DEEL 1: GROEPEN & TEAMS
HOOFDSTUK 1: GROEPEN & TEAMS
1.1 WAT IS EEN GROEP?
Johnson & Johnson: 6 kenmerken
1) Een doel = een groep is een verzameling mensen die gezamenlijk een
bepaald doel willen bereiken
2) Een onderlinge afhankelijkheid = een groep is een verzameling individuen
die op een bepaalde manier van elkaar afhankelijk zijn
3) Interactie = een groep is een verzameling individuen die directe contacten
met elkaar onderhouden
4) Een sociale eenheid = een groep is een sociale eenheid die uit twee of
meer personen bestaat die zichzelf als lid van een groep beschouwen
5) Wederzijdse beïnvloeding = een groep is een verzameling individuen die
elkaar beïnvloeden
6) Normen & rollen = een groep is een verzameling individuen van wie de
interacties door een aantal normen & rollen gestructureerd worden
CONCLUSIE
Er zijn verschillende definities & overlapping in definitie
Niet elke verzameling van mensen vormt een groep
- Twee of meer individuen die direct contact hebben met elkaar
- Die zich in het nastreven van gemeenschappelijke doelen bewust zijn
van hun wederzijdse afhankelijkheid
- Die zich bewust zijn van hun lidmaatschap van de groep en zich
bewust zijn van de anderen die deel uitmaken van de groep
1.2 WAT IS EEN TEAM?
Verschil tussen groep & team?
Een team heeft geleerd zich te ‘verbinden’: samen te werken aan een
bepaald doel
Een groep wordt een team als:
1) Teambelang > eigenbelang
2) Cohesie
3) Iedereen draagt bij aan een gezamenlijk doel
4) Goede samenwerking
5) Verantwoordelijkheid
6) Waardering
7) Goede communicatie
8) Successen zijn een gezamenlijk resultaat
J. Stevens
“Een team bestaat uit twee of meer leden die in onderling afhankelijkheid en
door onderling overleg de uit te voeren taken verdelen en coördineren, met het
oog op of in functie van een extern doel, binnen een breder organisatorisch
verband.”
2 of meer leden met onderlinge afhankelijkheid
- Vanaf 2 of meer leden spreken van een team
Een taak vervullen
- Teamleden zijn taakfhankelijk van elkaar
Een gezamenlijk doel
, - In een team werk je samen naar een gezamenlijk doel of een
eindresultaat
Het organisatorische verband
- Een team maakt meestal deel uit van een breder verband, team &
organisatie beïnvloeden elkaar wederzijds
Een team heeft gedeelde waarden & normen
1.3 WAT IS GROEPSDYNAMICA?
Inzicht in het functioneren van groepen
Binnen groepsdynamica kijkt men volgens Johnson & Johnson naar:
1) Het gedrag van groepsleden binnen groepen
2) De ontwikkeling van groepen
3) De interacties tussen groepsleden, andere groepen & organisaties
4) De structuur van groepen
Als je een groep cliënten begeleidt, zijn er drie actoren waar je rekening mee
moet houden:
De (begeleidings)groep
Het team
Jezelf
Volgens Remmerswaal moet je bij het begeleiden van een groep altijd voor ogen
houden dat elke groep tegelijkertijd functioneert op twee niveaus:
1) Het taakniveau
- Inhoud, dus activiteiten, spelvormen & opdrachten binnen een groep
- Ook de wijze waarop je je werking structureert, heeft een invloed op je
groep cliënten
- In de eerste plaats moet je als begeleider inzicht hebben in hoe deze
structurele kenmerken een groep beïnvloeden, maar anderzijds
beschikt een goede begeleider ook over de vaardigheden om
doelgericht zijn werking te organiseren
2) Het sociaal-emotionele niveau
- Verbondenheid tussen groepsleden
- In groep reageren mensen op elkaar, ontstaan er sympathieën &
antipathieën & kunnen er zich sterke of oppervlakkige banden
