Hoofdstuk 2: Crash course filmtaal -en analyse (Case: Psycho,
Hitchcock)
Concepten
Academy ratio = de standaard beeldverhouding van films
in de klassieke Hollywood-stijl. Het valt
onder de parameter “ratio” binnen het
onderdeel “cinematografie”. Vb. Hitchcock
hanteert deze verhouding.
Het narratief model van Aristoteles = een klassiek drie-delig verhaal
bestaande uit een begin (introduceer de
situatie), een midden (ontwikkel conflict
en spanning) en een einde (los het conflict
op). Gericht op eenvoud, eenheid en
samenhang.
Average Shot Length (ASL) = de gemiddelde lengte van de shots in
een film. Het wordt gebruikt om de
snelheid en het ritme van de montage te
analyseren en valt binnen de “micro-
analyse” van het onderdeel “montage”.
Aspect ratio = de verhouding tussen de breedte en de
hoogte van een beeld, vb. breedbeeld of
een klassiek tv-formaat.
Beeldgrootte of scale = de verhouding tussen het lichaam en de
camera. Het valt binnen het onderdeel
“cinematografie”.
Beeldrijmmontage = de montage van beelden die door
visuele gelijkenissen of contrasten met
elkaar zijn verbonden. Vb. een aap die een
bot wegwerpt als indicatie voor een
tijdsverandering of in Schindler’s List de
verandering van kleur naar zwart wit/ de
overgang via rook…
Belichtingscodes = de manieren waarop licht wordt
gebruikt om de sfeer en betekenis van een
scène te creëren, vb. hard of zacht licht
(toep. het genre Film Noir). Het valt binnen
het onderdeel “mise-en-scène”.
Blik of gaze = het perspectief van de camera of de
personages; heeft een invloed heeft op
hoe we de film waarnemen. Vb. Psycho…
Het valt binnen het onderdeel “mise-en-
scène”.
David Bordwell = een filmtheoreticus die analyses maakt
van narratieve structuren en filmstijl,
alsook van de betekenis van bepaalde
filmtechnieken zoals bv. de montage en
het camerawerk. Creëerde ook enkele
, modellen (fabula – sujet – style ovv
narratie)…
Cadrage/kadrage = het proces van het kiezen van de
opnamehoek en het kader voor een shot.
Dit heeft invloed op de compositie van het
beeld. Het valt binnen het onderdeel
“cinematografie”.
Camerabeweging = de beweging van de camera binnen een
scène. Vb. panning, tilting, tracking…
Camerastandpunt = de positie van de camera ten opzichte
van het onderwerp. Vb. ooghoogte, laag of
hoog standpunt.
Cinematografie = de kunst en techniek van het
vastleggen van beelden op film; inclusief
belichting, camerawerk en compositie.
Cinemetrics = het gebruik van kwantitatieve metingen
van filmtechnieken zoals vb. ASL, om een
filmstijl te analyseren.
Classical narrative style = een narratieve stijl die zich richt op de
helderheid van het plot en de personages,
vaak met een duidelijke inleiding, conflict
en oplossing.
Close-up = een opname waarbij het onderwerp
groot in het frame wordt getoond, vaak
om zo emotie of detail te gaan
benadrukken. Het valt binnen
“cinematografie” onder de parameter
“beeldgrootte”.
Confrontation/ie = een dramatisch moment in een film
waarbij de personages direct met elkaar in
conflict gaan. Het leidt vaak tot de climax
en is onderdeel van verschillende
narratieve modellen.
Continuity editing = montage die de logica van tijd, ruimte
en handelingen behoudt, zodat de kijker
het gevoel heeft dat de gebeurtenissen
vloeiend op elkaar volgen. Het is een
belangrijk kenmerk van de klassieke
Hollywood-stijl.
Cut = een overgang tussen twee shots,
waarbij meestal een rechte knip wordt
gebruikt van het ene shot naar het
andere. Het valt binnen de “micro-
analyse” van “montage”.
Deep focus = een techniek waarbij zowel de voor- en
achtergrond scherp in beeld worden gezet.
Het valt binnen het onderdeel
“cinematografie” binnen de parameter
“lens”.
Diëgese = de fictieve wereld die wordt
gepresenteerd in de film; inclusief de
karakters, geluiden en objecten die zich
hierin bevinden.
Dissolve = een overgang waarbij het ene beeld
langzaam in het andere overgaat. Het
wordt vaak gebruikt om de tijd te laten
verstrijken en valt binnen de “micro-
analyse” van “montage”.
