De spieren van het menselijk lichaam
Bouw en functie v/e spier
In deze cursus focussen we op spieren die zorgen voor beweging en
houding, deze hechten via pezen aan aan botten, gewoonlijk aan
weerszijden van één of meerdere gewrichten. Elke spier begint bij een
origo en eindigt bij een insertie (gebaseerd op bewegingen vanuit de
anatomische positie).
De origo, of oorsprong, is een aanhechtingspunt van een
skeletspier, dat zich doorgaans proximaal bevindt, dichter naar het
centrum van het lichaam toe, dan de spier zelf. De origo beweegt bij
contractie van de spier niet.
De insertie is het aanhechtingspunt van een skeletspier, dat bij
spiercontractie beweegt. De insertie ligt doorgaans distaal, verder
van het lichaamscentrum, dan de spier zelf.Deze
aanhechtingspunten bepalen, samen met het gewricht, hoe
spiercontractie het skelet zal bewegen (zie anatomische
bewegingen):
de origo (aan de schouder) op dezelfde plaats blijft,
de insertie (aan de onderarm) beweegt.
de spierbuik (van de m. biceps brachii: korter (en dikker) wordt.
, deze verkorting van de spier zorgt ervoor dat de pees aan de
onderarm trekt.
het gewricht (de elleboog), laat (enkel) flexie van de onderarm toe.
De m. biceps brachii terug langer wordt door opspannen van
zijn antagonist (de m. triceps brachii)
Daarnaast zijn er ook spieren die weke delen ondersteunen: ze
vormen banden of platen tussen benige elementen bvb. het diafragma
of de bekkenbodem.
diafragma (middenrif):
koepelvormige spier die de
borstholte v/d bekkenholte scheidt
en de borst organen (hart, longen
etc.) ondersteunt
bekkenbodem: blad bestaande uit
verschillende skeletspieren ,die de
bekkenorganen ondersteunen en de
doorgang van de urethra, vagina en
rectum controleren (via
kringspieren/sfincters)
Of spieren die in- of uitgangen openen en sluiten, vormen een cirkel
rond de opening. bvb de m. orbicularis oris rond de mond hieronder
afgebeeld, maar ook de anale en rectale sfincters.
, Ter info: Wij focussen ons in deze cursus op isotonische contracties: dit
zijn spiercontracties, waarbij de trekkracht toeneemt en de lengte van de
skeletspier verandert (korter wordt bij opspannen, langer wordt bij
ontspannen. Isometrische contracties daarentegen wordt de trekkracht
nooit groter dan de weerstand en verandert de spier niet van lengte (bvb
tegen een muur duwen)
Naamgeving van de spieren
de vorm: vb. m. trapezius = monnikskapspier
de functie (uitgevoerde beweging): vb. m. masseter = kauwspier
(masticatie)
de lokalisatie: vb. m. pectoralis maior = grote borstspier
de richting van spiervezels: vb. m. obliquus abdominis externus =
buitenste schuine buikspier
het aantal spierbuiken: vb. m. biceps brachii = 2 hoofdige
bovenarmspier
de plaats van origine & aanhechting: vb. m. sternocleidomastoideus
termen uit anatomische naamgevingen studeren
Indelingen van spieren
De indeling van de spieren gebeurt vrij analoog als de indeling van de
botten (en hangt er uiteraard ook heel nauw mee samen).
De axiale spieren, goed voor 60% van al onze skeletspieren,
hechten aan het axiaal skelet aan en positioneren het hoofd en
wervelkolom, en bewegen de ribbenkas (o.a. in functie van de
ademhaling).
Appendiculaire spieren stabiliseren of bewegen onderdelen van
de het appendiculair skelet: schoudergordel, bekkengordel en de
ledematen.
Doelstellingen
Bouw en functie v/e spier
In deze cursus focussen we op spieren die zorgen voor beweging en
houding, deze hechten via pezen aan aan botten, gewoonlijk aan
weerszijden van één of meerdere gewrichten. Elke spier begint bij een
origo en eindigt bij een insertie (gebaseerd op bewegingen vanuit de
anatomische positie).
De origo, of oorsprong, is een aanhechtingspunt van een
skeletspier, dat zich doorgaans proximaal bevindt, dichter naar het
centrum van het lichaam toe, dan de spier zelf. De origo beweegt bij
contractie van de spier niet.
De insertie is het aanhechtingspunt van een skeletspier, dat bij
spiercontractie beweegt. De insertie ligt doorgaans distaal, verder
van het lichaamscentrum, dan de spier zelf.Deze
aanhechtingspunten bepalen, samen met het gewricht, hoe
spiercontractie het skelet zal bewegen (zie anatomische
bewegingen):
de origo (aan de schouder) op dezelfde plaats blijft,
de insertie (aan de onderarm) beweegt.
de spierbuik (van de m. biceps brachii: korter (en dikker) wordt.
, deze verkorting van de spier zorgt ervoor dat de pees aan de
onderarm trekt.
het gewricht (de elleboog), laat (enkel) flexie van de onderarm toe.
De m. biceps brachii terug langer wordt door opspannen van
zijn antagonist (de m. triceps brachii)
Daarnaast zijn er ook spieren die weke delen ondersteunen: ze
vormen banden of platen tussen benige elementen bvb. het diafragma
of de bekkenbodem.
diafragma (middenrif):
koepelvormige spier die de
borstholte v/d bekkenholte scheidt
en de borst organen (hart, longen
etc.) ondersteunt
bekkenbodem: blad bestaande uit
verschillende skeletspieren ,die de
bekkenorganen ondersteunen en de
doorgang van de urethra, vagina en
rectum controleren (via
kringspieren/sfincters)
Of spieren die in- of uitgangen openen en sluiten, vormen een cirkel
rond de opening. bvb de m. orbicularis oris rond de mond hieronder
afgebeeld, maar ook de anale en rectale sfincters.
, Ter info: Wij focussen ons in deze cursus op isotonische contracties: dit
zijn spiercontracties, waarbij de trekkracht toeneemt en de lengte van de
skeletspier verandert (korter wordt bij opspannen, langer wordt bij
ontspannen. Isometrische contracties daarentegen wordt de trekkracht
nooit groter dan de weerstand en verandert de spier niet van lengte (bvb
tegen een muur duwen)
Naamgeving van de spieren
de vorm: vb. m. trapezius = monnikskapspier
de functie (uitgevoerde beweging): vb. m. masseter = kauwspier
(masticatie)
de lokalisatie: vb. m. pectoralis maior = grote borstspier
de richting van spiervezels: vb. m. obliquus abdominis externus =
buitenste schuine buikspier
het aantal spierbuiken: vb. m. biceps brachii = 2 hoofdige
bovenarmspier
de plaats van origine & aanhechting: vb. m. sternocleidomastoideus
termen uit anatomische naamgevingen studeren
Indelingen van spieren
De indeling van de spieren gebeurt vrij analoog als de indeling van de
botten (en hangt er uiteraard ook heel nauw mee samen).
De axiale spieren, goed voor 60% van al onze skeletspieren,
hechten aan het axiaal skelet aan en positioneren het hoofd en
wervelkolom, en bewegen de ribbenkas (o.a. in functie van de
ademhaling).
Appendiculaire spieren stabiliseren of bewegen onderdelen van
de het appendiculair skelet: schoudergordel, bekkengordel en de
ledematen.
Doelstellingen