ontwikkelen tussen de groepsleden
- Als begeleider van een groep is het van belang dat je zicht hebt op het
relationele aspect van de groep
HOOFDSTUK 2: DE ONTWIKKELINGSFASES VAN TUCKMAN
2.1 BESPREKING VAN HET MODEL
Bruce Tucman
1938-2016
Amerikaanse psycholoog
1965: Tuckman’s stages of group development
Model van Tuckman
4 fasen 5 fasen
Toevoeging: extra fase adjouring
1) Forming
2) Storming
3) Norming
, 4) Performing
5) Adjouring
Tuckman stelt dat:
Groepen in elke fase met andere thema’s bezig zijn & dat dat het gedrag
van de groep beïnvloedt
Bij elk stadium heeft een groep een licht verschillend doel
FASE 1: forming
GEDRAG LEDEN NUTTIGE ACTIES BEGELEIDER
Ze gedragen zich onafhankelijk Vertrouwen geven
Ze zijn afhankelijk van de Informatie geven &
begeleider verwachtingen duidelijk
Onzeker, onwennig, afwachtend schetsen
Kenmerken:
Teamleden kennen elkaar nog niet
Teamleden zijn onwennig, onzeker & angstig
Ze zijn sterk afhankelijk van de teamleider
Ze richten hun communicatie meestal naar de teamleider
De teamleden nemen weinig of geen initiatief
Ze communiceren beleefd
Ze voeren de opdrachten netjes uit
Ze houden hun eigen mening vaak nog voor zich
Ze relativeren latente conflicten
FASE 2: storming
GEDRAG LEDEN NUTTIGE ACTIES BEGELEIDER
Team wordt hechter Begeleidende rol
Conflicten: ik > wij Leden stimuleren om vanuit een
Kritiek, frustratie, boosheid open communicatie de
Teamleider bekritiseren conflicten zelf op te lossen
Geef goede voorbeeld
Kenmerken:
Rollen worden duidelijk bepaald & afgebakend
Er ontstaan onderlinge irritaties & conflicten
, De leden komen op voor hun eigen belangen
Het ‘ik’-gevoel is sterker aanwezig dan het ‘wij’-gevoel
De teamleider wordt bekritiseerd
Grenzen worden uitgetest
Er worden coaliteits gevorm om de eigen belangen te verdedigen
Er groeit verzet tegen het uitvoeren van taken of tegen het leiderschap
Er wordt onderlinge kritiek geuit
Gebeurtenissen worden in kleine groepjes besproken, er komt een einde
aan de stormfase wanneer er een structuur en/of hiërarchie ontstaat
FASE 3: norming
GEDRAG LEDEN NUTTIGE ACTIES BEGELEIDER
Gezamenlijk, constructief & Ondersteunen van het team
taakgericht Bevorderen groepscohesie
Wij > ik
Begrip, afspraken
Kenmerken:
Teamleden zijn zich ervan bewust dat ze elkaar nodig hebben om
resultaten te bereiken
Ze zijn bereid om van elkaar te leren
Het werk wordt vlot afgehandeld
De teamleden stellen meer vragen aan elkaar ipv te oordelen
De aanwezige talenten worden benut
Er worden duidelijke afspraken gemaakt
Procedures om met afwijkend gedrag om te gaan worden opgesteld
Groepsbinding komt op gang
Gevaar van groepsdenken treedt op
Er ontstaat een ‘wij’-gevoel
Teamleden beschouwen zichzelf als een groep
FASE 4: performing
GEDRAG LEDEN NUTTIGE ACTIES BEGELEIDER
Team als eenheid Delegeren
Vertrouwen & betrokkenheid Stimuleren doelen stellen &
Zelfstandigheid & autonomie positieve samenwerking
Kenmerken:
Grote betrokkenheid onderling
Grote inzet voor doelen & taken
Ontstaan van creatieve ideeën
Zelfstandig werken
Proactieve houding
Aanvaarding van normen, doelen & leiding
Aanvaarding van individuele verschillen, zowel de sterktes als zwaktes
Positieve benadering van conflicten
Flexibiliteit bij het insprelen op veranderende vraag aan de groep
FASE 5: adjourning
GEDRAG LEDEN NUTTIGE ACTIES BEGELEIDER
Team houdt op te bestaan Ondersteunen
Op voorhand (on)bewust Belang van symbolisch einde:
afstand nemen terugblikken + aandacht
Uiteenlopende emoties schenken