Driepuntsbelichting = een klassieke belichtingstechniek
, waarbij er 3 lichtbronnen worden gebruikt
om zo het onderwerp vanuit verschillende
hoeken te belichten en helder weer te
kunnen geven. Het is typerend voor de
klassieke Hollywood-stijl en valt onder het
onderdeel “mise-en-scène”.
Emulsie = het lichtgevoelige laagje op filmrollen
dat wordt gebruikt om beelden vast te
kunnen leggen. Dit was kenmerkend zeer
brandbaar vroeger en zorgde ervoor dat
films niet lang bewaarden.
Establishing shot = een breed shot aan het begin van een
scène dat de locatie of de situatie
voorstelt. Het valt binnen de parameter
“beeldgrootte, onder “cinematografie”.
Exposition = de opening van een film waarbij de
setting, karakters en het belangrijkste
conflict worden geïntroduceerd. Het is een
onderdeel van de narratieve modellen.
Extreme close-up = een opname die een heel klein detail
van een object of gezicht toont.
Extreme long shot = een opname van een onderwerp op
grote afstand. Het wordt vaak gebruikt om
een omgeving of een schaalverschil te
benadrukken.
Fabula = de chronologische volgorde van de
gebeurtenissen in een verhaal.
Fade in/out = een overgangstechniek waarbij het
beeld langzaam van zwart naar beeld
(fade in) of van beeld naar zwart (fade
out) overgaat.
Het narratief model van Syd Field = een modern drie-akterstructuur met een
setup (introduceer personages en
conflict), een confrontatie (obstakels en
groei in het midden) en een resolutie
(climax en oplossing). Het draait om
plotpunten en een duidelijke opbouw van
spanning.
“set-up” PP1 MP
PP2
--------X-------------X-------------X----------
(exposition) ( confrontation )
(resolution)
Filmanalyse = de (systematische) studie van films door
hun structurele, stilistische en
thematische elementen te gaan
onderzoeken. Vandenbunder zegt zo dat
bepaalde momenten zekere creatieve
keuzes blootleggen…
Format = het formaat van de film, zoals de
beeldverhouding (aspect ratio) en het type
film (vb. digitaal, 35mm). Het valt onder
“cinematografie”.
Harde cut = een abrupte overgang tussen twee
shots zonder dat er een tussenliggende
bewerking bij komt kijken. Het valt binnen
“montage”.
Iconografie = het gebruik van visuele symbolen en
objecten die specifieke betekenissen en
, associaties oproepen. Vb. het mes in
Psycho…
Iris = een overgang waarbij het beeld begint
als een klein cirkelvormig gebied dat zich
vervolgens opent naar een volledig beeld.
Valt onder “montage”.
Michel Khleifi = een Palestijnse filmmaker die naar
België is gekomen en hier aan de
filmschool studeerde. Zijn bekendste film
is Noce en Galilée en gebruikt een
huwelijksverhaal als allegorie voor het
Israëlisch-Palenstijnse conflict. Hierin
onderzoekt hij bepaalde tradities en
ideologieën. Over het algemeen
combineren zijn films poëzie en
maatschappelijke reflectie met een focus
op de Palestijnse identiteit en hoop op
vreedzaam samenleven.
Long shot = een opname van een scène waarin de
omgeving en karakters volledig in beeld
zijn, vaak om de ruimte te tonen. Valt
onder de parameter “beeldgrootte”
binnen “cinematografie”.
MacGuffin = een object of doel in een verhaal dat de
plot aandrijft, maar waarvan de werkelijke
aard niet belangrijk is voor de inhoud van
het verhaal. Vb. het geld in Psycho.
Macro/meso/micro-structuur van montage = de analyse van montage op
verschillende niveaus: macro (het
volledige filmverhaal); meso (scènes en
sequenties) en micro (individuele shots).
Medium close-up = een opname van het bovenste deel van
het lichaam van een personage. Het wordt
vaak gebruikt om emotie te tonen.
Medium shot = een opname van een personage van de
taille omhoog. Het wordt vaak gebruikt bij
dialoogscènes.
Mise-en-cadre = de manier waarop een scène wordt
gecomposeerd binnen het kader; inclusief
alle visuele elementen en hoe deze zich
verhouden tegenover elkaar. Het bevat
parameters met daarin variabelen:
Formaat
Emulsie
Belichting
Objectief
Snelheid
Cadrage
Beeldgrootte
Opnamehoek
Positie camera
Duur opname
Mise-en-scène of ante-filmische AF = alles wat wordt gecreëerd en gepland
voor de opname. Het bestaat uit het a-
filmische (toevallige of natuurlijke
aspecten van de werkelijkheid die niet zijn
gecontroleerd maar wel in beeld komen)
en het pro-filmische (alles wat specifiek
is ontworpen of geënsceneerd is voor het
Hitchcock)
Concepten
Academy ratio = de standaard beeldverhouding van films
in de klassieke Hollywood-stijl. Het valt
onder de parameter “ratio” binnen het
onderdeel “cinematografie”. Vb. Hitchcock
hanteert deze verhouding.
