen persoon als in de persoon in de persoon van ieder ander
altijd tegelijk als doel, nooit louter als middel gebruikt.
Een handeling is enkel en alleen moreel verantwoord als de persoon in de uitvoering van deze handeling
de anderen niet louter as middel gebruikt om zijn of haar belangen te behartigen, maar hen respecteert
in hun capaciteit om vrij voor zichzelf te kiezen.
Pagina 3 van 42
, 1.3.3 Deugdenethiek
Grondlegger: Aristoteles
Een goed mens is een deugdzaam mens. Er moet niet enkel naar handelingen worden gekeken maar ook naar het
karakter, de motieven en persoonlijkheidskenmerken.
Pagina 4 van 42