Samenvatting Gebouwsuitrusting les 4 - ventilatie 3

Gebouwsuitrusting les 4 – ventilatie 3 (Peter van Orshoven)

(waar we vorige les ongeveer gestopt zijn)

FORMULES

 Niet-residentieel: aantal personen = oppervlakte ruimte / oppervlakte per persoon (tabel)
 Niet-residentieel: debiet pulsie = IDA eis debiet in tabel x aantal personen
 Residentieel: minimum debiet per type ruimte
 Minimum debiet = 3,60 m³/h x oppervlakte
 Rond kanaal oppervlakte: V = r x A (debiet = straal x oppervlakte)
 Oppervlakte cirkel = πr²  r = √(A/ π)
 Debiet = snelheid x oppervlakte (m³/h (/ 3600)) = (m/s) x (m²)

VUISTREGEL

 Vierkant kanaal oppervlakte: 1 m³/h = 1 cm²
 Snelheid voor 1 cm² = 1 m³/h : 2,78 m/s
 Als je denkt dat je kanalen te groot zijn bij de vuistregel kan je gebruik maken van de
Ecodesign 2020 tabel en de akoestische tabel eisen per ruimte

Beschikbare diameters (in mm) bij ronde kanalen:




Beschikbare hoogte en breedte bij vierkante/ rechthoekige kanalen:



Balansventilatie: niet- residentieel: opbouw van het systeem

Stap 4: alle beschikbare kanalen en bochten

 Bij ronde kanalen zijn er altijd quasi aftakkingen onder 90°

1

,  Er bestaan ook bochten aan 30- 45 -60 °. Bij luchtkanalen kan je niet eender welke bocht
maken.
 Rechthoekige: om de 5 cm verlopen die maten.
 Kanaal max. 2,5 cm afstand van het verlaagd plafond.
 Bij rechthoekig kanaal zijn er flenzen om de kanalen aan elkaar vast te maken. Zo een kanaal
is altijd 2,5 cm dikker dan het kanaal dat je berekend hebt. De maat die je berekend hebt is
de binnenmaat, maar je moet plaats voorzien voor de buitenmaat!!! Je moet best marge
voorzien tussen de kanalen en het betonnen plafond.
 Belangrijk bij bochten van de rechthoekige kanalen: we hebben 1 kanaalstuk en een ander
kanaalstuk. Een bocht is altijd van dezelfde maat naar dezelfde maat. We hebben dus altijd
een binnenbocht en een buitenbocht. De straal van de binnenbocht is altijd 15 cm. De




buitenbocht past zich dan altijd aan. Dat is de breedte van het kanaal + 15 cm.
 Voor ronde kanalen is het anders: daar gaat altijd de straal van de aslijn gelijk zijn aan de
breedte van het kanaal ( de diameter). Dat betekent dat de binnenbocht altijd gelijk is aan de
diameter gedeeld door 2 (D/2). De buitenbocht is gelijk aan 3/2 van de diameter.
 als we de kanalen tekenen gaan we bij rechthoekige kanalen ze tekenen zoals bovenstaande
afbeelding. Bij ronde kanalen gaan we altijd de aslijn tekenen in stippellijn!! Zo weet je dat
het een rond kanaal is of een rechthoekig kanaal.
 Textiel kanalen krijgen hun vorm door de lucht dat erin geblazen wordt. De lucht kan eruit
komen door perforaties in de stof, het kan over de ganse omtrek van uw kanaal zijn, op de
zijkant etc. Heel belangrijk: aangezien het kanalen zijn die worden opgeblazen door lucht, zijn
deze kanalen enkel mogelijk bij pulsie en niet met extractie. Deze kanalen kunnen niet
gebruikt worden om lucht te zuigen. Dan hebben die geen vorm meer. Let op: dat heeft wel
een diameter, groter dan uw normaal kanaal. We gaan met een lage snelheid werken van
gemiddeld 2 m/s. Dus de doorsnede is groter. Dat betekent ook dat je uw kanaal voldoende
ruimte moet geven. Gans uw kanaal is uw rooster. Dat is een esthetische keuze misschien.

Stap 5: eindtoestellen slide 108

 Wanneer je een ruimte hebt, dan gaan we onze pulsieroosters netjes verdelen over de
ruimte. We gaan zorgen dat er in velden van 4x4 m ongeveer overal pulsie wordt


2

, aangevraagd. Zodanig dat we zeker zijn dat waar iemand staat in de ruimte, die persoon
verse lucht krijgt van ergens. Dan kan je het perfect maken, dat op 1 plaats de afvoer
gestoken wordt. De lucht gaat altijd aan iedereen verse lucht geven, dus die extractie hoef je
niet te verdelen over de ruimte. Dat extractierooster hoeft niet per se een rooster te zijn. Bij
een rooster is het de bedoeling om de lucht te richten. Dan bepaal je het stroompatroon. De
vervuilde lucht kun je niet bepalen hoe die naar het rooster toekomt. Dat wordt beïnvloed
door de mensen die daarin rondlopen. Het bepalen van het verloop van de lucht met een
rooster is nodig bij pulsie, maar niet bij extractie.
 Bij extractie heb je heel veel creatieve mogelijkheden.
 Wat vaak wordt gedaan: ruimte boven een kast gebruiken als extractie. Daarvoor gaat men
een plaat hangen met een kleine spleet onderaan zodat de lucht afgezogen kan worden.




 Luchtverdeelsystemen:
-Laminaire flow, waarbij we de lucht heel sterk gaan richten: enkel voor heel specifieke
toepassingen zoals ziekenhuis, productie van computerchips, industrie etc. Dat soort
systemen moeten wij in de eerste jaren van onze carrière niet toepassen.
-De twee andere systemen zijn hoog-turbulent en laag-turbulent. Hoog-turbulent, voor het
mengen van de ventilatie. Laag-turbulent: verplaatsen van de ventilatie.
-Bij de linkse gaan we proberen om onze verse lucht zoveel mogelijk te gaan vermengen met
onze lucht in de ruimte. We gaan meestal onze lucht deels gebruiken om te gaan koelen. De
verse lucht gaat meestal op een andere temperatuur zijn dan de ruimtelucht. Dat betekent
dat uw ruimtelucht op 20° en de verse lucht op 17°, dat gaan we voelen. Dat gaat
tochtgevoel geven. Dat gaat niet fijn zijn en mensen gaan beginnen klagen. Door dan onze
lucht zoveel mogelijk te mengen, dan is het al lucht meer lucht van een halve graad, het
effect gaat al meer dan gehalveerd zijn. Dan proberen we onze lucht zo hoog mogelijk in te

3