Het narratief model van Aristoteles = een klassiek drie-delig verhaal
bestaande uit een begin (introduceer de
situatie), een midden (ontwikkel conflict
en spanning) en een einde (los het conflict
op). Gericht op eenvoud, eenheid en
samenhang.
Average Shot Length (ASL) = de gemiddelde lengte van de shots in
een film. Het wordt gebruikt om de
snelheid en het ritme van de montage te
analyseren en valt binnen de “micro-
analyse” van het onderdeel “montage”.
Aspect ratio = de verhouding tussen de breedte en de
hoogte van een beeld, vb. breedbeeld of
een klassiek tv-formaat.
Beeldgrootte of scale = de verhouding tussen het lichaam en de
camera. Het valt binnen het onderdeel
“cinematografie”.
Beeldrijmmontage = de montage van beelden die door
visuele gelijkenissen of contrasten met
elkaar zijn verbonden. Vb. een aap die een
bot wegwerpt als indicatie voor een
tijdsverandering of in Schindler’s List de
verandering van kleur naar zwart wit/ de
overgang via rook…
Belichtingscodes = de manieren waarop licht wordt
gebruikt om de sfeer en betekenis van een
scène te creëren, vb. hard of zacht licht
(toep. het genre Film Noir). Het valt binnen
het onderdeel “mise-en-scène”.
Blik of gaze = het perspectief van de camera of de
personages; heeft een invloed heeft op
hoe we de film waarnemen. Vb. Psycho…
Het valt binnen het onderdeel “mise-en-
scène”.
David Bordwell = een filmtheoreticus die analyses maakt
van narratieve structuren en filmstijl,
alsook van de betekenis van bepaalde
filmtechnieken zoals bv. de montage en
het camerawerk. Creëerde ook enkele
, modellen (fabula – sujet – style ovv
narratie)…
Cadrage/kadrage = het proces van het kiezen van de
opnamehoek en het kader voor een shot.
Dit heeft invloed op de compositie van het
beeld. Het valt binnen het onderdeel
“cinematografie”.
Camerabeweging = de beweging van de camera binnen een
scène. Vb. panning, tilting, tracking…
Camerastandpunt = de positie van de camera ten opzichte
van het onderwerp. Vb. ooghoogte, laag of
hoog standpunt.
Cinematografie = de kunst en techniek van het
vastleggen van beelden op film; inclusief
belichting, camerawerk en compositie.
Cinemetrics = het gebruik van kwantitatieve metingen
van filmtechnieken zoals vb. ASL, om een
filmstijl te analyseren.
Classical narrative style = een narratieve stijl die zich richt op de
helderheid van het plot en de personages,
vaak met een duidelijke inleiding, conflict
en oplossing.
Close-up = een opname waarbij het onderwerp
groot in het frame wordt getoond, vaak
om zo emotie of detail te gaan
benadrukken. Het valt binnen
“cinematografie” onder de parameter
“beeldgrootte”.
Confrontation/ie = een dramatisch moment in een film
waarbij de personages direct met elkaar in
conflict gaan. Het leidt vaak tot de climax
en is onderdeel van verschillende
narratieve modellen.
Continuity editing = montage die de logica van tijd, ruimte
en handelingen behoudt, zodat de kijker
het gevoel heeft dat de gebeurtenissen
vloeiend op elkaar volgen. Het is een
belangrijk kenmerk van de klassieke
Hollywood-stijl.
Cut = een overgang tussen twee shots,
waarbij meestal een rechte knip wordt
gebruikt van het ene shot naar het
andere. Het valt binnen de “micro-
analyse” van “montage”.
Deep focus = een techniek waarbij zowel de voor- en
achtergrond scherp in beeld worden gezet.
Het valt binnen het onderdeel
“cinematografie” binnen de parameter
“lens”.
Diëgese = de fictieve wereld die wordt
gepresenteerd in de film; inclusief de
karakters, geluiden en objecten die zich
hierin bevinden.
Dissolve = een overgang waarbij het ene beeld
langzaam in het andere overgaat. Het
wordt vaak gebruikt om de tijd te laten
verstrijken en valt binnen de “micro-
analyse” van “montage”.
Driepuntsbelichting = een klassieke belichtingstechniek
, waarbij er 3 lichtbronnen worden gebruikt
om zo het onderwerp vanuit verschillende
hoeken te belichten en helder weer te
kunnen geven. Het is typerend voor de
klassieke Hollywood-stijl en valt onder het
onderdeel “mise-en-scène”.
Emulsie = het lichtgevoelige laagje op filmrollen
dat wordt gebruikt om beelden vast te
kunnen leggen. Dit was kenmerkend zeer
brandbaar vroeger en zorgde ervoor dat
films niet lang bewaarden.
Establishing shot = een breed shot aan het begin van een
scène dat de locatie of de situatie
voorstelt. Het valt binnen de parameter
“beeldgrootte, onder “cinematografie”.
Exposition = de opening van een film waarbij de
setting, karakters en het belangrijkste
conflict worden geïntroduceerd. Het is een
onderdeel van de narratieve modellen.
Extreme close-up = een opname die een heel klein detail
van een object of gezicht toont.
Extreme long shot = een opname van een onderwerp op
grote afstand. Het wordt vaak gebruikt om
een omgeving of een schaalverschil te
benadrukken.
Fabula = de chronologische volgorde van de
gebeurtenissen in een verhaal.
Fade in/out = een overgangstechniek waarbij het
beeld langzaam van zwart naar beeld
(fade in) of van beeld naar zwart (fade
out) overgaat.
Het narratief model van Syd Field = een modern drie-akterstructuur met een
setup (introduceer personages en
conflict), een confrontatie (obstakels en
groei in het midden) en een resolutie
(climax en oplossing). Het draait om
plotpunten en een duidelijke opbouw van
spanning.
“set-up” PP1 MP
PP2
--------X-------------X-------------X----------
(exposition) ( confrontation )
(resolution)
Filmanalyse = de (systematische) studie van films door
hun structurele, stilistische en
thematische elementen te gaan
onderzoeken. Vandenbunder zegt zo dat
bepaalde momenten zekere creatieve
keuzes blootleggen…
Format = het formaat van de film, zoals de
beeldverhouding (aspect ratio) en het type
film (vb. digitaal, 35mm). Het valt onder
“cinematografie”.
Harde cut = een abrupte overgang tussen twee
shots zonder dat er een tussenliggende
bewerking bij komt kijken. Het valt binnen
“montage”.
Iconografie = het gebruik van visuele symbolen en
objecten die specifieke betekenissen en
, associaties oproepen. Vb. het mes in
Psycho…
Iris = een overgang waarbij het beeld begint
als een klein cirkelvormig gebied dat zich
vervolgens opent naar een volledig beeld.
Valt onder “montage”.
Michel Khleifi = een Palestijnse filmmaker die naar
België is gekomen en hier aan de
filmschool studeerde. Zijn bekendste film
is Noce en Galilée en gebruikt een
huwelijksverhaal als allegorie voor het
Israëlisch-Palenstijnse conflict. Hierin
onderzoekt hij bepaalde tradities en
ideologieën. Over het algemeen
combineren zijn films poëzie en
maatschappelijke reflectie met een focus
op de Palestijnse identiteit en hoop op
vreedzaam samenleven.
Long shot = een opname van een scène waarin de
omgeving en karakters volledig in beeld
zijn, vaak om de ruimte te tonen. Valt
onder de parameter “beeldgrootte”
binnen “cinematografie”.
MacGuffin = een object of doel in een verhaal dat de
plot aandrijft, maar waarvan de werkelijke
aard niet belangrijk is voor de inhoud van
het verhaal. Vb. het geld in Psycho.
Macro/meso/micro-structuur van montage = de analyse van montage op
verschillende niveaus: macro (het
volledige filmverhaal); meso (scènes en
sequenties) en micro (individuele shots).
Medium close-up = een opname van het bovenste deel van
het lichaam van een personage. Het wordt
vaak gebruikt om emotie te tonen.
Medium shot = een opname van een personage van de
taille omhoog. Het wordt vaak gebruikt bij
dialoogscènes.
Mise-en-cadre = de manier waarop een scène wordt
gecomposeerd binnen het kader; inclusief
alle visuele elementen en hoe deze zich
verhouden tegenover elkaar. Het bevat
parameters met daarin variabelen:
Formaat
Emulsie
Belichting
Objectief
Snelheid
Cadrage
Beeldgrootte
Opnamehoek
Positie camera
Duur opname
Mise-en-scène of ante-filmische AF = alles wat wordt gecreëerd en gepland
voor de opname. Het bestaat uit het a-
filmische (toevallige of natuurlijke
aspecten van de werkelijkheid die niet zijn
gecontroleerd maar wel in beeld komen)
en het pro-filmische (alles wat specifiek
is ontworpen of geënsceneerd is voor het